ECLI:NL:RBNHO:2025:2185

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/15/359863 / JU RK 24-1839
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe opvoedbehoefte

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, [de moeder] en [de vader], niet in staat zijn om te voldoen aan de verzwaarde opvoedbehoefte van hun kind. De minderjarige is sinds 28 januari 2022 onder toezicht gesteld en heeft te maken gehad met verschillende problematiek, waaronder psychische problemen en gedragsproblemen. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar en de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor drie maanden. De ouders hebben erkend dat het opgroeiperspectief van de minderjarige niet bij hen ligt en hebben ingestemd met het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige opgroeit in een omgeving waar hij de benodigde structuur en begeleiding krijgt, en dat de GI de komende periode zorgvuldig moet onderzoeken waar de minderjarige voor langere tijd kan verblijven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/359863 / JU RK 24-1839 & C/15/360814 / JU RK 25-31
Datum uitspraak: 21 januari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.R. Ploeger, kantoorhoudende te Schagen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 10 december 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 9 januari 2025;
  • het e-mailbericht van de moeder, ontvangen op 16 januari 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, ontvangen op 17 januari 2025;
  • het e-mailbericht van de moeder, ontvangen op 20 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] met zijn advocaat mr. M.R. Ploeger;
  • de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van zijn advocaat, ook apart een gesprek gevoerd met de voorzitter (kinderrechter) van de rechtbank. Tijdens de zitting heeft deze kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 28 januari 2022 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 23 januari 2024, tot 28 januari 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 juli 2023 een machtiging verleend om [de minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor zowel een gezinsgerichte voorziening als voor een accommodatie jeugdhulpaanbieder. De maatregel is voor het laatst verlengd bij beschikking van 23 januari 2024 tot 28 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 november 2024 ook een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Vervolgens heeft de kinderrechter bij beschikking van 2 december 2024 de spoedmachtiging gehandhaafd en aansluitend een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend tot 28 januari 2025.
2.5.
Op basis van laatstgenoemde machtiging gesloten plaatsing verblijft [de minderjarige] op dit moment bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling en, zowel, de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder als de machtiging tot gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] heeft van oktober 2023 tot en met juni 2024 in een kleinschalige woonvoorziening (hierna: KWV) van Parlan gewoond. Aan de start leek dit passend en aan te sluiten bij de behoeftes van [de minderjarige] . Naarmate [de minderjarige] langer verbleef op de KWV, werd echter gezien dat zijn gedrag verslechterde. [de minderjarige] was zelfbepalend en het lukte de begeleiders van de KWV niet om [de minderjarige] te motiveren tot school en zich te houden aan de regels in de KWV. In juni 2024 heeft de KWV besloten dat [de minderjarige] daar daarom niet meer kon wonen. Voor [de minderjarige] voelt dit als een afwijzing. [de minderjarige] heeft een periode individuele behandeling gehad welke is gestart in het vrijwillige kader en in december 2022 is afgesloten. Deze behandeling was voornamelijk steunend en gericht op het reguleren van zijn emoties. In maart 2023 gaf [de minderjarige] aan dat hij het leven niet meer zag zitten en zelfmoord wilde plegen. Naast de opvoedondersteuning in de thuissituatie van de vader is toen de behandeling weer hervat. Na de verhuizing van [de minderjarige] naar de KWV is daar een behandeling gestart. [de minderjarige] is een aantal keer aangekomen bij de behandelaar, maar leek onvoldoende een klik te ervaren met de behandelaar waardoor de behandeling niet van de grond kwam. Tijdens [de minderjarige] zijn verblijf op de Parselijn hebben er in oktober 2024 twee gesprekken plaatsgevonden met de GGZ voor het maken van een intensieve traumabehandeling. [de minderjarige] is tijdens zijn tweede afspraak weggelopen en het is hem niet meer gelukt om op de volgende geplande afspraak te komen. [de minderjarige] heeft sinds oktober 2023 geen begeleide omgangsmomenten met zijn moeder. De moeder heeft in maart 2023 het contact met de hulpverlening en de GI verbroken. De moeder onderhoudt zelf wel contact met [de minderjarige] en op momenten dat [de minderjarige] wegloopt vindt er onbegeleid contact plaats tussen [de minderjarige] en zijn moeder.
3.3.
