ECLI:NL:RBNHO:2025:2180

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/15/345196 / HA ZA 23-595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde bedragen door onderaannemer Oomkens aan hoofdaannemer De Geus met betrekking tot bouwwerkzaamheden en opschorting van werkzaamheden

In deze civiele zaak vordert Timmerfabriek Oomkens B.V. betaling van onbetaalde bedragen van De Geus Bouw B.V. Oomkens heeft als onderaannemer bouwwerkzaamheden verricht en stelt dat De Geus niet heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen. De kern van het geschil betreft de vraag of Oomkens de uitvoering van de laatste werkzaamheden mocht opschorten vanwege het uitblijven van betaling van de voorlaatste termijn en de slottermijn. De rechtbank oordeelt dat Oomkens grotendeels in het gelijk wordt gesteld en dat De Geus een bedrag aan schadevergoeding mag verrekenen met de vordering van Oomkens. De rechtbank wijst de vorderingen van Oomkens toe, met uitzondering van de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, die niet toewijsbaar zijn. De Geus wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.869,93 inclusief btw, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de proceskosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/345196 / HA ZA 23-595
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
TIMMERFABRIEK OOMKENS B.V.,
te Middelstum,
eisende partij,
hierna te noemen: Oomkens,
advocaat: mr. P. van Wijngaarden,
tegen
DE GEUS BOUW B.V.,
te Broek op Langedijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Geus,
advocaat: mr. E. Hoekstra.
De zaak in het kort
Oomkens heeft als (onder)aannemer in opdracht van De Geus bouwwerkzaamheden verricht en vordert betaling van onbetaald gebleven bedragen. Kern van de zaak is of Oomkens de uitvoering van de laatste werkzaamheden mocht opschorten omdat De Geus aanvankelijk de voorlaatste termijn niet betaalde en vervolgens niet voldeed aan de eis van Oomkens tot vooruitbetaling van de slottermijn, althans betaling daarvan onvoorwaardelijk toe te zeggen. De rechtbank wijst de vorderingen van Oomkens grotendeels toe en oordeelt dat De Geus een bedrag aan schadevergoeding met die vordering mag verrekenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 oktober 2023 met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord met 1 productie;
- het vonnis in incident van 20 maart 2024 met de daarbij behorende processtukken;
- het tussenvonnis van 29 mei 2024;
- de brief van Oomkens met productie 12;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Beide advocaten hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en daarmee deel uitmaken van de gedingstukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Oomkens heeft als onderaannemer in opdracht van De Geus als hoofdaannemer bouwwerkzaamheden verricht bij Magentazorg in Ouddorp (hierna: het werk). Partijen hebben de afspraken hierover vastgelegd in een overeenkomst van 1 december 2020 (hierna: de aanneemovereenkomst). De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 435.000,00 excl. btw. In de aanneemovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Facturen worden niet in behandeling genomen zonder getekende uitvoerderbon”.
2.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over betaling van door Oomkens gevorderde bedragen en in verband daarmee over de oplevering van het werk en meerwerk. Partijen hebben hier uitvoerig over gecorrespondeerd.
2.3.
Tussen partijen is verder tijdens het werk een geschil ontstaan over de wijze van uitvoeren van bepaalde delen geëmailleerd glas, door partijen inmiddels aangeduid als ‘shadowboxen’. Oomkens vordert in verband daarmee betaling van een bedrag van € 7.987,00 excl. btw.
2.4.
De volgende twee van de facturen die Oomkens in het kader van dit werk heeft verstuurd, heeft De Geus niet (direct) betaald:
  • factuur 22-6888 van 14 oktober 2022 - € 15.000,00 excl. btw (voorlaatste reguliere termijn)
  • factuur 22-6947 van 2 december 2022 - € 28.321,65 excl. btw (slottermijn).
2.5.
Op 28 oktober 2022 hebben partijen een rondgang over het werk gemaakt. Op dat moment was nog niet al het brandwerende glas geplaatst; in een aantal kozijnen zat daarom noodglas.
2.6.
Op 23 december 2022 heeft Oomkens een e-mailbericht gestuurd aan De Geus waarin zij aangeeft dat De Geus in verzuim verkeert ten aanzien van de openstaande facturen. Oomkens sommeert De Geus om alsnog binnen één week tot betaling over te gaan.
2.7.
