ECLI:NL:RBNHO:2025:2378

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
11323545 \ CV FORM 24-6704
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketprijzen na annulering van een vlucht

In deze zaak hebben de passagiers compensatie, terugbetaling van ticketprijzen en vergoeding van de meerkosten van een zelf geboekte alternatieve vlucht verzocht vanwege een geannuleerde vlucht van Boedapest naar Amsterdam. De vervoerder, Easyjet Europe Airline GmbH, stelde dat de ticketprijzen al waren terugbetaald, maar de passagiers betwistten dit niet. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken, omdat er geen alternatieve vlucht was aangeboden. Hierdoor werd het verzoek tot compensatie toegewezen, evenals de vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht. De kantonrechter benadrukte dat de vervoerder zijn verplichtingen op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 niet was nagekomen, wat leidde tot de toewijzing van de vorderingen van de passagiers. De uitspraak werd gedaan op 5 maart 2025, waarbij de kantonrechter de vervoerder veroordeelde tot betaling van € 596,56 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11323545 \ CV FORM 24-6704
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats]

verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben om compensatie, terugbetaling van ticketprijzen en vergoeding van de meerkosten van zelf geboekte alternatieve vlucht verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat hij de passagiers de ticketprijzen al heeft terugbetaald. Omdat de passagiers dit niet hebben betwist, wordt het verzoek tot terugbetaling afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging vanwege de annulering te beperken omdat hij geen alternatieve vlucht heeft aangeboden. Daarom wordt verzoek tot compensatie wordt toegewezen. Ook het verzoek tot betaling van de meerkosten van de alternatieve vlucht wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het antwoordformulier (formulier C).

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 25 september 2022 vervoeren van Boedapest, Hongarije, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EJU7916 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd. De passagiers hebben op eigen initiatief een alternatieve vlucht naar de eindbestemming geboekt.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie, terugbetaling van de ticketprijzen en vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht verzocht.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 755,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 113,33 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per persoon. [1] Daarnaast stellen ze dat de vervoerder hen de ticketprijzen van de vlucht moet terugbetalen (€ 158,98). [2] Ten slotte verzoeken zij betaling van de meerprijs van de door hen geboekte alternatieve vlucht
(€ 96,56).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft met een verwijzing naar een schermafdruk uit een intern systeem voldoende onderbouwd dat hij de passagiers de ticketprijzen al terugbetaald heeft. Daarom zal het verzoek tot terugbetaling van de ticketprijzen worden afgewezen.
4.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.4.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [4]
4.5.
De vervoerder stelt in dit verband dat hij de passagiers de keuze heeft geboden tussen terugbetaling of omboeking naar een andere vlucht. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat hen geen vervangende vlucht is aangeboden en dat zij daarom genoodzaakt waren om op eigen initiatief een vervangende vlucht naar de eindbestemming te boeken.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder, gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers, onvoldoende heeft aangetoond dat hij een alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. Daarom heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij alle middelen heeft aangewend om alternatief vervoer beschikbaar te stellen. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen.
4.7.
Dit betekent dat, ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagiers moet compenseren. Daarom zal de door de passagiers verzochte compensatie worden toegewezen.
4.8.
Ten slotte verzoeken de passagiers om vergoeding van de meerkosten van de door henzelf geboekte alternatieve vlucht. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de Verordening geen juridische grondslag biedt voor dit verzoek.
4.9.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het Hof heeft geoordeeld dat een passagier van een geannuleerde vlucht zich, om compensatie te verkrijgen, kan beroepen op de niet-nakoming door de luchtvaartmaatschappij van onder meer haar verplichting om bijstand te bieden. [5] Hieronder valt ook haar plicht om informatie te verstrekken. Deze compensatie is wel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij goed te maken. [6]
4.10.
Daarom kan het verweer van de vervoerder dat de Verordening geen grondslag biedt voor de vergoeding van de meerkosten van een door de passagiers zelf geboekte alternatieve vlucht, niet slagen. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder zijn verplichting om bijstand te bieden niet is nagekomen door hen geen alternatieve vlucht aan te bieden. De omstandigheid dat de vervoerder hen de oorspronkelijke ticketprijzen heeft terugbetaald maakt dit niet anders omdat de vervoerder hen geen keuze heeft geboden tussen terugbetaling of een alternatieve vlucht en hen daarbij niet alle informatie heeft verstrekt over de uit artikel 8 lid 1 van de Verordening voortvloeiende rechten.
4.11.
Tot slot is het van belang dat de kosten die gemaakt zijn noodzakelijk, redelijk en passend zijn in verhouding tot het verzuim van de luchtvaartmaatschappij. Gelet op de omstandigheden van dit geval, is de kantonrechter van oordeel dat de reiskosten van de passagiers noodzakelijk, redelijk en passend zijn. De vervoerder heeft geen alternatieve vlucht aangeboden, waardoor de passagiers genoodzaakt waren om zelf een vlucht te boeken. Nu de vervoerder verder niets heeft aangevoerd tegen dit verzoek van de passagiers, zullen de meerkosten van de alternatieve vlucht worden toegewezen.
4.12.
Voor wat betreft de over de hoofdsom verzochte wettelijke rente, moet onderscheid worden gemaakt tussen het verzoek tot compensatie en het verzoek tot vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht.
4.13.
Voor het verzoek tot compensatie geldt dat de daarover gevorderde rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [7] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente over de compensatie wordt daarom toegewezen vanaf 25 september 2022.
4.14.
Voor het verzoek tot vergoeding van de meerkosten van de alternatieve vlucht geldt dat een schriftelijke ingebrekestelling is vereist waarin de vervoerder een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. De vervoerder is na afloop van die termijn in verzuim. [8] De passagiers hebben niet gesteld op welk moment de vervoerder met de betaling van dit gedeelte van de hoofdsom in verzuim was. Daarom wordt de wettelijke rente over dit gedeelte van de hoofdsom toegewezen vanaf de datum van het indienen van het vorderingsformulier.
4.15.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. De passagiers hebben immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de passagiers vergoeding verzoeken, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze overwegend ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de vervoerder, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
4.17.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [9]

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 596,56 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 25 september 2022 en over
€ 96,56 vanaf 25 september 2024, tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan griffierecht en € 135,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 8 van de Verordening.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
5.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
6.HvJEU 8 juni 2023, C-49/22, ECLI:EU:C:2023:454.
7.Artikel 6:83 sub b BW.
8.Artikel 6:82 lid 1 BW.
9.Als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015.