ECLI:NL:RBNHO:2025:2312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
11257663 CV EXPL 24-2728
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in een geschil tussen aannemer en onderaannemer

In deze zaak vordert S.B.R. Vloeren, als onderaannemer, betaling van onbetaalde facturen van de aannemer, H.O.D.N. [naam 1]. De vordering betreft een bedrag van € 4.501,05, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden die zijn uitgevoerd in opdracht van de aannemer. De aannemer heeft verweer gevoerd en stelt dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd, waardoor hij niet tot betaling kan worden verplicht. Daarnaast vordert de aannemer betaling van zijn eigen factuur van € 6.409,62 voor extra werkzaamheden die hij heeft moeten verrichten als gevolg van de ondeugdelijke uitvoering door S.B.R. Vloeren. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ingediende facturen en de communicatie tussen partijen. De rechter oordeelt dat de aannemer de facturen van S.B.R. Vloeren moet betalen, maar dat de factuur voor extra werkzaamheden van de aannemer niet hoeft te worden voldaan. De rechter heeft ook de proceskosten in overweging genomen en beslist dat S.B.R. Vloeren in de proceskosten wordt veroordeeld, ondanks dat zij grotendeels in het gelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11257663 \ CV EXPL 24-2728
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
S.B.R. VLOEREN EN INTERIEUR B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: S.B.R. Vloeren,
gemachtigde: mr. P.W.J.C. van Peer,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [naam 1],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
S.B.R. Vloeren heeft als onderaannemer werkzaamheden verricht voor [gedaagde] als aannemer. Het gaat om het leveren en aanbrengen van een vloerafwerking in een woning te [plaats] . Het project is aangenomen volgens de opdracht van 29 november 2023 voor een bedrag van € 10.076,01, waarbij de btw is verlegd.
2.2.
S.B.R. heeft werk uitgevoerd in december 2023 en januari 2024.
2.3.
[gedaagde] heeft de aan hem gezonden facturen VF240012 gedateerd 18 januari 2024, € 3.172,95, VF240022 gedateerd 18 januari 2024, € 343,98 en VF240054 gedateerd 25 januari 2024 € 984,12, ook na aanmaning, niet betaald.
2.4.
[gedaagde] heeft zowel per Whatsapp-bericht als per e-mailbericht van 4 april 2024 geklaagd over de wijze waarop het werk is uitgevoerd.
Volgens dat bericht: 1. Werk is niet af. 2. Ruimte tussen plint en vloer is te groot delen in. Te kort afgesneden. 3. Delen vloer zitten los. 4. WC is met een totaal andere kleur afgekort dan de vloer of de muur. 5. Kitvoeg is te breed, komt door te kort afsnijden. 6. Vloerverwarming is lek gemaakt. 7. Vloerverwarming is beschadigd door vlinder apparaat op kale slangen te gooien. 8. Verkeerd inmeten. 9 niet doorgeven visgraatverband wat je wel is vertel. Klant bevestigt dit.
2.5.
Aan de voet van het e-mailbericht is (onder meer) vermeld:
Worden deze punten niet voor 12-04-24 opgelost (..) dan wordt het werk afgemaakt door een extern bedrijf, de kosten gaan naar sbr,
2.6.
Op verzoek van [gedaagde] heeft in juli 2024 [naam 2] , verbonden aan Interieur Design [bedrijf] , het werk beoordeeld. In een bericht van 23 juli 2024 constateert [deskundige] het volgende:
  • Omdat eerst de plinten zijn geplaatst en daarna de vloer, sluit de vloer niet mooi aan. De ruimte tussen plint en vloer moet nog voorzien worden van een kitrand.
  • Aantal strookjes PVC zijn niet mooi pasgesneden tegen muur, plint of kozijn. Deze strookjes zouden vervangen moeten worden.
  • In de meterkast is het PVC nog niet pasgesneden waardoor de stroken hier hangen in een loze ruimte met als gevolg dat de stroken zich lostrekken van de lijm.
  • Door de ruimte verspreid zie je stroken die niet aansluiten aan elkaar. Een stroken PVC is nooit 100% naadloos te leggen. De Grootste kiertjes die ontstaan tijdens het leggen zijn op te vullen met speciaal voegmiddel voor PVC. Ik zou adviseren dit zeker te doen in het keukengedeelte.