Op 22 maart 2023 heeft Oomkens een e-mailbericht verstuurd aan De Geus over het verschuldigde bedrag. In het bericht laat Oomkens weten een bedrag van € 50.168,99 te vorderen en licht toe hoe dat bedrag is gespecificeerd. In deze e-mail maakt Oomkens naast genoemde gefactureerde bedragen ook aanspraak op een bedrag van € 7.987,00 wat betreft de shadowboxen.
2.8.
Op 17 mei 2023 heeft De Geus een betaling aan Oomkens verricht van € 18.150,00.
2.9.
Op 30 juni 2023 heeft De Geus een brief gestuurd aan Oomkens, waarin De Geus onder meer meedeelt de verplichting van Oomkens tot het plaatsen van het glas om te zetten in een vordering van vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:87 BW (hierna: de omzettingsverklaring).
2.10.
Op 30 april 2024 heeft De Geus een e-mailbericht aan Oomkens gestuurd waarin wordt aangegeven dat de werkzaamheden die nog openstonden zijn afgerond. Het glas is geleverd en geplaatst, er zijn herstelwerkzaamheden verricht en opleverpunten afgewerkt. Bij de e-mail is een overzicht gevoegd met de daarvoor gemaakte kosten van € 13.801,40 excl. btw, die De Geus in mindering brengt op de slotnota van Oomkens van € 28.321,65. In dat verband wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport van Bouwkundige Begeleiding Adviesgroep (B.B.A.) B.V. (hierna: B.B.A.) van 30 juni 2023. De Geus heeft in genoemde e-mail Oomkens verzocht voor het resterende bedrag van € 14.520,25 excl. btw (€ 17.569,50 incl. btw) een factuur te sturen.

3.Het geschil

3.1.
Oomkens vordert - samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • De Geus veroordeelt om een bedrag van € 32.495,99 te betalen aan Oomkens, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2023;
  • De Geus veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als de kosten niet binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis worden betaald.
3.2.
Oomkens legt hieraan onder meer het volgende ten grondslag. De Geus heeft ten onrechte de voorlaatste termijn van € 15.000,00 excl. btw lange tijd onbetaald gelaten. Daarom heeft Oomkens terecht gevorderd dat De Geus de slottermijn betaalde, of althans betaling onvoorwaardelijk toezegde, voordat Oomkens de laatste werkzaamheden, het plaatsen van het juiste glas, zou uitvoeren.
3.3.
De Geus voert verweer. De Geus concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Oomkens, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Oomkens, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Oomkens in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen in 2020 een overeenkomst van aanneming van werk met elkaar hebben gesloten. Op basis van deze aanneemovereenkomst is Oomkens gehouden om de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren en is De Geus gehouden om Oomkens voor het werk te betalen. Het overgrote deel van de tussen partijen overeengekomen aanneemsom is al betaald. Oomkens vordert betaling van onbetaald gebleven bedragen.
4.2.
De vordering van Oomkens bestaat uit een hoofdsom van € 32.495,99 en wettelijke handelsrente daarover met ingang van 1 juni 2023.
De hoofdsom is samengesteld uit verschillende onderdelen. In het e-mailbericht van 22 maart 2023 is het bedrag dat toen werd gevorderd als volgt gespecificeerd:
“(Bedragen exclusief btw)
Termijnbedrag aanneemsom € 15.000,00
Slotbedrag aanneemsom € 28.321,65
Shadowboxen € 7.987, --
Verrekenposten -/- € 6.612,80
Kozijnen-/- € 5.400, --
Totaal € 39.295,85
Te vermeerderen met de btw hierover (€ 8.252,13) en de incassokosten over het totaalbedrag € 47.547,98 (€ 1.513,08) en de wettelijke handelsrente hierover, becijferd vanaf 1 januari 2023 (€ 1.107,93) nu u ten onrechte betaling van de opeisbare facturen tegenhoudt. Het totaal verschuldigde bedrag is dus (ten minste):€ 50.168,99.”
De oorspronkelijke hoofdsom bestaat uit a. een post shadowboxen, b. het voorlaatste termijnbedrag aanneemsom en c. het slotbedrag aanneemsom. Op het totaal hiervan worden twee niet betwiste verrekenposten van € 6.612,80 en € 5.400,-- in mindering gebracht (hierna: de verrekenposten), zodat de totale oorspronkelijke hoofdsom exclusief btw uitkomt op € 39.295,85 excl. btw.
4.3.
Oomkens vordert dit bedrag inclusief btw, namelijk een bedrag van € 47.547,98. Beide partijen gaan ervan uit dat De Geus aan Oomkens btw over de verschuldigde bedragen dient te betalen, zodat ook de rechtbank daarvan zal uitgaan.