De GI heeft besloten dat er binnen de huidige maatregel niet meer wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [de minderjarige] bij één van de ouders. De GI vindt dat [de minderjarige] niet bij hen kan opgroeien, omdat de ouders onvoldoende kunnen aansluiten bij wat [de minderjarige] nodig heeft in zijn opvoeding. Het is belangrijk dat [de minderjarige] opgroeit op een plek waar hij begeleid en opgevoed wordt door professionals, waarbij hij duidelijke regels, grenzen en structuur aangeboden krijgt. Anders dan dat het perspectief van [de minderjarige] niet bij zijn ouders ligt is het op dit moment nog onduidelijk aan wat voor setting wordt gedacht.
3.4.
Op de zitting heeft de GI de termijn van het verzoek tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] verkort naar zes maanden. De afgelopen weken wordt er een stijgende lijn gezien tijdens het verblijf van [de minderjarige] bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] . [de minderjarige] krijgt meer begeleiding en komt vaker van zijn kamer. Het lijkt te helpen om [de minderjarige] één op één in situaties te begeleiden. Op dit moment is de noodzaak tot intensieve traumabehandeling voorliggend. Hiervoor staat [de minderjarige] op de wachtlijst De ambulante behandeling van de GGZ kan bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] geboden worden.. Bij de vraag hoe de behandeling van [de minderjarige] het beste vorm kan krijgen wordt ook de jeugdpsychiater [de jeugdpsychiater] , met wie [de minderjarige] een goede band heeft, betrokken. Een opname van [de minderjarige] bij de GGZ is niet gelukt omdat [de minderjarige] daar onvoldoende voor gemotiveerd was. [de minderjarige] kan vanuit de gesloten plaatsing mogelijk terugkeren naar de open groep van Parlan en doorstromen naar een dagbesteding of school.
De GI handhaaft ook het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing, zodat [de minderjarige] aansluitend aan de gesloten plaatsing naar een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder kan doorstromen.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat het wel goed met hem gaat. Hij verblijft nu bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] . [de minderjarige] vindt [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] een instelling als anderen. Hij heeft zijn verleden al verwerkt en heeft daar geen hulp meer bij nodig. Wel geeft [de minderjarige] toe dat hij behoefte heeft aan structuur. In het verleden heeft [de minderjarige] gezegd dat hij suïcidaal was, maar dit zei hij eigenlijk alleen voor de aandacht. Toen hij vorig jaar in [plaats] verbleef voelde [de minderjarige] zich wel depressief. Daar zou hij wel eens over willen praten.
4.2.
De advocaat van [de minderjarige] heeft namens hem naar voren gebracht dat het belangrijk is dat er voor [de minderjarige] een vaste plek wordt gevonden, waar hem de benodigde structuur kan worden geboden en waar hij voor langere tijd kan blijven. [de minderjarige] vindt een gesloten plaatsing niet nodig. De advocaat is akkoord met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De advocaat verzoekt het verzoek gesloten jeugdhulp toe te wijzen voor maximaal drie tot zes maanden, zodat op korte termijn kan worden gekeken wat er verder nodig is. Tot slot verzoekt de advocaat het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen, omdat nog erg onduidelijk is binnen welke termijn een passende plek voor [de minderjarige] kan worden gevonden.
4.3.
De vader is het eens met de verzoeken. Op de zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij het perspectiefbesluit van de GI begrijpt, maar tegelijkertijd wel heel moeilijk vindt. Hoewel de vader veel van [de minderjarige] houdt lukt het hem niet om [de minderjarige] de opvoeding te bieden die hij nodig heeft. De vader heeft een goede eerste indruk van [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] . Hij vindt het belangrijk dat [de minderjarige] de benodigde structuur en begrenzing geboden wordt.
4.4.