[deskundige] merkt daarbij nog op:
Al met al kan ik melden dat er een mooie visgraat vloer is geplaatst en kost het slechts een paar uur om de puntjes op de “i” te krijgen.
2.7.
[gedaagde] heeft op 15 september 2024 een factuur opgesteld voor werkzaamheden aan de vloer die hij op 11 december 2023, 30 maart 2024, en in de periode van 16 augustus 2024 tot 19 september 2024 in de woning in [plaats] heeft verricht, totaal € 6.409,62 inclusief btw. Die factuur houdt ook een bedrag aan schadevergoeding in van € 1.750,00 ten behoeve van [naam 3] , de eigenaar van de woning te [plaats] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
S.B.R. Vloeren vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.501,05, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
S.B.R. Vloeren legt aan die vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar dat [gedaagde] in verzuim is met betaling van de betreffende facturen. S.B.R. Vloeren stelt dat zij het werk volledig en deugdelijk heeft opgeleverd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat S.B.R. Vloeren het werk niet volledig en deugdelijk heeft uitgevoerd en dat daarom de vordering van S.B.R. Vloeren moet worden afgewezen.
3.4.
[gedaagde] vordert op zijn beurt - samengevat – veroordeling van S.B.R. Vloeren tot betaling van zijn factuur van € 6.409,62 voor extra werkzaamheden die hij heeft moeten verrichten omdat S.B.R. Vloeren het werk niet goed en volledig had gedaan. [gedaagde] wil daarnaast dat S.B.R. Vloeren zich verantwoordelijk verklaard voor 15 jaar garantie op de vloerverwarmingsslangen of dat S.B.R. Vloeren dat afkoopt voor € 5.000,00. Daaraan legt [gedaagde] ten grondslag dat medewerkers van S.B.R. Vloeren slangen beschadigd hebben. Daardoor kan [gedaagde] niet de gebruikelijke garantie aan zijn opdrachtgever geven.
3.5.
S.B.R. Vloeren voert verweer. S.B.R. Vloeren concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
de facturen van S.B.R. Vloeren
4.1.
De kantonrechter moet beslissen over de vraag of [gedaagde] de drie onbetaald gebleven facturen van S.B.R. Vloeren moet betalen.’
4.2.
Een belangrijk verweer van [gedaagde] is dat S.B.R. Vloeren het werk niet volledig en deugdelijk heeft opgeleverd. Voor de beoordeling van dat verweer is van belang dat de betalingsverplichting van [gedaagde] niet (gedeeltelijk) komt te vervallen alleen op grond van een gestelde ondeugdelijk geleverde prestatie. Daarvoor is (gedeeltelijke) opschorting dan wel gedeeltelijk (buitengerechtelijke) ontbinding met vermindering van de aanneemsom nodig of een geslaagd beroep op verrekening van schade. Als gevolg van een geldige opschorting worden de betalingsverplichtingen uitgesteld, een ontbinding maakt dat [gedaagde] wordt bevrijd van zijn verplichtingen en door verrekening zou de vordering van [gedaagde] tot het beloop van de schade teniet gaan.
4.3.
[gedaagde] heeft geen beroep gedaan op opschorting of (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Hij vordert wel schadevergoeding, maar geen verrekening van die schade. Die (tegen-)vordering komt bij de beoordeling van de reconventie aan de orde en speelt bij de beoordeling van de vordering van S.B.R. Vloeren geen rol.
4.4.
De factuur VF240012 gedateerd 18 januari 2024 tot een bedrag van € 3.172,95 is een deelfactuur voor het leveren en aanbrengen van de vloer. [gedaagde] geeft als reden om deze factuur niet te betalen, dat het werk niet deugdelijk is en dat het daarin begrepen kitwerk niet is uitgevoerd. Gegeven het hiervoor gegeven beoordelingskader, moet [gedaagde] deze factuur wel betalen. Dat het kitten van de vloer niet goed of niet volledig is gedaan, ontslaat [gedaagde] niet van zijn betaalverplichting. Dat [gedaagde] zelf kosten heeft gemaakt voor herstel- en kitwerk, wordt bij de beoordeling van zijn (tegen-)vordering besproken.
4.5.