4.4.
Naast deze oorspronkelijke hoofdsom maakt Oomkens blijkens de dagvaarding als onderdeel van het totaal gevorderde bedrag aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten van € 1.513,08 (al genoemd in de e-mail van 22 maart 2023) en de wettelijke handelsrente (vanaf 1 januari 2023 tot – zo begrijpt de rechtbank – 1 juni 2023) van € 1.584,94. De totaalsom heeft Oomkens berekend op € 50.645,99 incl. btw. Oomkens heeft het op 17 mei 2023 door De Geus betaalde bedrag van € 18.150,00 hierop in mindering gebracht, dus in eerste instantie op de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. Het resterende bedrag van € 32.495,99 vordert Oomkens in deze procedure als hoofdsom.
4.5.
Centraal in deze zaak staat de stelling van Oomkens dat zij vanwege het uitblijven van betaling van de voorlaatste termijn, naast betaling van dat bedrag terecht ook volledige vooruitbetaling van de slottermijn (althans een onvoorwaardelijke toezegging daartoe) is gaan vorderen voordat zij de laatste overeengekomen werkzaamheden zou uitvoeren, de plaatsing van het nog ontbrekende brandwerende glas. Oomkens beroept zich in dat verband op opschorting.
4.6.
De rechtbank zal hierna eerst de verschillende betwiste onderdelen van de hoofdsom, waaronder het al in maart 2023 in rekening gebrachte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en het al berekende bedrag aan wettelijke handelsrente bespreken. Daarbij zal ook telkens, waar van toepassing, de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente aan de orde komen. Vooraf overweegt de rechtbank over dit laatste het volgende.
4.7.
Niet in geschil is dat in deze zaak sprake is van een handelsovereenkomst. In dat geval is artikel 6:119a BW van toepassing. Op grond daarvan is de wettelijke handelsrente over een onbetaald gebleven bedrag verschuldigd vanaf de dag volgend op de overeengekomen uiterste dag van betaling [1] . Als geen uiterste dag van betaling is overeengekomen, is de wettelijke rente van rechtswege (voor zover hier relevant) verschuldigd [2] :
vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, of
indien de datum van ontvangst van de factuur niet vaststaat, of indien de schuldenaar de factuur ontvangt voordat hij de prestatie heeft ontvangen, vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgend op die waarop de prestatie is ontvangen, of
(…)
Indien geen uiterste betaaldatum is overeengekomen en geen factuur is verzonden, maar wel een gelijkwaardig betalingsverzoek, dan wordt de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente ook bepaald aan de hand van artikel 6:119a lid 2 BW [3] .
ad a. hoofdsom - de post shadowboxen
4.8.
De post shadowboxen ziet op aanpassingswerkzaamheden die Oomkens heeft verricht nadat de opdrachtgever van De Geus had aangegeven niet tevreden te zijn met het resultaat van de aanvankelijk uitgevoerde werkzaamheden aan geëmailleerd glas.
Tussen partijen is niet in geschil dat Oomkens de aanvankelijke werkzaamheden volgens de opdracht van De Geus heeft uitgevoerd. Toen vervolgens de opdrachtgever van De Geus niet tevreden over het eindresultaat bleek te zijn, heeft De Geus aan Oomkens opdracht gegeven om het werk aan te passen, wat ook blijkt uit de e-mail van De Geus van 10 maart 2023. Daarmee staat vast dat Oomkens de aanpassingswerkzaamheden in opdracht van De Geus heeft uitgevoerd, zodat dit als opdracht tot het uitvoeren van meerwerk moet worden gezien.
4.9.
Anders dan Oomkens stelt, blijkt echter uit de overgelegde correspondentie niet dat er ook afspraken zijn gemaakt over de kosten voor dit meerwerk. Omdat De Geus opdracht heeft gegeven tot het verrichten van het meerwerk, is De Geus daarvoor de redelijke kosten aan Oomkens verschuldigd. De redelijkheid van het door Oomkens gevorderde bedrag van € 7.987,00 (exclusief btw) heeft De Geus niet betwist, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
4.10.