De moeder is het eens met de verzoeken. Op de zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat zij het perspectiefbesluit van de GI begrijpt. De moeder erkent dat zij, hoezeer dit haar ook spijt, vanwege haar persoonlijke problematiek onvoldoende beschikbaar voor [de minderjarige] . Toen [de minderjarige] nog bij de moeder woonde, kon zij er vanwege haar problematiek niet voor hem zijn. Hoewel [de minderjarige] dit niet bewust heeft meegemaakt, denkt de moeder wel dat hij iets van dingen die gebeurden door de problematiek van de moeder heeft meegekregen. De moeder heeft hier spijt van en zou dit graag eens met [de minderjarige] bespreken, eventueel in het bijzijn van een begeleider van [de minderjarige] . De moeder hoopt dat zij het contact met [de minderjarige] kan opbouwen, maar is er wisselend in of dat haar vanwege haar problematiek gaat lukken.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De rechtbank overweegt hiertoe dat duidelijk is dat de zorgen over [de minderjarige] de afgelopen periode helaas zijn toegenomen. [de minderjarige] heeft tijdens zijn opgroeien veel meegemaakt, onder andere vanwege de psychische problematiek van zijn moeder. De moeder van [de minderjarige] is vanwege haar persoonlijke problematiek beperkt beschikbaar en onvoorspelbaar voor [de minderjarige] en hun relatie is hierdoor, mede vanuit het verleden, gecompliceerd. [de minderjarige] heeft zelf ook te kampen met psychische problematiek en laat zelfbepalend en agressief gedrag zien. De ouders zijn beiden niet in staat om [de minderjarige] te bieden wat hij nodig heeft, waardoor hij niet thuis kan wonen. Dit is ingewikkeld voor [de minderjarige] .
[de minderjarige] is lastig te motiveren voor behandeling. Daarbij volgt [de minderjarige] al een lange tijd geen onderwijs en heeft hij geen dagbesteding. Het voorgaande is zorgelijk omdat [de minderjarige] zijn ontwikkeling op dit moment vrijwel geheel stagneert en de zorgen over zijn veiligheid steeds ernstiger worden. De rechtbank acht het van belang dat de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] zo snel mogelijk van de grond komt. Zodra [de minderjarige] tot rust is gekomen binnen [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] , kan intensieve traumabehandeling vanuit de GGZ worden ingezet. Deze behandeling staat op dit moment voorop. Aansluitend hierop kan worden gekeken naar onderwijs of een andere passende dagbesteding voor [de minderjarige] . De rechtbank acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om de ontwikkeling van [de minderjarige] te monitoren en de benodigde behandeling en zijn plaatsing te borgen. De rechtbank acht het hierbij van belang dat de GI met de betrokken hulpverlening de komende tijd een passend woon- en behandelperspectief voor [de minderjarige] gaat bepalen.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de persoonlijke problematiek van [de minderjarige] , bestaande uit zijn PTSS, depressiviteit, emotieregulatie- en hechtingsproblematiek;
- het gebrek aan een perspectief biedende woonplek voor [de minderjarige] ;
- de ingewikkelde relatie tussen [de minderjarige] en de moeder, mede door de persoonlijke problematiek van de moeder.
5.4.
Gelet op het voorgaande verlengt de rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar. [1]
5.5.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Ten aanzien van het opgroeiperspectief
5.6.
Op basis van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken, onderschrijft de rechtbank het besluit van de GI dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet meer bij de vader of de moeder ligt. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Er is bij [de minderjarige] sprake van een fors belast verleden, onder meer als gevolg van het opgroeien in de thuissituatie bij de moeder en de vele wisselingen van woonplek. Zoals hiervoor overwogen is bij [de minderjarige] sprake van trauma- en hechtingsproblematiek. Dit uit zich bij [de minderjarige] in gedragsproblematiek, zoals agressief en externaliserend gedrag, maar ook in stemmingsproblematiek. Dit tezamen brengt een complexe opvoedbehoefte met zich mee en vereist een opvoeding met veel structuur, grenzen en voorspelbaarheid. De ouders zijn beiden onvoldoende in staat in deze verzwaarde opvoedbehoefte van [de minderjarige] te voorzien. De verwachting is ook niet dat zij dit in de toekomst wel zullen kunnen. De rechtbank stelt vast dat de ouders dit allebei erkennen en zich aansluiten bij het perspectiefbesluit om [de minderjarige] niet bij één van hen thuis te laten opgroeien. De rechtbank vindt het knap van de ouders dat zij er door hun houding blijk van geven inzicht te hebben in wat [de minderjarige] nodig heeft en hun eigen belang hieraan ondergeschikt te maken Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat de ouders hem aldus emotionele toestemming geven om op een andere plek op te groeien. De rechtbank is ervan overtuigd dat de ouders veel van [de minderjarige] houden en begrijpt dat dit voor de vader en de moeder geen gemakkelijke beslissing is. De rechtbank wil richting de ouders benadrukken dat zij altijd de vader en de moeder van [de minderjarige] zullen blijven. Het is van groot belang voor [de minderjarige] dat hij contact heeft met zijn ouders en de komende jaren zal moeten worden onderzocht op welke wijze de ouders aan hun rol invulling kunnen (blijven) geven zonder dat [de minderjarige] bij hen opgroeit. Het is aan de GI om zicht te houden op de mogelijkheden van de ouders in het contact met [de minderjarige] , en daarbij het overnachten bij de vader in de weekenden te continueren en aandacht te houden voor de psychische kwetsbaarheid van de moeder.