De factuur VF240022 gedateerd 18 januari 2024 tot een bedrag van € 343,98 ziet er op, dat in plaats van het in de opdracht opgenomen leggen van de stroken in wildverband, leggen in visgraat is overeengekomen. Ook die factuur moet [gedaagde] betalen. Dat eerder per abuis in de opdracht het leggen in wildverband zou zijn opgenomen, maakt dat niet anders. [gedaagde] heeft als opdrachtgevende aannemer de verantwoordelijkheid de opdracht te controleren op onjuistheden alvorens hierop akkoord te geven. Door dit niet voldoende te doen, mocht hij redelijkerwijs niet verwachten dat het leggen van visgraat voor dezelfde prijs als het leggen van wildverband werd uitgevoerd. Uit de daarna gevoerde e-mailcorrespondentie hierover blijkt daarnaast duidelijk dat [gedaagde] wist dat het leggen in visgraat duurder zou zijn dan het leggen in wildverband. Dat [gedaagde] geen aanvullende offerte of opdracht heeft ontvangen voor deze wijziging doet er niet aan af dat hij per e-mail akkoord heeft gegeven voor de wijziging van de opdracht. Hij heeft ook niet geklaagd over het uitblijven van die aanvullende offerte.
4.6.
De factuur VF240054 gedateerd 25 januari 2024 tot een bedrag van € 984,12 ziet volgens die factuur op “meerdikte”. Volgens S.B.R. Vloeren is meer cement en versneller gebruikt en is een dikkere vloer (9mm) gelegd, dan was voorzien (6mm). [gedaagde] heeft deze factuur gemotiveerd bestreden. Hij stelt dat sprake is van een fout van S.B.R. Vloeren die niet voor zijn rekening komt. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij een schatting van het aantal benodigde vierkante meters heeft doorgegeven aan [naam 4] van S.B.R. Vloeren en dat hij [naam 4] heeft gevraagd zelf in de woning dit exact op te meten. [naam 4] heeft dat gedaan, ook volgens een door [gedaagde] ingezonden schriftelijke verklaring van [naam 3] . Volgens [gedaagde] is bij het inmeten een fout gemaakt en zijn de erkers in de woning buiten beschouwing gelaten. Daarom was meer beton nodig dan was ingeschat. De hoogte van de vloer zoals die is gelegd is 6mm, als een vloer van 9mm zou zijn gelegd, zouden de deuren niet meer open of dicht kunnen. S.B.R. Vloeren heeft, door niet ter zitting te verschijnen, deze toelichting onweersproken gelaten. Haar gemachtigde kon over de feitelijke gang van zaken niet verklaren. Dit betekent dat het onvoldoende weersproken verweer van [gedaagde] tegen deze factuur slaagt en hij die factuur niet hoeft te betalen.
4.7.
De conclusie is dat [gedaagde] de facturen VF240012 en VF240022 van 18 januari 2024 van € 3.172,95 en € 343,98, in totaal € 3.516,93 moet betalen. Deze bedragen zijn exclusief BTW, op de facturen is vermeld “btw verlegd”.
wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Omdat S.B.R. Vloeren geen gevolgen heeft verbonden aan de ingebrekestelling van [gedaagde] van 4 april 2024, zal de kantonrechter de wettelijke rente over dit bedrag niet per 18 mei 2024 (14 dagen na de sommatie van 3 mei 2024) maar per datum van de dagvaarding, 6 augustus 2024 toewijzen, zoals door S.B.R. Vloeren subsidiair is gevorderd.
4.9.
S.B.R. Vloeren vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW komen redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte voor vergoeding in aanmerking. S.B.R. Vloeren heeft gesteld, en uit de stukken blijkt ook, dat zij voor het uitbrengen van de dagvaarding daadwerkelijk (incasso-)werkzaamheden heeft verricht. De gevorderde kosten zullen worden toegewezen volgens het wettelijke tarief Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten dat hoort bij de hoofdsom van € 3.516,93, dat is € 476,69 exclusief btw.
proceskosten
4.10.
De kantonrechter overweegt in verband met de proceskosten dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren en dat de dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor moet vermelden. [1] Als daaraan niet is voldaan, kan de rechter daar gevolgen aan verbinden.
4.11.
S.B.R. Vloeren heeft zich telkens op het standpunt gesteld dat zij niet in verzuim is, omdat [gedaagde] haar geen ingebrekestelling had gezonden met daarin de mogelijkheid tot herstel en een termijnstelling. S.B.R. Vloeren heeft ter onderbouwing van die stelling een app-bericht [gedaagde] ingezonden. [2] Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter met partijen vastgesteld dat het door S.B.R. Vloeren overgelegde stuk niet compleet is en dat het complete stuk ook de hiervoor als overweging 2.5 opgenomen ingebrekestelling en termijnstelling bevat. Dat is door de gemachtigde van S.B.R. Vloeren ter zitting erkend. Waarom een incompleet stuk is ingezonden kon niet worden toegelicht.
