ECLI:NL:RBNHO:2025:2222

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
15/176487-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld in Opmeer, verdachte veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Het slachtoffer werd 's nachts, terwijl zij op weg naar huis was, door de verdachte vastgepakt en naar de bosjes getrokken. De verdachte heeft het slachtoffer op de grond geduwd en gedurende meer dan een uur diverse seksuele handelingen bij haar verricht, waaronder anale en vaginale penetratie met zijn vinger. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met verschillende strafverhogende factoren en heeft de verdachte een gevangenisstraf van vier jaren opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd, ondanks dat hij zich het feit niet kon herinneren. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte gedurende vijf jaren geen contact mag opnemen met het slachtoffer en zich niet in de gemeente Opmeer mag bevinden. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, die bestaat uit materiële en immateriële schade, in totaal € 20.695,43. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/176487-24
Uitspraakdatum: 27 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1],
zonder bekend adres in de basisregistratie personen,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M.H.G. Peters, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Opmeer, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het (telkens):
- brengen/duwen van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en/of
- brengen/duwen van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis, tussen de schaamlippen van die [slachtoffer], en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij verdachte,
- die [slachtoffer] bij de nek heeft gegrepen en/of (vervolgens) richting de nabij gelegen bosjes heeft getrokken en/of geduwd en/of getild en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en/of gehouden en/of
- de broek en/of panty en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- de pols en/of hand van die [slachtoffer] vast heeft gehouden en/of
- de keel van die [slachtoffer] (telkens als zij probeerde te vluchten) meermalen, althans eenmaal, heeft dichtgeknepen,
- en hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan, waaraan zij zich niet durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bewijs heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangegeven dat, hoewel de verdachte zich het ten laste gelegde feit niet kan herinneren, de verdachte de verdenking niet betwist.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De bewijsmiddelen, die ten grondslag liggen aan deze bewezenverklaring, zullen worden uitgewerkt in de gevallen waarin de wet aanvulling vereist van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen zullen dan worden opgenomen in een aan dit vonnis te hechten bijlage.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 27 mei 2024 te Opmeer, door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het (telkens):
- duwen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger in de vagina en anus van die [slachtoffer] en
- likken van de vagina van die [slachtoffer] en
- knijpen in de borsten van die [slachtoffer] en
- duwen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis, tussen de schaamlippen van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij verdachte,
- die [slachtoffer] bij de nek heeft gegrepen en vervolgens richting de nabij gelegen bosjes heeft geduwd en getild en
- die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en gehouden en
- de broek, panty en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- de pols en hand van die [slachtoffer] vast heeft gehouden en
- de keel van die [slachtoffer] (telkens als zij probeerde te vluchten) meermalen heeft dichtgeknepen,
- en hij aldus een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan, waaraan zij zich niet durfde te onttrekken.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de gemeente Opmeer. Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden toegepast met een maximum van zes maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier geen bewijs bevat voor de strafverhogende omstandigheid dat de verdachte die avond doelbewust op zoek zou zijn gegaan naar een slachtoffer, zoals betoogd door de officier van justitie. Ook heeft de raadsman verzocht om in het voordeel van de verdachte rekening te houden met het feit dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door het ten laste gelegde feit niet te ontkennen, grote spijt heeft, zegt niet meer te zullen drinken en alles ook gevolgen heeft voor het gezin van de verdachte.
Ten aanzien van het gevorderde contact- en gebiedsverbod heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft het slachtoffer
’s nachts, terwijl zij lopend op weg naar huis was, van achteren vastgepakt en mee de bosjes ingenomen. De verdachte heeft haar op de grond geduwd en daarbij stevig haar keel vastgegrepen. Vervolgens heeft hij haar onderkleding naar beneden getrokken en ruim een uur lang diverse seksuele handelingen bij haar verricht. Hij heeft het slachtoffer anaal en vaginaal gevingerd, hij heeft haar gebeft en hij heeft geprobeerd haar vagina met zijn (slappe) penis te penetreren, waarbij hij meerdere keren met zijn penis tussen haar schaamlippen kwam. Telkens wanneer het slachtoffer probeerde om hulp te roepen of probeerde weg te komen, verstevigde de verdachte zijn greep om haar nek. Daarmee heeft de verdachte op grove wijze en gedurende lange tijd inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. In het algemeen blijven bij slachtoffers van verkrachting lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bestaan. Dat ook voor het slachtoffer in deze zaak de verkrachting een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest, blijkt uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de op naam van de verdachte staande Uittreksels Justitiële Documentatie van Nederland en Polen (het strafblad), gedateerd 11 november 2024 en 24 juni 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de reclasseringsrapporten van Reclassering Nederland van 23 juli 2024 en 24 januari 2025, opgesteld door reclasseringswerker [naam]. Uit deze rapporten blijkt dat geen delictanalyse kan worden opgesteld omdat de verdachte heeft verklaard zich het ten laste gelegde feit niet te kunnen herinneren. Hierdoor blijft onduidelijk welke mogelijke risicofactoren ten grondslag lagen aan het delictgedrag. De reclassering ziet geen mogelijkheid om de verdachte te begeleiden in het kader van bijzondere voorwaarden. Door de reclassering is geadviseerd om een contact- en locatieverbod in overweging te nemen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank neemt als uitgangspunt een verkrachting met geweld, waarvoor in beginsel als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 36 maanden geldt. De rechtbank ziet in de aard en ernst van het feit, waaronder de verschillende vergaande seksuele gedragingen en de daarmee gepaard gaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, aanleiding om van dit uitgangspunt naar boven af te wijken. De rechtbank weegt ook de volgende factoren in strafverzwarende zin mee: de zeer lange duur van de verkrachting (ruim een uur), de voor het slachtoffer vernederende en uitermate angstige setting (zij was ongesteld en de verkrachting vond in het openbaar vlakbij haar woning plaats) en het niet gebruiken van een condoom. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende steun biedt voor de stelling dat de verdachte die avond doelbewust op zoek is gegaan naar een slachtoffer en de rechtbank zal dat dus niet als strafverzwarende omstandigheid meewegen.
