ECLI:NL:RBNHO:2025:2371

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
10561499 \ CV EXPL 23-3685
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van vertraagde vlucht AT1681 van Amsterdam naar Nador

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht (AT1681) van Amsterdam-Schiphol naar Nador, Marokko, op 31 juli 2022. De vervoerder betwist dat de passagiers sub 1 en sub 2 een bevestigde boeking hadden voor de vlucht, maar dit verweer slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers voldoende bewijs hebben geleverd van hun boekingen en dat de aanmaningen per e-mail de vervoerder hebben bereikt, waardoor er geen sprake is van rauwelijks dagvaarden. De vordering van de passagiers wordt toegewezen, inclusief een bedrag van € 2.000,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de passagiers onvoldoende hebben onderbouwd dat de gemaakte kosten meer omvatten dan gebruikelijke werkzaamheden. De kantonrechter wijst het verzoek om een certificaat van het vonnis af, omdat dit niet van toepassing is in deze situatie. Het vonnis is uitgesproken op 26 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10561499 \ CV EXPL 23-3685
Uitspraakdatum: 26 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats 1]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 2]

4. [eiser 4]

5. [eiser 5]beiden wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder betwist dat passagiers sub 1 en sub 2 een bevestigde boeking hadden voor de vlucht. Dit verweer van de vervoerder slaagt niet. Ook is er geen sprake van rauwelijks dagvaarden omdat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen van de passagiers hem per e-mail hebben bereikt. De vordering van de passagiers wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vervoerder heeft op 31 juli 2022 vlucht AT1681 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador, Marokko (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd.
2.2.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.3.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat zij door de vertraging van de vlucht met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen en dat de vervoerder hen daarom moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier. [1]
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat van dit vonnis af te geven. [2]
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagiers Yource B.V. hebben gemachtigd om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert daartoe aan dat de handtekeningen op de overgelegde volmachten afwijken van de handtekeningen in de paspoorten van de passagiers.
4.3.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de handtekeningen van de passagiers op de volmachten voldoende overeenkomen met de handtekeningen in hun paspoorten. Bovendien hebben de passagiers met het overleggen van de boekingsdocumenten en kopieën van hun paspoorten voldoende onderbouwd dat zij Yource B.V. hebben gemachtigd om namens hen te procederen.
4.4.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de door passagier sub 3, sub 4 en sub 5 gevorderde compensatie, zodat dit gedeelte van de hoofdsom zal worden toegewezen.
4.5.
Daarnaast betwist de vervoerder dat passagier sub 1 en sub 2 een bevestigde boeking hadden voor de vlucht. De kantonrechter begrijpt dat hij aanvoert dat overgelegde tickets van passagiers sub 1 en sub 2 weliswaar hetzelfde vluchtnummer en dezelfde datum vermelden als de instapkaarten van de andere passagiers, maar dat deze een andere vertrektijd vermelden. Ook hebben passagiers sub 1 en sub 2 geen instapkaart overgelegd, aldus de vervoerder.
4.6.
De passagiers hebben hier tegenin gebracht dat er op de dag van de vlucht slechts één vlucht met vluchtnummer AT1681 uitgevoerd werd. Dit was de vlucht in kwestie. Dat de tickets van passagier sub 1 en sub 2 een andere vertrektijd vermelden, maakt dit niet anders, aldus de passagiers.
4.7.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat de passagiers over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie beschikten. [3] Dit houdt in dat een passagier een ticket of een ander bewijs moet hebben dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator. [4] De passagiers hebben bij dagvaarding digitale tickets van passagier sub 1 en sub 2 overgelegd voor vlucht AT1681 op 31 juli 2022. De vervoerder heeft niet weersproken dat er slechts één vlucht met dat vluchtnummer op die dag ging en dat dat de vlucht in kwestie was. Ook heeft hij de echtheid van de vliegtickets niet betwist. Daarmee hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat ook passagier sub 1 en sub 2 een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie hadden.
4.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer tegen de hoofdsom heeft gevoerd, zal deze worden toegewezen. Dat geldt ook voor de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente.
4.9.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard en dat deze procedure onnodig aanhangig is gemaakt. De passagiers hadden een procedure kunnen voorkomen door op de juiste wijze een volledig dossier aan te leveren (via het webformulier op zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft op 2 september, 27 oktober en 1 november 2022 aanmaningen namens de passagiers verstuurd naar een e-mailadres van de vervoerder. De passagiers hebben hun vordering volgens de vervoerder echter niet via zijn website ingediend en niet voorzien van bewijsstukken, zodat hij de vordering niet buitengerechtelijk kon afwikkelen.
4.10.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen per e-mail hem hebben bereikt. De omstandigheid dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. Ook heeft de vervoerder zijn stelling dat de aanmaningen niet voorzien waren van de relevante stukken onvoldoende onderbouwd omdat hij niet heeft gesteld dat hij om deze stukken heeft gevraagd. Van rauwelijks dagvaarden is daarom geen sprake.
4.11.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.12.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.13.
De verzochte afgifte van het certificaat wordt bij gebrek aan belang afgewezen. [5] Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in andere lidstaten en de vervoerder is blijkens de dagvaarding in Nederland gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.Artikel 3 lid 2 van de Verordening.
4.Artikel 2 aanhef en sub g van de Verordening.
5.In de zin van artikel 53 van de Brussel I bis-Verordening.