4.12.
De kantonrechter zal aan deze schending van de waarheids- en volledigheidsplicht consequenties voor de proceskostenveroordeling verbinden, in die zin dat, ondanks dat zij grotendeels in het gelijk wordt gesteld, de proceskosten voor rekening van S.B.R. Vloeren blijven. [gedaagde] procedeert in persoon en hij heeft geen vordering tot vergoeding van daarvoor in aanmerking komende kosten ingediend. Zijn kosten worden daarom op nihil bepaald.
in reconventie
de factuur van [gedaagde]
4.13.
S.B.R. Vloeren heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verweer dat zij niet deugdelijk ingebreke is gesteld, niet gehandhaafd. S.B.R. Vloeren heeft erkend dat, anders dan zij eerder had aangevoerd, [gedaagde] haar wel een ingebrekestelling heeft gezonden die aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Het bericht van 4 april 2024 houdt niet alleen een opsomming van gebreken in, daarin is ook een termijn voor herstel geboden tot 12 april 2024. Niet is betwist dat bij dat bericht ook foto’s en een toelichting waren gevoegd.
4.14.
S.B.R. Vloeren is voor de gestelde datum niet overgegaan tot herstel, ze heeft ook geen herstel aangeboden en is dus in verzuim. [gedaagde] heeft in het bericht al aangekondigd dat hij herstelwerkzaamheden zou laten uitvoeren op kosten van S.B.R. Vloeren. De kantonrechter beschouwt dat als de omzettingsverklaring [3] waardoor de oorspronkelijke verbintenis tot nakoming wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. [gedaagde] heeft zelf herstelwerkzaamheden verricht en daar een factuur voor opgesteld. S.B.R. Vloeren heeft tegen die factuur verweer gevoerd. De kantonrechter zal daarom de factuur en de daarop vermelde posten beoordelen.
btw
4.15.
De factuur van [gedaagde] bevat posten exclusief btw en inclusief btw waarbij het btw-tarief per kostensoort verschilt. De kantonrechter zal de posten die worden toegewezen, toewijzen exclusief btw. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat partijen beiden ondernemer in de bouw zijn en de btw kunnen verrekenen.
reparatie vloerverwarming
4.16.
De eerste posten op de factuur zien op de reparatie van de vloerverwarming op
11 december 2023 vanwege de schade die medewerkers van S.B.R. vloeren aan die verwarming hebben veroorzaakt door het vallen van een cementpot. S.B.R. Vloeren heeft erkend dat zij aansprakelijk is voor die schade. De hiervoor in rekening gebrachte bedragen heeft S.B.R. Vloeren niet gemotiveerd betwist. Deze posten, werkzaamheden € 275,00, koppelingen € 12,50 en transport € 3,11, worden toegewezen.
4.17.
[gedaagde] heeft ook een post op 30 maart 2024 opgenomen met als omschrijving
“opname klacht werk niet af en niet goed afgewerkt”,weekendtarief € 300,00 en € 40,74 transport. Die post heeft [gedaagde] onvoldoende toegelicht en niet is onderbouwd dat die post uitsluitend verband houdt met de werkzaamheden van S.B.R. Vloeren. Deze post wordt daarom afgewezen.
kitwerkzaamheden
4.18.
Met als datum 19 september 2024 is opgenomen een post,
afkitten vloer langs plinten gehele woning begane grond inclusief transport voor € 715,00. Vast staat dat het kitten van de vloer door S.B.R. Vloeren niet is uitgevoerd, terwijl het wel deel uitmaakte van de opdracht en daarvoor ook betaling wordt verlangd. S.B.R. Vloeren heeft hiervoor immers geen bedrag gecrediteerd. [gedaagde] heeft nog toegelicht dat de oorspronkelijke afspraak was dat de plinten na het leggen van de vloer zouden worden aangebracht. Kort voor de aanvang van het werk heeft S.B.R. Vloeren die afspraak veranderd, de plinten moesten eerst worden aangebracht en ook geschilderd. Omdat dat laatste niet was gedaan, is het kitten niet uitgevoerd. S.B.R. Vloeren weigerde vervolgens om nogmaals te komen en het kitten uit te voeren, hoewel dat bij deze gang van zaken wel op haar weg had gelegen. Die toelichting is door S.B.R. Vloeren niet weersproken. Het verweer van S.B.R. Vloeren dat [gedaagde] te veel uren in rekening brengt, omdat het kitten maar een paar uurtjes werk zou zijn, is niet onderbouwd. De post afkitten van € 750,00 op 19 september 2024 wordt daarom toegewezen. Omdat die post is vermeld inclusief transport, worden de daarbij gefactureerde transportkosten voor 19 september 2024 niet toegewezen.
herstelwerkzaamheden
4.19.
[gedaagde] brengt kosten voor herstelwerkzaamheden in rekening, verricht op
16 augustus 2024, 25 augustus 2024, 30 augustus 2024 en 7 september 2024.
Gefactureerd zijn herstelkosten, transport en materiaal. Hoeveel uren er op deze dagen gewerkt is, is niet vermeld, wel wordt melding gemaakt van een zondag- of weekend-tarief. Voor deze werkzaamheden wordt in totaal € 2.315,00 berekend. Daarbij komen viermaal een post transportkosten en eenmaal een post egaline pvc lijm.
4.20.
S.B.R. Vloeren heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de in rekening gebrachte bedragen, het aantal daarmee door [gedaagde] gefactureerde uren en het gehanteerde weekend- of zondagtarief. Wat het aantal uren betreft stelt S.B.R. Vloeren dat het afwerken van de vloer nog maar een paar uur werk zou zijn. Dat is ook wat de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige [deskundige] heeft vastgesteld. [gedaagde] heeft daartegenover gesteld dat hij geprobeerd heeft om een vloerenlegger het werk af te laten maken, maar dat dat op korte termijn niet lukte. Hij heeft vervolgens, omdat de tijd voor zijn opdrachtgever [naam 3] begon te dringen, het werk zelf gedaan. [gedaagde] heeft uitgelegd dat hij daar meer uren voor nodig heeft dan een ervaren vloerenlegger. Daarbij komt ook dat hij een reistijd van circa drie uren (heen en terug) heeft. Hij heeft het werk naast zijn normale werk in de weekenden gedaan.
4.21.
De kantonrechter stelt voorop dat S.B.R. Vloeren onder deze omstandigheden de in redelijkheid gemaakte herstelkosten dient te dragen. De vraag is of, zoals door S.B.R. Vloeren is bestreden, de door [gedaagde] voor de herstelkosten (zonder het kitten) in rekening heeft gebracht redelijk zijn. Wat betreft het verweer van S.B.R. Vloeren over het gehanteerde tarief, kan worden vastgesteld dat, gezien de op de in de factuur genoemde data, op vrijdag, zaterdag en zondag is gewerkt. De kantonrechter kan [gedaagde] volgen in zijn beslissing om het herstelwerk zelf te doen en begrijpt ook dat [gedaagde] voor dit werk meer tijd nodig heeft dan een ervaren vloerenlegger. Dit is ook door S.B.R. Vloeren niet weersproken. Dat echter voor de herstelwerkzaamheden op vier dagen gewerkt moest worden, kan de kantonrechter niet geheel rijmen met de bevindingen van [deskundige] . [deskundige] gaat immers uit van een paar uurtjes om de puntjes op de i te zetten. In die paar uurtjes zijn ook de kitwerkzaamheden begrepen.
4.22.
Gelet op dit alles zijn het aantal uren en de vergoeding voor herstelkosten door [gedaagde] te hoog gesteld. De kantonrechter zal deze uren in redelijkheid bepalen op circa 8 te werken uren, in verband met de reistijd verdeeld over twee werkdagen. Daarbij komt dus nog de reistijd (viermaal 1½ uur enkele reis). Uitgaande van een gebruikelijk tarief voor een aannemer en er tot op zekere hoogte rekening mee houdende dat [gedaagde] het werk naast zijn andere werk deels in het weekend zal hebben verricht, hanteert de kantonrechter een uurtarief van € 75,00. Daarmee komen de herstelkosten op (14 x 75) €1.050,00 exclusief btw. Daarbij komt nog tweemaal € 41,37 transportkosten en € 35,00 egaline pvc lijm.
schadevergoeding voor [naam 3]
4.23.
[gedaagde] heeft ook een post
schadevergoeding door klant aan mij berekend per ontneming wooncomfort, € 250,00 per maand,totaal € 1.750,00 in zijn factuur opgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat dit bedrag niet door [naam 3] is gevorderd maar dat [naam 3] en [gedaagde] vinden dat [naam 3] , vanwege de vertraging in het werk en het daardoor veroorzaakte ongemak, recht op een dergelijke vergoeding heeft. De vordering ziet dus op een vergoeding van immateriële schade voor [naam 3] . [naam 3] is echter geen partij in deze zaak. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] reeds een bedrag ter zake aan [naam 3] heeft betaald. Los daarvan geldt dat voor een vergoeding van immateriële schade pas plaats is indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daarvoor is wettelijk gezien meer vereist dan het ongenoegen dat in dit geval is gesteld. [4] Niet gebleken is dat psychische schade is ontstaan door het gebrek aan wooncomfort gedurende zeven maanden, zoals - zonder verdere onderbouwing - is gesteld. Gelet op al het vorenstaande wordt dit deel van de vordering afgewezen.
wat S.B.R. vloeren moet betalen
4.24.
De conclusie is dat S.B.R. Vloeren van de factuur van [gedaagde] € 2.208,35 exclusief btw moet betalen. (€ 275,00 + € 12,50 + € 3,11+ € 750,00 + € 1.050,00 +
€ 41,37 + € 41,37 + € 35,00). De kantonrechter zal daaraan niet de door [gedaagde] gevraagde betaaltermijn van vijf dagen na de datum van dit vonnis verbinden, daarvoor is geen wettelijke grondslag.
Garantie op de vloerverwarming
4.25.
[gedaagde] stelt dat door medewerkers of onderaannemers van S.B.R. Vloeren een vlindermachine met aan de onderzijde scherpe onderdelen op de – onbeschermde – slangen van de vloerverwarming is geplaatst. Volgens [gedaagde] is daardoor mogelijk schade ontstaan aan die slangen, zodat, nadat de slangen in beton zijn gegoten en de vloer is gelegd, een risico op het ontstaan van lekkage bestaat, hoger dan het normale lekkage-risico. [gedaagde] stelt dat hij daarom niet de gebruikelijke garantie van 15 jaar op de vloerverwarming kan geven. [gedaagde] vordert daarom dat S.B.R. Vloeren de verantwoordelijkheid voor die garantie op zich neemt, of dit afkoopt voor € 5.000,00.
4.26.
S.B.R. Vloeren erkent dat het vlinderapparaat op de slangen in de vloer is gezet, maar voert aan dat zij geen garantie kan geven op een vloerverwarming die zij niet heeft geleverd. Zij ontkent ook dat sprake is van schade of een grotere kans op schade, zoals door [gedaagde] wordt gesteld.
4.27.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] de gestelde schade en mogelijke gevolgen daarvan, tegenover de ontkenning van S.B.R. Vloeren, onvoldoende onderbouwd. De gestelde mogelijk grotere kans op lekkage, is niet voldoende voor het overnemen van de garantie of een afkoop daarvan. Ook voor een verklaring voor recht dat S.B.R. Vloeren verantwoordelijk is voor een schade die misschien zal optreden is onvoldoende grond. Weliswaar staat, door S.B.R. Vloeren erkend, vast dat het vlinderapparaat op de slangen in de vloer is gezet, maar dat daardoor schade is ontstaan die zal verergeren en waardoor mogelijk lekkage zal ontstaan is onvoldoende onderbouwd en kan ook niet worden vastgesteld. Dit deel van de vordering van [gedaagde] wordt daarom afgewezen.
4.28.
Omdat S.B.R. Vloeren ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden voor [gedaagde] begroot op € 50,00 [5] .

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan S.B.R. Vloeren te betalen een bedrag van € 3.993,22, exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag, met ingang van 8 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt S.B.R. in de proceskosten, voor [gedaagde] begroot op nihil.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
veroordeelt S.B.R. tot betaling aan [gedaagde] van € 2.208,35;
5.6.
veroordeelt S.B.R. in de proceskosten, voor [gedaagde] begroot op € 50,00.
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.
CK

Voetnoten

1.Artikelen 21 en 111 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.productie 5 bij de dagvaarding
3.Artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 6:106 BW
5.Artikel 238 Rv.