ECLI:NL:RBNHO:2025:2173

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
13/300425-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; Voorhanden hebben van een vuurwapen door een minderjarige

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en plaats, werd beschuldigd van het in bezit hebben van een pistool van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, in de periode tussen 16 en 19 september 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich gerefereerd heeft aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van bevindingen en technisch onderzoek, het feit bewezen verklaard.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, namelijk het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie, strafbaar is. De verdachte is niet eerder veroordeeld, wat in zijn voordeel heeft meegewogen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. De verdachte had een pistool dat klaar was voor gebruik, wat de rechtbank als ernstig en zorgelijk beschouwt. De rechtbank heeft besloten om een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur. Bij de beslissing zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en begeleiding bij het verkrijgen van dagbesteding. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte baat heeft bij structuur en begeleiding, en dat de kans op recidive moet worden verkleind.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 13/300425-24
Uitspraakdatum: 21 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 21 januari 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
feitelijk verblijvende bij [verblijfadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
[de officier van justitie] en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam (als waarnemer voor de raadsvrouw van verdachte, mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam), naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode tussen 16 september 2024 en 19 september 2024, te Amsterdam en/of Halfweg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met bijbehorende munitie), van het merk Umarex Sportwaffen GmbH & Co KG, type Walther P22 "Steel", kaliber 32 AUTO (synoniem voor 7.65mm Browning) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2024 (dossierpagina’s 7-9);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek van 19 september 2024 (dossierpagina’s 34-37).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode tussen 16 september 2024 en 19 september 2024 te Amsterdam en Halfweg, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (met bijbehorende munitie), van het merk Umarex Sportwaffen GmbH & Co KG, type Walther P22 “Steel”, kaliber 32 AUTO (synoniem voor 7.65mm Browning), zijnde een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 80 uur, met daarbij de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geadviseerd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor oplegging van een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een geheel voorwaardelijke werkstraf met daarbij de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden, maar bij voorkeur zonder avondklok.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en daarnaast de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte op 16 september 2024 een pistool van zijn vriend heeft gepakt, omdat hij dat interessant vond. Hij heeft er ook filmpjes van gemaakt. Drie dagen later, op 19 september 2024, is hij met diezelfde vriend in een auto aangetroffen waarin datzelfde pistool onder de bestuurdersstoel lag. Op dat moment was het pistool omgebouwd om scherp te kunnen schieten en ook doorgeladen. De rechtbank acht het ernstig en zorgelijk dat de verdachte en zijn vriend een pistool bij zich hadden dat klaar was voor gebruik. Dit geldt temeer nu de verdachte het pistool zag als interessant en toen geen oog heeft gehad voor de gevaren ervan. Als er conflicten ontstaan tussen mensen die wapens bij zich hebben, is er een grote kans dat deze escaleren. Er bestaat dan het risico dat iemand (zwaar) gewond raakt of zelfs komt te overlijden. Dat mensen wapens bij zich dragen, leidt verder tot een onveilig gevoel in de samenleving. De rechtbank ziet steeds vaker dat jongeren zich bewapenen omdat zij bang zijn dat anderen wapens hebben, waardoor de risico’s op hoogoplopende ruzies – met alle gevolgen daarvan – alleen maar toenemen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het voordeel van de betrokkene gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 17 december 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank het advies van de Raad in aanmerking genomen.
In het rapport van de Raad van 2 januari 2025 heeft de Raad geadviseerd de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden dat hij:
  • zal verblijven bij de woonvoorziening van [instelling] in [plaats] of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zal meewerken aan de één op één begeleiding van [instelling] of soortgelijke begeleiding;
  • zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding;
  • zich zal houden aan de avondklok van 19.00 uur tot 7.00 uur, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, met een maximum van drie maanden;
  • zal meewerken aan de hulpverlening van [organisatie] of een soortgelijke organisatie,
met opdracht aan de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem om toezicht te houden en de verdachte te begeleiden.
