9.1.Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
Mr. S.M. Diekstra, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 13.729,94) en immateriële schade (€ 9.500,00) die de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
Dagwaarde televisie € 1.758,20
Herstel woning € 9.970,74
Gestolen Guccitas met daarin € 300,00 € 1.250,00
Aanschaf beveiligingscamera’s € 751,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn mededaders en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadeposten b, c en d moeten worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van deze posten. De vordering inzake de herstelwerkzaamheden is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd, nu de factuur – gelet op het factuurnummer – afkomstig lijkt uit 2022 en de benadeelde partij geen duidelijkheid heeft verschaft over de factuur en op welk moment deze is betaald. Ten aanzien van de Guccitas met daarin € 300,00 is volgens de verdediging onvoldoende aannemelijk gemaakt of deze daadwerkelijk is weggenomen. Het plaatsen van beveiligingscamera’s ligt volgens de verdediging in een te ver verwijderd verband van de tenlastegelegde gedragingen.
Verder verzoekt de verdediging de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. Verzocht wordt aan te sluiten bij andere uitspraken, waarbij de slachtoffers – net als in de onderhavige zaak – geen medische stukken hebben aangeleverd ter onderbouwing van hun immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 13.729,94 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 (datum van het schadetoebrengende feit) respectievelijk vanaf de datum dat de aanschafkosten zijn gemaakt (3 juli 2023) tot aan de dag der algehele voldoening. Hieronder volgt per gevorderde schadepost een toelichting.
a. Dagwaarde televisie
Het staat vast dat de televisie van de benadeelde partij door de overvallers kapot is gemaakt. De benadeelde partij heeft de aankoop factuur uit 2018 van € 5.089,00 overgelegd en de dagwaarde van € 1.758,20 berekend volgens de Afschrijvingslijst ANWB inboedelverzekering en reisverzekering. De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar.
b. Herstel woning
Onder verwijzing naar foto’s in het dossier, heeft de benadeelde partij gesteld dat de woning na de overval moest worden schoongemaakt en dat er schade aan de trap en de deuren moest worden hersteld en dat er meerdere stuc- en sauswerkzaamheden moesten worden verricht. De benadeelde partij heeft een gespecificeerde factuur van [bedrijf] overgelegd en op de zitting toegelicht dat deze werkzaamheden ongeveer drie weken na de overval hebben plaatsgevonden en dat hij de factuur contant heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 9.970,74 met de factuur voldoende is onderbouwd en dat de schade als gevolg van de bewezen verklaarde feiten aan de woning is ontstaan. De rechtbank acht dit bedrag daarom toewijsbaar.
c. Gestolen Guccitas met daarin € 300,00
De benadeelde partij heeft vanaf het eerste moment van ontdekking verklaard dat een Guccitasje met daarin € 250 tot € 300 uit de woning was verdwenen. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen en gaat ervan uit dat dit door de overvallers is weggenomen.
d. Aanschaf beveiligingscamera’s
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij en zijn partner na de overval vanwege ernstige angstgevoelens een camerasysteem hebben aangeschaft. Blijkens een overgelegde bankafschrijving was dit op 3 juli 2023, dus 2,5 week na de overval. Op de zitting heeft de benadeelde partij toegelicht dat op dat moment nog niet duidelijk was uit welke hoek de overvallers kwamen. Er waren op dat moment nog geen aanhoudingen verricht. Gelet op de onderbouwing van de vordering en de daarop gegeven toelichting op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de beveiligingscamera’s heeft aangeschaft als gevolg van de bewezen verklaarde feiten en de daaruit voortvloeiende gevoelens van angst en onveiligheid. Onder deze omstandigheden is het vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2021:840) dat deze schade kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade en daardoor voor vergoeding in aanmerking komt. Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij gemaskerde mannen de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn partner zijn binnengedrongen. Drie mannen hebben hem in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd, waarbij één van de vuurwapens meerdere malen is afgedrukt zonder dat er een schot volgde. [slachtoffer 1] is met een vuurwapen tegen zijn gezicht geslagen. Ook is hij met de koevoet geslagen. Hij heeft in het donker, naakt, gevochten met drie overvallers. Verder heeft hij gehoord dat de overvallers dreigden om zijn zwangere partner, die naar beneden was gevlucht, te doden. [slachtoffer 1] heeft moeten vrezen voor het leven van hemzelf, zijn partner en hun ongeboren kind. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 1] onder meer zwellingen en bloeduitstortingen in zijn gezicht, aan zijn linker arm en oksel heeft opgelopen. Op dit moment heeft hij nog een litteken onder zijn rechter oog en een pijnlijke verdikking op zijn linker bovenarm.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 1] . Sindsdien is hij snel geprikkeld en vertoont vaker agressief gedrag. Verder heeft hij slaapproblemen, waaronder nachtmerries waarin het geweld terugkomt. Hij ervaart nog steeds angst en boosheid.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 8.000,00 billijk voor. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag en diefstal met geweld en braak, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.