Voor de post shadowboxen heeft Oomkens de ingangsdatum van wettelijke handelsrente niet expliciet toegelicht. Of, en zo ja wanneer, voor dit bedrag een factuur is gestuurd is niet gebleken. De e-mail van 23 december 2022 waarnaar Oomkens in verband met verzuim van De Geus ten aanzien van ‘de facturen’ verwijst, wordt geen melding gemaakt van het meerwerkbedrag van € 7.987,00. Wel ziet de rechtbank in de e-mail namens Oomkens van 22 maart 2023 een met een factuur vergelijkbaar betalingsverzoek (zie hiervoor onder 4.7) [4] . Op grond van artikel 6:119a lid 2 BW is de wettelijke handelsrente daarom in beginsel verschuldigd vanaf 30 dagen na aanvang van de dag, volgend op die van de ontvangst van die e-mail, te weten 22 april 2023.
Ad b. het voorlaatste termijnbedrag aanneemsom
4.11.
De verschuldigdheid van het voorlaatste termijnbedrag aanneemsom van € 15.000,00 (exclusief btw) op zichzelf wordt niet betwist. De Geus stelt alleen dat het bedrag nog niet verschuldigd was, omdat een getekende uitvoerdersbon ontbrak. Op 17 mei 2023 heeft De Geus een bedrag van € 18.150,00 (€ 15.000,00 incl. btw) aan Oomkens betaald.
4.12.
Ter zitting heeft De Geus toegelicht dat deze voorlaatste termijn onder meer ziet op de aanvankelijk tussen partijen overeengekomen werkzaamheden wat betreft de shadowboxen. Partijen hebben in de aanneemovereenkomst afgesproken dat er een uitvoerdersbon wordt afgetekend als het werk klaar en geaccepteerd is en dat er daarna wordt gefactureerd en betaald. Omdat de opdrachtgever van De Geus niet tevreden was met het eindresultaat, heeft De Geus de uitvoerdersbon niet afgetekend en is er (in eerste instantie) niet betaald. Uiteindelijk is deze termijn in mei 2023 betaald toen Oomkens weigerde om nog werkzaamheden te verrichten tot er betaald werd. De Geus hoopte dat het werk door deze termijn te betalen nog op redelijke termijn kon worden afgemaakt.
4.13.
De rechtbank stelt vast dat in de aanneemovereenkomst is opgenomen dat facturen pas in behandeling worden genomen nadat de uitvoerdersbon is afgetekend (zie hiervoor onder 2.1). Ter zitting heeft De Geus echter niet kunnen uitleggen waarom de uitvoerdersbon wat betreft de shadowboxen niet alsnog is afgetekend, ook niet nadat de aanpassingswerkzaamheden in de zomer van 2022 waren afgerond. Het is daarom naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om aan Oomkens tegen te werpen dat zij niet beschikt over een getekende uitvoerdersbon. Dit betekent dat het bedrag in ieder geval verschuldigd was zodra ook de aanpassingswerkzaamheden waren afgerond. Omdat betaling uitbleef heeft Oomkens zich daarom tot betaling van dit bedrag op 17 mei 2023 terecht op opschorting kunnen beroepen wat betreft de plaatsing van het glas.
4.14.
De Geus is wettelijke handelsrente over dit factuurbedrag verschuldigd met ingang van 30 dagen vanaf de dag, volgend op die waarop de factuur is ontvangen. Omdat de factuur dateert van 14 oktober 2022 is dat 14 november 2022. De Geus heeft een bedrag gelijk aan dit factuurbedrag op 17 mei 2023 betaald. Zoals hierna zal blijken (zie onder 4.21 en 4.22) kan dit bedrag niet eerst in mindering worden gebracht op de door Oomkens berekende buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente tot 1 juni 2023. Dit factuurbedrag is dan ook op 17 mei 2023 volledig voldaan, zodat daarover daarna geen wettelijke handelsrente is verschuldigd.
Ad c. het slotbedrag aanneemsom
4.15.
Dat de hoogte van het slotbedrag aanneemsom € 28.321,65 excl. btw bedraagt wordt door De Geus niet betwist. De Geus betwist wel dat dit bedrag al verschuldigd was toen Oomkens op 2 december 2023 de factuur stuurde, omdat er nog brandwerend glas geplaatst moest worden. Omdat het werk nog niet was afgerond, is het werk niet opgeleverd, is er geen getekende uitvoerdersbon en hoefde nog niet te worden betaald, aldus De Geus. Oomkens stelt dat het werk wel is opgeleverd, namelijk op 28 oktober 2022, en door De Geus stilzwijgend is aanvaard, omdat het werk toen klaar was om te worden opgeleverd en De Geus het pand in gebruik heeft genomen
4.16.