Anders dan de verdediging, vindt de rechtbank niet dat de verdachte volledige verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen heeft genomen. De verdachte heeft aanvankelijk steeds volhard in zijn onschuld. Pas na de uitkomsten van het DNA-onderzoek, waarbij zijn DNA-materiaal is aangetroffen op onder meer de borsten en schaamlippen van het slachtoffer, heeft hij tegen de reclassering gezegd de verdenking niet te ontkennen, maar het zich niet te herinneren. Ook op de zitting heeft hij verklaard het ten laste gelegde feit, gelet op de hoeveelheid bewijs, niet te kúnnen ontkennen, maar zich daarvan niets te herinneren. Deze verklaring komt op de rechtbank berekenend over, temeer de verdachte zich wel herinnert wat hij kort vóór de verkrachting en daarna heeft gedaan, bijvoorbeeld dat hij zich heeft gewassen voordat hij ging slapen. De niet ontkennende proceshouding van de verdachte kan de rechtbank niet anders beoordelen dan strategisch en geraffineerd en daarmee zeer pijnlijk voor het slachtoffer. Hiermee heeft de verdachte duidelijk gemaakt dat hij zijn eigen belang nog steeds boven dat van het slachtoffer stelt.
Verder lijkt de verdachte niet open te staan voor een onderzoek naar de vraag waarom hij het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd. Hij heeft aangegeven niet open te staan voor hulp, terwijl inzicht in de oorzaak van zijn handelen ten tijde van het feit zou kunnen bijdragen aan het voorkomen van soortgelijke feiten in de toekomst. De enkele opmerking van de verdachte dat hij voornemens is geen alcohol meer te drinken, biedt daarvoor weinig garanties.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

De rechtbank zal aan de verdachte gedurende vijf jaren een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij. Oplegging van deze maatregel is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Deze maatregel houdt in:
- een contactverbod, inhoudende dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of
indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren [geboortedatum en -plaats 2]; en
- een locatieverbod, inhoudende dat de verdachte zich niet begeeft in de gemeente Opmeer.
Voor iedere keer dat de verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van twee weken worden toegepast, tot een maximum van zes maanden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Door de benadeelde partij [slachtoffer] is een vordering tot schadevergoeding van € 20.760,11 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade, immateriële schade (smartengeld) en proceskosten die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de kleding die zij droeg ten tijde van het feit en die deels voor sporenonderzoek in beslag is genomen (€ 142,95), kosten voor therapie (€ 2.811,25) en reiskosten in verband met onder meer bezoeken aan het politiebureau en de GGD voor het laten doen van een SOA-test (€ 241,23). Aan smartengeld is een bedrag van € 17.500,00 gevorderd. Aan proceskosten is een bedrag van € 64,68 gevorderd wegens gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de pro forma zitting, een gesprek met de officier van justitie en het bijwonen van de inhoudelijke zitting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 3.195,43 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering is voldoende onderbouwd en ook komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiele schade daarom toewijzen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij is ruim een uur lang door de verdachte in de bosjes verkracht, waarbij zij verschillende vergaande seksuele handelingen heeft moeten ondergaan en de verdachte heeft daarbij haar keel dichtgedrukt. Uit de toelichting op de vordering en de slachtofferverklaring blijkt dat de verkrachting diep heeft ingegrepen op het leven en psychisch welzijn van de benadeelde partij. Ze heeft nog altijd last van paniekaanvallen, nachtmerries en heeft moeite met aanrakingen door anderen. Bovendien vond de verkrachting vlak bij haar huis plaats waardoor zij er nog dagelijks aan wordt herinnerd. De rechtbank komt een vergoeding van de gevorderde immateriële schade ter hoogte van € 17.500,00 daarom billijk voor.
Tot slot zal de rechtbank de gevorderde proceskosten van € 64,68 toewijzen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist door de verdediging.
Conclusie
De vordering van de benadeelde partij Hoogesteeger van € 20.760,11 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, in het belang van de benadeelde partij, ten aanzien van de materiële en immateriële schade de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr wordt opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 38w en 242 Sr, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een gebieds- en contactverbod.
Het gebiedsverbod houdt in dat de veroordeelde zich gedurende vijf jaren niet bevindt in:
gemeente Opmeer.
Het contactverbod houdt in dat de veroordeelde gedurende vijf jaren zich onthoudt van
- direct of indirect - contact met:
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum en -plaats 2].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan tot een maximum van zes maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
Benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade van
€ 20.695,43 (twintigduizend zeshonderdvijfennegentig euro en drieënveertig eurocent), als vergoeding voor materiële en immateriële schade (zijnde € 3.195,43 en € 17.500,00) en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Hoogesteeger, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 64,68 (vierenzestig euro en achtenzestig eurocent), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Hoogesteeger, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 20.695,43 (twintigduizend zeshonderdvijfennegentig euro en drieënveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 138 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. P. Reemst en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.