ECLI:NL:RBNHO:2025:2220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
15/297442-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De zaak vond plaats in Alkmaar, waar de verdachte op 13 november 2022 in Hoorn een verkeersongeval veroorzaakte door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij voor een rood verkeerslicht stond, is gaan rijden zonder te controleren of het verkeerslicht daadwerkelijk groen was. Dit leidde tot een botsing met een andere bestelauto en een motorfiets, waarbij de bestuurder van de motorfiets zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder meerdere botbreuken en hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende oplettend was en niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat het risico op recidive als laag werd ingeschat. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersovertredingen en de gevolgen daarvan voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/297442-22
Uitspraakdatum: 20 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum- en plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.S. Heij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. V. Mes, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is (samengevat) ten laste gelegd dat:
primair
hij zich op 13 november 2022 in Hoorn zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair
hij zich op 13 november 2022 in Hoorn zodanig heeft gedragen dat hij gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij acht bewezen dat het ongeval te wijten is aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), doordat de verdachte niet heeft gecontroleerd of het verkeerslicht daadwerkelijk groen was, waardoor hij door rood is gereden en vervolgens bij het oversteken van de kruising niet op tijd heeft stilgehouden en geen voorrang heeft verleend aan het kruisende verkeer. De officier van justitie kwalificeert het handelen van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] kan volgens de officier van justitie als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de snelheid van de verdachte geen rol heeft gespeeld bij de vraag of sprake was van schuld in de zin van dit artikel, waardoor de verdachte van het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging in elk geval partieel dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van een schulduitsluitingsgrond (afwezigheid van alle schuld).
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in
bijlage 2bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994, zoals primair ten laste is gelegd, is onder meer vereist dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, waaronder de vermeende verkeersovertreding(en), de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
Op 13 november 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Liornestraat met de Provincialeweg in Hoorn. De Provincialeweg is een voorrangsweg en het verkeer op de genoemde kruising werd ten tijde van het verkeersongeval geregeld met verkeerslichten. De verdachte bestuurde op dat moment een bestelauto (Mercedes-Benz). Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte 35,6 seconden stilstond voor het rode verkeerslicht op de Liornestraat en is gaan rijden toen het verkeerslicht nog steeds rood was. Op dat moment had het verkeer van links op de Provincialeweg, gezien vanuit de rijrichting van de verdachte, een rood verkeerslicht en het verkeer van rechts een groen verkeerslicht. De verdachte reed de kruising met de Provincialeweg op en kwam, nadat hij haaientanden had gepasseerd, eerst in botsing met de van rechts komende bestelauto (Citroën) en vervolgens met de motorfiets (Suzuki). De bestelauto (Mercedes-Benz) raakte de bestelauto (Citroën) aan de linkerzijde. De motorfiets kwam in botsing met de rechter zijkant van de bestelauto (Mercedes-Benz). Zowel de bestelauto (Citroën) als de motorfiets reden vanuit hun rijrichting rechtdoor de kruising op terwijl de verkeerslichten voor hen groen waren. De bestuurder van de motorfiets heeft als gevolg van deze botsing meerdere botbreuken, waarvoor meerdere operaties nodig zijn (geweest), en hersenletsel opgelopen. Verder herstel is volgens de orthopedisch chirurg te verwachten tot 1-2 jaar na het letsel.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij last had van de laagstaande zon, waardoor het verkeerslicht groen aanstraalde, dat hij vervolgens wel heeft gezien dat het verkeer van links stilstond voor de verkeerslichten, maar daarna niet meer op het verkeer van rechts heeft gelet.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte afgelegde verklaring, namelijk dat de laagstaande zon de waar te nemen kleuren van het verkeerslicht zodanig heeft beïnvloed dat hij in de veronderstelling was en kon zijn dat het verkeerslicht van rood naar groen versprong, niet aannemelijk is en dat hij onvoldoende oplettend en voorzichtig is geweest bij de waarneming en beoordeling van het verkeerslicht. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat indien de groene lamp voor enige tijd door de zon zou zijn aangestraald, de rode lamp door de aanwezige zonnekap in dat geval ook zichtbaar blijft. Het is daarom niet aannemelijk dat de verdachte heeft kunnen waarnemen dat het verkeerslicht van rood naar groen is versprongen. Bovendien was de verdachte zich bewust van de invloed van de laagstaande zon op zijn zicht en heeft hij zijn gedrag hierop onvoldoende aangepast. Hij heeft zich onvoldoende vergewist van de kleur die het verkeerslicht uitstraalde op het moment dat hij de kruising op reed en heeft kennelijk slechts vluchtig naar het verkeerslicht gekeken.
