ECLI:NL:RBNHO:2025:2317

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
11352688 \ EJ VERZ 24-334
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap na beneficiaire aanvaarding

In deze zaak heeft verzoekster, verbonden aan Notariskantoor, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland inzake de nalatenschap van [naam 1], die beneficiair is aanvaard door de enige erfgenaam. Het verzoekschrift is op 15 oktober 2024 ontvangen. Gezien de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting. De nalatenschap van [naam 1] is eerder door de kantonrechter op 27 juni 2023 afgewezen voor een verzoek tot opheffing van de vereffening. Verzoekster heeft nu een nieuw verzoek ingediend tot opheffing van de vereffening, omdat de goederen van de nalatenschap inmiddels zijn verkocht en er geen middelen meer zijn om de schulden te voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schulden de baten overtreffen en dat er geen goederen meer zijn die te gelde gemaakt kunnen worden. Gelet op de gewijzigde omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de opheffing van de vereffening te bevelen. Tevens zijn de reeds gemaakte vereffeningskosten vastgesteld op € 1.774,65, waarbij het griffierecht voor beneficiaire aanvaarding niet is inbegrepen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 11352688 \ EJ VERZ 24-334
Uitspraakdatum: 6 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster], verbonden aan Notariskantoor [naam 2] te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: verzoekster
inzake
de nalatenschap van [naam 1],
geboren op [geboortedatum] te [plaats 1] en overleden op [datum] te [plaats 2] ,
laatstelijk gewoond hebbende te
[plaats 2].

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 15 oktober 2024.
1.2.
Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2.De feiten

2.1.
De nalatenschap van [naam 1] is door de enige erfgenaam beneficiair aanvaard.
2.2.
In een beschikking van de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 27 juni 2023 is een eerder verzoek van verzoekster tot opheffing van de vereffening afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge de beneficiaire aanvaarding door de erfgenaam dient de nalatenschap van [naam 1] op grond van het bepaalde in artikel 4:202 lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) overeenkomstig de in Boek 4, titel 6, afdeling 3 (artikelen 4:202 tot en met 4:226 BW) gegeven voorschriften te worden vereffend.
3.2.
Verzoekster heeft namens de erfgenaam een verzoek ingediend tot opheffing van de vereffening met als reden dat de goederen van de nalatenschap inmiddels te gelde zijn gemaakt, dat er naast de voldoening van de preferente schuldeiser geen middelen meer zijn om de concurrente crediteuren te voldoen en dat er geen middelen zijn om de kosten van de verdere vereffening te dragen. Ter onderbouwing heeft verzoekster gesteld dat de onroerende zaak is verkocht voor een bedrag van € 60.000,- en dat de gehele opbrengst ten goede is gekomen aan de separatist. De separatist is thans nog de grootste schuldeiser, maar zij kan niet geheel voldaan worden. Ook de andere schuldeisers kunnen niet voldaan worden. Er zijn verder geen goederen meer die te gelde gemaakt kunnen worden. Er is dus een andere situatie dan ten tijde van het indienen van het eerder gedane verzoek tot opheffing van de vereffening.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat uit het voorgaande voldoende blijkt dat de schulden ruimschoots de baten overtreffen en dat voorts ook de uitvaartkosten en de vereffeningkosten de baten overtreffen. Ook is de onroerende zaak inmiddels verkocht en er zijn geen goederen meer die te gelde gemaakt kunnen worden om de schulden te voldoen. Gelet op die – gewijzigde -omstandigheden, ziet de kantonrechter aanleiding om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.4.
De benoeming van de vereffenaar is ingevolge de verplichting uit hoofde van artikel 4:206 lid 6 BW gepubliceerd in de Staatscourant. De opheffing van de vereffening dient de vereffenaar op dezelfde wijze bekend te maken.
3.5.
De kantonrechter zal de griffier opdragen voor inschrijving van deze beslissing in het boedelregister zorg te dragen.
3.6.
Verzoekster heeft verzocht om de vereffeningskosten vast te stellen op € 1.908,65. In dit bedrag is een post opgenomen van € 134,- voor het griffierecht vanwege de beneficiaire aanvaarding. De kantonrechter stelt op grond van artikel 4:209 lid 2 BW de reeds gemaakte vereffeningskosten vast op € 1.774,65 aangezien de kosten voor het griffierecht voor beneficiaire aanvaarding hieronder niet worden begrepen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
beveelt de opheffing van de vereffening en stelt het bedrag der reeds gemaakte vereffeningskosten vast op € 1.774,65;
4.2.
bepaalt dat de opheffing digitaal dient te worden gepubliceerd in de Staatscourant door de vereffenaar;
4.3.
draagt de griffier op onverwijld een afschrift van deze beschikking aan te bieden bij het boedelregister van de rechtbank Noord-Holland.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter