ECLI:NL:RBNHO:2025:2197
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter na einduitspraak in hoofdzaak
Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de persoon van de wrakingskamer, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek was ingediend tegen mr. P.J. Jansen, de rechter die de hoofdzaak behandelde. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het was ingediend nadat de rechter in de hoofdzaak al een einduitspraak had gedaan. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen kan worden behandeld zolang de rechter de zaak nog behandelt. In dit geval was de einduitspraak op 28 januari 2025 gedaan, waardoor het verzoek op 30 januari 2025 niet meer in behandeling kon worden genomen.
De hoofdzaak betrof een beroep van de verzoeker tegen een boete opgelegd door de officier van justitie voor een verkeersovertreding. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 had de verzoeker zijn standpunt toegelicht. Na de uitspraak van de rechter, die het beroep ongegrond verklaarde, had de verzoeker twijfels geuit over de onpartijdigheid van de rechter en vroeg hij naar de mogelijkheden voor hoger beroep. De wrakingskamer concludeerde dat de e-mails van de verzoeker, waarin hij zijn twijfels over de rechter uitte, niet als een wrakingsverzoek konden worden aangemerkt, omdat deze niet voldeden aan de vereisten voor een dergelijk verzoek.
De rechtbank verklaarde de verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek en beval de griffier om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan de verzoeker, de rechter en de officier van justitie. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.