De verdachte is vervolgens de kruising met de Provincialeweg opgereden, heeft daarbij geen acht geslagen op de rijen haaientanden en heeft vervolgens na het oversteken van het eerste deel van de kruising niet gecontroleerd of er verkeer van rechts aankwam. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, op het moment dat hij de kruising wilde oversteken, had kunnen en moeten kijken of er verkeer van rechts kwam en voorrang moeten verlenen aan de bestelauto (Citroën) en de motorfiets. De snelheid van de motorfiets was daarbij niet dusdanig hoog, dat die redelijkerwijs van invloed kan zijn geweest op de beoordeling van de onvoorzichtigheid en oplettendheid van de verdachte, nog los van de betrekkelijkheid daarvan omdat de verdachte als eerste in botsing kwam met de bestelauto (Citroën).
De rechtbank acht op grond van het voorgaande samenstel aan gedragingen bewezen dat het rijgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt en dat het aan zijn schuld is te wijten dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
hij op 13 november 2022 te Hoorn, als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, merk Mercedes Benz), daarmede rijdende over de weg, Liornestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- bij de kruising van die Liornestraat met de Provincialeweg op te trekken en het kruisingsvlak op te rijden op een moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht nog rood licht uitstraalde en
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende bestelauto (merk Citroën) en motorfiets (merk Suzuki) en in botsing te komen met die bestelauto en motorfiets,
waardoor de bestuurder van die motorfiets (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een openbreuk aan zijn linkerpols en zijn rechteronderbeen, werd toegebracht.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van bijna drie maanden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zijn leven op orde en uit het reclasseringsrapport blijkt dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat. Daarnaast is de verdachte niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit en heeft hij na het ongeval geen strafbare feiten gepleegd. Daarbij komt dat de redelijke termijn met bijna drie maanden is overschreden.
Gelet op het voorgaande verzoekt de raadsman, indien de verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit, een taakstraf voor de duur van 50 uur op te leggen en geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Indien de verdachte wordt veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde feit, verzoekt de raadsman primair geen straf of maatregel op te leggen en subsidiair een voorwaardelijke geldboete.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 13 november 2022 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te gedragen. De verdachte stond stil voor het rode verkeerslicht en is gaan rijden terwijl het verkeerslicht nog rood was. Vervolgens is hij een voorrangskruising opgereden en heeft daarbij geen voorrang verleend aan de van rechts komende bestelauto (Citroën) en motorfiets. Door dit rijgedrag van de verdachte heeft de bestuurder van de motorfiets zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De advocaat van het slachtoffer heeft ter zitting toegelicht hoeveel impact het ongeval op het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft. Het leven van het slachtoffer is door het ongeval ingrijpend veranderd en zal nooit meer hetzelfde zijn. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, van 9 februari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 29 februari 2024. Uit het rapport blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Verder blijkt uit het rapport dat de reclassering interventies en toezicht niet noodzakelijk acht, omdat de verdachte maatschappelijk goed geïntegreerd is. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Op te leggen straf
Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden in beginsel passend. Dit neemt de rechtbank als vertrekpunt. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om te volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Daarbij is vooral van belang dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk als zonweringinstallateur te behouden en dat hij na het verkeersongeval niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 120 uren moet worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden opleggen met een proeftijd van 2 jaren.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is gestart. In dit geval is de termijn aangevangen op 25 januari 2024 (de dag waarop de raadsman van de verdachte de concept tenlastelegging heeft ontvangen) en wijst de rechtbank vonnis op 20 februari 2025. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 [honderdtwintig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 [zestig] dagenhechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 [zes] maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Firet, voorzitter,
mr. M.C.J. Lommen en mr. A.K. Korteweg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2025.
Bijlage 1
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 13 november 2022 te Hoorn, gemeente Hoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, merk Mercedes Benz), daarmede rijdende over de weg, Liornestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- bij de kruising van die Liornestraat met de Provincialeweg op te trekken en het kruisingsvlak op te rijden op een moment, dat het voor hem bestemde verkeerslicht
nog rood licht uitstraalde en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende bestelauto (merk Citroën) en motorfiets (merk Suzuki) en/of in botsing te komen met die bestelauto en motorfiets,
waardoor de bestuurder van die motorfiets (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een openbreuk aan zijn linkerpols en/of zijn rechteronderbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 november 2022 te Hoorn, gemeente Hoorn, als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Mercedes Benz), daarmee rijdende op de weg, Liornestraat,
- bij de kruising van die Liornestraat met de Provincialeweg op te trekken en het kruisingsvlak op te rijden op een moment, dat het voor hem bestemde verkeerslicht
nog rood licht uitstraalde en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was het door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende bestelauto (merk Citroën) en motorfiets (merk Suzuki) en/of in botsing te komen met die bestelauto en motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bijlage 2
De bewijsmiddelen
(..)