Artikel 7:758 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever wordt geacht het werk stilzwijgend te hebben goedgekeurd, indien de aannemer te kennen heeft gegeven dat het werk klaar is om gekeurd te worden en de opdrachtgever niet binnen een redelijke termijn keurt en, al dan niet onder voorbehoud, aanvaardt dan wel onder aanwijzing van de gebreken weigert.
4.17.
Het staat vast dat ten tijde van de rondgang op 28 oktober 2022 nog niet overal het juiste glas was geplaatst, zodat het werk niet volledig was afgerond. Dat de plaatsing van het glas wat langer op zich liet wachten, omdat Oomkens daarbij afhankelijk was van een glaszetter, komt daarbij voor risico van Oomkens.
Namens De Geus is, bijvoorbeeld bij e-mail van 14 november 2022, aangegeven dat het werk nog niet klaar was, wat in ieder geval vanwege het nog te plaatsen glas juist was. Onder die omstandigheden kan niet aangenomen worden dat De Geus stilzwijgend heeft aanvaard.
De slottermijn was daarom niet verschuldigd voordat het juiste glas geplaatst was, althans voordat de verplichting daartoe op 30 juni 2023 werd omgezet in één tot vervangende schadevergoeding. Oomkens heeft dan ook ten onrechte geweigerd het glas te plaatsen voordat de volledige slottermijn was betaald dan wel totdat De Geus onvoorwaardelijk zou toezeggen dat de volledige slottermijn betaald zou worden.
4.18.
De Geus heeft naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig duidelijk gemaakt welke eventuele andere gebreken nog in de weg stonden aan betaling van het slotbedrag. Welke gebreken dat zouden zijn geweest valt niet op te maken uit de correspondentie tussen partijen na de rondgang op het werk van 28 oktober 2022. Het rapport van B.B.A. waarnaar De Geus in dit kader heeft verwezen dateert van geruime tijd na de rondgang over het werk van 28 oktober 2022, namelijk van 30 juni 2023 en niet gebleken is dat dit rapport eerder dan op 30 april 2024 aan Oomkens is toegezonden.
4.19.
De Geus voert verder nog aan dat het slotbedrag überhaupt niet verschuldigd kan zijn, omdat een getekende uitvoerdersbon ontbreekt. Om op grond van deze reden de betaling te weigeren is echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, omdat De Geus, zoals hiervoor overwogen, niet tijdig heeft aangegeven welke gebreken er naast het plaatsen van het juiste glas nog waren. De verplichting van Oomkens om het juiste glas te plaatsen is vervallen toen De Geus op 30 juni 2023 de verbintenis op dit punt omzette in één tot vervangende schadevergoeding. Dit betekent dat het slotbedrag van € 28.321,65 in beginsel vanaf die datum verschuldigd was.
4.20.
De wettelijke handelsrente over dit bedrag is naar analogie van artikel 6:119a lid 2 BW in beginsel verschuldigd met ingang van 30 dagen na aanvang van de dag, volgend op die waarop de omzettingsverklaring is uitgebracht, te weten 31 juli 2023.
De wettelijke (handels)rente van € 1.584,94
4.21.
Het bedrag van € 1.584,94 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden toegewezen. Naar de rechtbank begrijpt is dit het bedrag aan wettelijke handelsrente berekend over de oorspronkelijke hoofdsom, opgenomen in de namens Oomkens verzonden e-mail van 22 maart 2023, over de periode van 1 januari 2023 tot 1 juni 2023. Uit het voorgaande blijkt echter dat de wettelijke handelsrente alleen over het voorlaatste termijnbedrag aanneemsom vanaf 1 januari 2023 verschuldigd is, niet over de post shadowboxen en het slotbedrag aanneemsom. Het gevorderde rentebedrag van € 1.584,94 ziet echter wel op alle drie de bedragen, waarbij niet duidelijk is welk deel op het voorlaatste termijnbedrag aanneemsom ziet. Dit bedrag aan wettelijke rente wordt daarom afgewezen. Dat betekent ook dat het op 17 mei 2023 betaalde bedrag van € 18.500,00 niet eerst in mindering op dit rentebedrag kan worden gebracht.
Buitengerechtelijke incassokosten € 1.513,08
4.22.