5.7.
Uit de toelichting van de GI op de zitting is naar voren gekomen dat het nog onduidelijk is waar het perspectief van [de minderjarige] buiten de thuissituatie ligt. Gelet op de vele verblijfswisselingen in het verleden, de complexe problematiek van [de minderjarige] en de stagnatie in zijn ontwikkeling acht de rechtbank het van groot belang dat de GI de komende periode zorgvuldig gaat onderzoeken op welke plek [de minderjarige] voor langere tijd kan verblijven en waar vervolgens het perspectief van [de minderjarige] ligt.
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp
5.8.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.9.
Op grond van de overgelegde stukken en wat opde zitting is besproken is de rechtbank van oordeel dat aan de hiervoor genoemde gronden is voldaan.
[de minderjarige] is een kwetsbare jongen met kind-eigenproblematiek. In zijn jonge leven heeft [de minderjarige] veel heftige gebeurtenissen meegemaakt die hij nog onvoldoende heeft kunnen verwerken. De psychische en gedragsproblemen van [de minderjarige] zijn de afgelopen periode verergerd waardoor de situatie op de KWV onhoudbaar is geworden. Hoewel [de minderjarige] zelf van mening is dat hij geen behandeling nodig heeft, acht de rechtbank het samen met de betrokken hulpverleners van groot belang dat [de minderjarige] traumatherapie wordt geboden en dat hij handvatten krijgt om beter om te gaan met zijn emoties en de gebeurtenissen uit het verleden. Duidelijk is dat het hem vanuit de thuissituatie of een open setting (vooralsnog) niet lukt om deze behandeling aan te gaan. Gelet op de problematiek van [de minderjarige] en de ernstige zorgen over zijn veiligheid, is de rechtbank met de GI en de gedragswetenschapper van oordeel dat gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] op dit moment noodzakelijk is. Wel ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek toe te wijzen voor een kortere periode dan is verzocht, zodat de rechtbank de vinger aan de pols kan houden ten aanzien van de voortgang van de ontwikkeling van [de minderjarige] binnen [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] en een mogelijke vervolgplaatsing.
5.10.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige aanhouden tot de zitting van
[datum] .
Vanwege de complexiteit van de juiste behandeling en behandelsetting voor [de minderjarige] acht de rechtbank het wenselijk dat ook de behandelend psychiater van [de minderjarige] , [de jeugdpsychiater] , voor deze zitting wordt opgeroepen.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
5.11.
De rechtbank zal het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder afwijzen. Een machtiging tot uithuisplaatsing komt te vervallen indien deze gedurende drie maanden niet ten uitvoer is gelegd. [2] Zoals hiervoor overwogen verblijft [de minderjarige] sinds 18 december 2024 in de gesloten instelling bij [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] en heeft de rechtbank besloten dat deze gesloten plaatsing in ieder geval nog drie maanden wordt verlengd. Er is daarom geen ruimte om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Bovendien is er op dit moment nog niet bekend waar [de minderjarige] naar toe gaat in het geval van een uithuisplaatsing. Op het moment dat er een goede plek voor [de minderjarige] is gevonden, zal de GI daarvoor opnieuw een gemotiveerd verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing moeten indienen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 28 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verlengt de machtiging om
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, tot 28 april 2025;
6.4.
houdt de behandeling van het overige deel van het verzoek van de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp aan tot de zitting van
[datum]in het gerechtsgebouw in Alkmaar, Kruseman van Eltenweg 2, tegen welke zitting [de minderjarige] , zijn advocaat mr. M.R. Ploeger, de ouders, de GI en de psychiater van [de minderjarige] , [de jeugdpsychiater] , dienen te worden opgeroepen;
6.5.
verzoekt de GI om de kinderrechter en alle belanghebbenden uiterlijk
twee weken voor de zittingschriftelijk te informeren over de actuele stand van zaken en het nadere standpunt ten aanzien van het resterende verzoek. Indien het verzoek wordt gehandhaafd, verzoekt de rechtbank de GI uiterlijk 3 dagen vóór de zitting een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper over te leggen;
6.6.
wijst af het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Maat, mr. N. Cuvelier en mr. H.E.L. Grooten, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 17 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, derde lid, BW.