De Raad heeft bij dit advies een afweging gemaakt van de beschermende factoren en de risicofactoren. De beschermende factoren houden in dat hij in een kleinschalige woonvoorziening van [instelling] woont, waar hij intensieve begeleiding krijgt, goed aan te spreken is op zijn gedrag, zich aan de afspraken van hulpverlening houdt en zich inzet voor het vinden van dagbesteding. Daartegenover staan als risicofactoren zijn beperkte schoolgang, het middelengebruik, de contacten met antisociale jongeren, het dragen van een mes wegens een gevoel van onveiligheid en de gebeurtenissen in het verleden in de thuissituatie. Ten aanzien van de kans dat de verdachte opnieuw in aanraking komt met justitie/politie komt de Raad uit op ‘midden’.
Op de zitting is daartoe namens de Raad naar voren gebracht dat het in vergelijking met hoe het ging in september 2024, veel beter met de verdachte gaat dan verwacht. Bij het advies heeft de Raad als uitgangspunt genomen dat de voorwaarden overzichtelijk en duidelijk zijn voor de verdachte. Hij heeft bij [instelling] al één op één begeleiding, waarbinnen onder andere aandacht is voor zijn blowgedrag en sociale contacten. Daarom heeft de Raad niet geadviseerd om voor deze risicofactoren aparte bijzondere voorwaarden op te nemen. Verder heeft de Raad geen contactverbod met de medeverdachte geadviseerd, omdat de verdachte moet leren zelf de juiste keuzes te maken. Op de avondklok moeten in overleg met de jeugdreclassering uitzonderingen gemaakt kunnen worden als dit nodig is voor school, stage of werk. Hij zal binnenkort namelijk starten met een stage in de horeca waarbij hij tot 21.00 uur zal werken. Ook moet er een mogelijkheid zijn dat de avondklok door de jeugdreclassering kan worden afgebouwd. Tot slot heeft de verdachte behandeling nodig om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken en om te werken aan zijn agressieproblematiek. Nu krijgt hij PsychoMotorische Therapie, maar mogelijk komt hieruit een advies voor vervolgbehandeling in de vorm van individuele therapie of systeemtherapie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat de verdachte niet terug in detentie hoeft.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf opgelegd moet krijgen, om hem ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive noodzakelijk dat daarbij de bijzondere voorwaarden, zoals door de Raad geadviseerd en toegelicht ter zitting, aan de verdachte worden opgelegd. Tot slot zal de rechtbank bepalen dat de jeugdreclassering toezicht zal houden op de nakoming van de voorwaarden en de verdachte hierbij zal begeleiden. De verdachte heeft de afgelopen periode mooie stappen gezet in zijn ontwikkeling en gebleken is dat hij baat heeft bij de structuur, kaders en regels bij [instelling] . Met de gestelde bijzondere voorwaarden zal hij de kaders, structuur, toezicht, begeleiding en hulpverlening krijgen die nodig zijn om de kans op recidive te verkleinen en hem in staat te stellen zich verder te ontwikkelen tot een gezonde, evenwichtige volwassene.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
49 dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
80 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zal verblijven bij de woonvoorziening van [instelling] in [plaats] of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • zal meewerken aan de één op één begeleiding van [instelling] of soortgelijke begeleiding;
  • zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding (zoals school, stage en/of werk);
  • zich zal houden aan de avondklok, waarbij hij van 19.00 uur tot 7.00 uur moet verblijven in de woonvoorziening van [instelling] in [plaats] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht, met een maximale duur van drie (3) maanden. De jeugdreclassering zal de afbouwmogelijkheden van de avondklok bepalen. Daarnaast zal de jeugdreclassering bepalen wanneer er uitzonderingen gemaakt kunnen worden op de avondklok, zodat de veroordeelde naar school, stage en/of werk kan gaan;
  • zal meewerken aan de hulpverlening van [organisatie] of een soortgelijke organisatie, gericht op zijn agressieproblematiek en het verwerken van gebeurtenissen uit het verleden, in de vorm van PsychoMotorische Therapie (PMT), en aan eventueel daaruit volgende adviezen voor individuele therapie of systeemtherapie.
Geeft opdracht aan de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Haarlem, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Ok, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 januari 2025.
mr. Van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.