Oomkens heeft blijkens de e-mail van 22 maart 2023 een bedrag van € 1.513,08 in rekening gebracht. De buitengerechtelijke incassokosten zijn echter pas verschuldigd als de rechtbank deze heeft toegewezen. Daarvan was toen nog geen sprake. Ook op dit bedrag kon het op 17 mei 2023 betaalde bedrag van € 18.500 dan ook niet in mindering worden gebracht. Omdat de buitengerechtelijke incassokosten in het petitum van de dagvaarding niet zijn gevorderd, kunnen deze in dit vonnis niet worden toegewezen.
Kosten plaatsen glas van De Geus
4.23.
De Geus heeft aangevoerd dat zij extra kosten heeft moeten maken, omdat Oomkens weigerde het juiste glas te plaatsen zodat zij dat zelf heeft moeten (laten) doen. Oomkens is die kosten bij wijze van schadevergoeding aan De Geus verschuldigd, gezien de omzettingsverklaring van 30 juni 2023, zo stelt De Geus. Die schadevergoeding wil zij met het door haar verschuldigde bedrag verrekenen.
4.24.
De rechtbank stelt vast dat Oomkens de mogelijkheid tot verrekening op zichzelf niet heeft betwist. Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat Oomkens de plaatsing van het glas in ieder geval vanaf 17 mei 2023 onterecht heeft opgeschort. Vanaf de omzettingsverklaring van 30 juni 2023 is Oomkens daarom een schadevergoeding aan De Geus verschuldigd is.
4.25.
Ter zitting heeft De Geus toegelicht welke kosten zij extra heeft gemaakt aan de hand van de door haar bij de conclusie van antwoord overgelegde productie. In totaal zou het gaan om een bedrag van € 13.801,40. Dit bedrag bestaat voor een deel uit het leveren en plaatsen van glas, maar ook uit andere kosten zoals het opmaken van een schaderapport. Door Oomkens wordt de hoogte van de verschillende bedragen betwist. Oomkens heeft ter zitting, onder verwijzing naar productie 12, dat het plaatsen van het glas haar zelf € 6.221,52 (€ 2.295,58 + € 1.655,94 + € 2.270,00) excl. btw zou kosten. Omdat Oomkens deze kosten erkent, wijst de rechtbank dit bedrag aan schadevergoeding toe. De Geus heeft namelijk onvoldoende onderbouwd waarom de door haar gevorderde kosten zoveel hoger zijn. Ten aanzien van de overige schadeposten heeft De Geus onvoldoende onderbouwd dat dit posten betreft waarvoor Oomkens verantwoordelijk is, zodat deze alleen al daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen.
Wettelijke handelsrente gevorderd met ingang van 1 juni 2023
4.26.
De voorlaatste termijn van € 15.000,00 excl. btw was op 17 mei 2023 al betaald en de wettelijke handelsrente over de slottermijn was pas vanaf 31 juli 2023 verschuldigd. In beginsel was op 1 juni 2023 wel wettelijke handelsrente verschuldigd over de post shadowboxen van € 7.987,00 excl. btw, maar na aftrek van de onbetwiste verrekeningsbedragen € 6.612,80 excl. btw en € 5.400,00 excl. btw was De Geus per saldo op 1 juni 2023 niets aan Oomkens verschuldigd.
De rechtbank zal daarom de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de datum van dagvaarding (9 oktober 2023) over het bedrag dat op moment verschuldigd was, tot aan de datum van dit vonnis. Dat is een bedrag van € 29.397,98 incl. btw (€ 24.295,85 excl. btw (shadowboxen € 7.987,00 + slottermijn € 28.321,65 -/- € 6.612,80 -/- € 5.400,00 (verrekenposten)).
Omdat is geoordeeld dat De Geus een schadevergoedingsbedrag van € 6.221,52 excl. btw met de vordering van Oomkens mag verrekenen, is vanaf de vonnisdatum de wettelijke handelsrente verschuldigd over € 21.869,93 incl. btw (€ 18.074,33 excl. btw (€ 24.295,85 -/- € 6.221,52)).
proceskosten
4.27.
De Geus is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Oomkens worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.693,73

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt De Geus om aan Oomkens te betalen een bedrag van € 21.869,93 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over is € 29.397,98 vanaf 9 oktober 2023 tot aan de dag van dit vonnis en over € 21.869,93 met ingang van de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt De Geus in de proceskosten van € 4.693,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als De Geus niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda, rechter, bijgestaan door de griffier mr. M. Bouwen en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:119a lid 1 BW
2.Artikel 6:119a lid 2 BW
3.Zie HR 26-02-2016, HR:2016:339
4.Zie HR 26-02-2016, HR:2016:339