Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Inleiding
3.Het standpunt van verzoeker
De rechter is niet onafhankelijk of onpartijdig. De rechter heeft namelijk sinds 2008 contact met het Ministerie van Financiën, dat aan het hoofd staat van de Dienst Toeslagen.
Op de mondelinge behandeling van 14 januari 2025 bleek al direct dat de rechter verzoeker in het ongelijk zou stellen in zijn beroep. De rechter had zijn oordeel al klaar.
Daarnaast is er sprake van belangenverstrengeling bij de rechtbank. Doordat het griffierecht bij aanvang van een procedure op een bankrekening van het Ministerie van Jusititie moet worden betaald, is het Ministerie van Justitie op de hoogte van alle procedures die worden gevoerd. Het Ministerie van Justitie zoekt na ontvangst van een griffierechtbetaling bij iedere zaak een rechter die doet wat de regering zegt.
Bij dit alles komt dat de rechter de leeftijd van 70 jaar al heeft bereikt. Daarom mag hij geen bestuursfunctie bij de overheid meer uitoefenen.
4.Het standpunt van de rechter
De rechter heeft de leeftijd van 70 jaar nog niet bereikt.
De rechter heeft verzoeker op de mondelinge behandeling van 14 januari 2025 niet bij voorbaat al in het ongelijk gesteld. De rechter heeft slechts enkele inhoudelijke vragen aan verzoeker gesteld, waarna verzoeker de zaal verliet.
5.De beoordeling
Al met al is de wrakingskamer van oordeel dat de vroegere werkzaamheden van de rechter als belastingadviseur de vrees voor vooringenomenheid bij de rechter objectief gezien niet rechtvaardigen.
“op voorhand al was veroordeeld door de rechter”.Verzoeker heeft uitgelegd dat deze vrees bij hem is ontstaan door een opmerking van de rechter over het al dan niet verzekerd zijn van verzoeker tegen ziektekosten eind 2023. De wrakingskamer volgt verzoeker niet in deze stelling.
Dit kunnen ook kritische vragen zijn. Door het verkrijgen van antwoorden op de gestelde vragen, vergaart de rechter die informatie die hij nodig heeft om te komen tot een oordeel. Een voor verzoeker onwelgevallige vraag of opmerking van de rechter leidt daarom in beginsel niet tot een gerechtvaardigde vrees voor het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter. Dat de rechter op dat moment al een vaststaand oordeel had over de hoofdzaak, kan hier in beginsel evenmin uit worden afgeleid.
Deze feiten en omstandigheden blijken evenmin uit het door verzoeker overgelegde proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2025. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de rechter zowel aan verzoeker als aan de afgevaardigden van de Dienst Toeslagen vragen heeft gesteld en hen in de gelegenheid heeft gesteld om de standpunten nader toe te lichten. Dat, zoals verzoeker heeft gesuggereerd, de rechter bij aanvang van de zitting al blijk van een oordeel zou hebben gegeven en dat verzoeker daarom al aan het begin van de zitting de zaal zou hebben verlaten, vindt geen steun in de inhoud van het proces-verbaal.
Dat, zoals verzoeker stelt, het Ministerie van Justitie na ontvangst van het griffierecht bij iedere zaak een rechter zou selecteren, die doet wat de regering wenst, heeft verzoeker niet onderbouwd en blijkt nergens uit. Deze niet onderbouwde stelling van verzoeker doet niet af aan het hiervoor beschreven uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn.
4 februari 2025 nog de volgende aanvullende gronden aangevoerd ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek:
* Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 januari 2025 is foutief gedateerd.
* De rechter is vorig jaar ook al een keer gewraakt.
* De rechter is medio 2011/ 2012 rechter in Haarlem geweest. In die periode is de woning van verzoeker na een vonnis van de kantonrechter te Haarlem ontruimd. Verzoeker heeft nog niet kunnen achterhalen of de rechter ook bij die zaak betrokken is geweest.
* [naam], de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak, heeft in een podcast gezegd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid moet ophouden met het uitoefenen van invloed op rechtersbenoemingen.
* Verzoeker vraagt zich af of de rechter de voor zijn aanstelling benodigde universitaire opleiding heeft afgerond.
6.Beslissing
mr. D.D.M. Hazeu, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.