ECLI:NL:RBNHO:2025:2162

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
15.154961.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval in Haarlem met poging tot doodslag en diefstal met geweld

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een gewelddadige woningoverval in Haarlem, gepleegd op 16 juni 2023. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnengedrongen, waarbij zij hen met vuurwapens, een koevoet en een mes hebben bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren de trekker van een vuurwapen heeft overgehaald, maar het wapen weigerde. De overvallers hebben waardevolle spullen, waaronder een Gucci tas en geld, weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft hem een contact- en locatieverbod opgelegd voor vijf jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachten in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld, en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel tijdens de overval.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.154961.23 (P)
Uitspraakdatum: 28 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 en 30 januari en 14 februari 2025 (sluiting) in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J. Booij en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, een (doorgeladen) vuurwapen op (zeer) korte afstand in een kleine ruimte (slaapkamer) heeft gericht op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) meermalen, althans éénmaal, de trekker heeft overgehaald, en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een koevoet, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, naar/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- voornoemd voorwerp door te laden en/of
- voornoemd voorwerp op [slachtoffer 1] te richten en/of aan hen te tonen en/of
- ( meermalen) de trekker over te halen en/of
- een koevoet, althans een langwerpig en/of hard voorwerp, te tonen;
2
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres woningoverval] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een (schouder)tasje (van het merk Gucci) en/of een geldbedrag (te weten: ongeveer € 300,00) en/of een (nep)horloge (van het merk Rolex) en/of sleutels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de voornoemde woning binnen te dringen;
- ( een) vuurwapen(s), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te richten, althans aan hen te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder dreiging van voornoemd(e) vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) dreigend de woorden toe te voegen dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) over te halen en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en/of (een) koevoet(en) te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] met een koevoet, althans met een langwerpig en/of hard voorwerp (meermaals) tegen de (onder)arm, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen en/of met hem te worstelen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te richten en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op haar knie te richten en/of (vervolgens) de trekker over te halen en/of
- met een mes naar die [slachtoffer 2] te wijzen en/of haar te zeggen dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen dat zij zou worden neergestoken en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en/of ‘ik ga haar nu echt steken’ en/of ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een (schouder)tasje (van het merk Gucci) en/of een geldbedrag en/of een (nep)horloge (van het merk Rolex) en/of sleutels, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
immers zijn/hebben verdachte en/of zijn mededaders
- de voornoemde woning binnengedrongen;
- ( een) vuurwapen(s), althans een op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gericht, althans aan hen getoond en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (onder dreiging van voornoemd(e) vuurwapen(s), althans op(een) vuurwapen(s) gelijkend voorwerp(en) dreigend de woorden toegevoegd dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) overgehaald en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en/of (een) koevoet(en) getoond en/of
- die [slachtoffer 1] met een koevoet, althans met een langwerpig en/of hard voorwerp (meermaals) tegen de (onder)arm, althans het lichaam, geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] geslagen en/of geschopt en/of met hem geworsteld en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] gericht en/of
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het (achter)hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op haar knie gericht en/of (vervolgens) de trekker overgehaald en/of
- met een mes naar die [slachtoffer 2] gewezen en/of haar gezegd dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd dat zij zou worden neergestoken en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en/of ‘ik ga haar nu echt steken’ en/of ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 16 juni 2023 te Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) en/of munitie van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of een of meer patronen voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (poging tot doodslag in vereniging), 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van feit 1 primair en feit 3 moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 primair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
InleidingIn de vroege ochtend van 16 juni 2024 heeft een gewelddadige overval plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) aan de [adres woningoverval] in Haarlem, waarbij sleutels en een Guccitasje met een geldbedrag zijn weggenomen. De daders zijn na de overval met twee auto’s ontkomen. Tijdens de vlucht is één van de daders verderop in de straat zijn telefoon verloren. Op deze telefoon is onder meer een groeps-chat op Snapchat aangetroffen, waarin de voorbereidingen van de overval zijn besproken. De deelnemers aan deze groeps-chat hadden de accountnamen [snapchataccount 1] , [snapchataccount 2] , [snapchataccount 3] , [snapchataccount 4] en [snapchataccount 5] .
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Bewijsoverweging feit 2 primair
Op grond van de inhoud van het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op verschillende momenten verklaringen afgelegd. Deze verklaringen bevatten op onderdelen enkele tegenstrijdigheden, maar dit doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers in het algemeen. Wel heeft dit tot gevolg dat de rechtbank slechts die onderdelen van de verklaringen voor het bewijs zal gebruiken, die in voldoende mate worden ondersteund door ander (forensisch) bewijs. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank als volgt.
Verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden op 17 juni 2023 om 2.55 uur wakker van mensen die de trap op renden. Overvaller 1 kwam met een bivakmuts op de slaapkamer binnen met een groot pistool. Deze man was de langste van de overvallers (1.85-1.90 meter) en was het agressiefst. Daarna kwam overvaller 2 binnen en deze richtte een revolver op de buik van [slachtoffer 1] , die in bed lag. Deze man was iets kleiner (1.80-1.85 meter) en had ook een bivakmuts op. Er kwam nog een derde overvaller met een bivakmuts op de slaapkamer in, hij was de kleinste van de drie. Deze man had een koevoet en een mes vast. Overvaller 1 zei tegen [slachtoffer 1] dat hij zijn waardevolle spullen moest geven en dat hij [slachtoffer 1] anders zou doodschieten. Toen [slachtoffer 1] zei dat hij niets zou geven, laadde overvaller 1 zijn pistool door, richtte op het hoofd van [slachtoffer 1] en haalde de trekker over. [slachtoffer 1] hoorde een klik, maar het wapen blokkeerde. Daarna richtte overvaller 1 weer op het hoofd van [slachtoffer 1] en haalde nog een keer de trekker over. Het pistool weigerde weer. Toen [slachtoffer 1] nog een keer zei dat hij niets zou geven, zei overvaller 1 tegen overvaller 3: ‘Geef me die kankerkoevoet en dan sla ik ze dood hier. Ik sla ze de schedel in.’ Overvaller 1 sloeg met de koevoet naar het hoofd van [slachtoffer 1] , maar [slachtoffer 1] kon de slag afweren met zijn arm. Daarna heeft [slachtoffer 1] overvaller 1 op zijn oog geslagen en stoten in zijn gezicht gegeven. Overvaller 2 richtte de revolver op [slachtoffer 1] en overvaller 1 riep: ‘Schiet hem kapot, schiet ‘m in zijn kop, schiet hem dood’. Vervolgens is er een gevecht ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de drie mannen, waarbij overvaller 2 hard met zijn revolver tegen de oogkas van [slachtoffer 1] heeft geslagen. [slachtoffer 1] bloedde daardoor hevig.
Tijdens het gevecht met de drie overvallers is een emmer behanglijm omgevallen en is de revolver van overvaller 2 uit zijn handen gevlogen.
[slachtoffer 2] is op enig moment naar beneden gerend. Zij werd daar tegengehouden door overvaller 4 die met een vuurwapen in de hal stond. Overvaller 4 richtte het vuurwapen op het achterhoofd van [slachtoffer 2] en zei dat zij moest gaan zitten en dat er dan niets zou gebeuren.
[slachtoffer 1] was ondertussen nog in gevecht boven, waarbij hij overvaller 3 van de trap wist te duwen. Vervolgens kwam overvaller 1 van boven naar beneden lopen. Hij zei dat [slachtoffer 2] geld moest geven, trok aan haar haren en sloeg haar met het pistool op haar achterhoofd. Overvaller 1 had ook een mes, zette dat tegen haar arm en dreigde dat hij haar neer zou steken. Hij richtte het pistool op haar knie en haalde de trekker over, maar het pistool werkte niet. Overvaller 1 vroeg toen waar de kogels waren en riep naar boven dat hij [slachtoffer 2] door haar kop heen zou schieten en steken.
Nadat [slachtoffer 1] om hulp had geroepen, zijn de overvallers weggevlucht. Zij hebben een sleutelbos en een Guccitasje met daarin 300 euro meegenomen.
Onderzoek telefoon [de verdachte]
De telefoon die op straat is aangetroffen behoort toe aan de verdachte (hierna ook: [de verdachte] ). [de verdachte] maakte gebruik van het Snapchataccount [snapchataccount 1] . In zijn Snapchataccount zijn meerdere chats aangetroffen, die betrekking hebben op de voorbereidingen van de woningoverval. Op 15 juni 2023 om 21:06 uur zegt [de verdachte] ( [snapchataccount 1] ) tegen de medeverdachte [medeverdachte 4] ( [snapchataccount 3] ) dat er iemand bij de woning moet gaan checken.
[medeverdachte 4] zegt tegen [de verdachte] dat hij zijn eigen ‘p’ moet meenemen en dat [naam] de andere krijgt. [de verdachte] antwoordt hier bevestigend op. [medeverdachte 4] geeft vervolgens het adres waar de woningoverval moet plaatsvinden aan [de verdachte] door.
Op 16 juni 2023 om 0:47 uur stuurt [de verdachte] een spraakbericht naar [medeverdachte 4] , waarin hij zegt:
Ik ga hier kanker mensen doodschieten straks broer (lacht) Maar dat huis. Even serieus he Dus die man heeft 40k en 2 roleys toch? Broer heeft die man niet zomaar een pipa daar zo broer hij is boven aan het pitten. Hij hoort geluid. Hij gaat gelijk opstaan. Wij gaan naar boven rennen. Ik doe die deur op en hij schiet ineens dum dums in mijn lichaam broer (gelach op de achtergrond te horen).
De voorbereidingen van de woningoverval worden ook in een groeps-chat besproken. De deelnemers aan deze groeps-chat zijn [de verdachte] , [medeverdachte 4] en de medeverdachten [medeverdachte 2] ( [snapchataccount 4] ), [medeverdachte 1] ( [snapchataccount 2] ), en [medeverdachte 3] ( [snapchataccount 5] ). De chat begint op 16 juni 2023 om 23.30 uur. [de verdachte] en [medeverdachte 2] bespreken dan op welke manier de deur van de woning geforceerd kan worden. [medeverdachte 2] vraagt aan [de verdachte] of het 4 man in en uit is. [de verdachte] vraagt wat het zal opleveren (
40K en een Roley toch?). [medeverdachte 3] antwoordt bevestigend. [de verdachte] overlegt daarna met [medeverdachte 1] over de plek (station Halfweg Zwanenburg) waar hij en [medeverdachte 2] zullen worden opgehaald. Om 01.09 uur laat [medeverdachte 1] weten dat ‘zijn man’ daar staat.
Verklaringen verdachten
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat het gesprek met [de verdachte] over het meenemen van een ‘p’ over het meenemen van een vuurwapen gaat. [medeverdachte 3] heeft bekend dat hij een van de personen was die betrokken was bij de woningoverval en dat hij boven in de slaapkamer is geweest. Daar heeft één van zijn mededaders met een vuurwapen gedreigd. [medeverdachte 3] hoorde het wapen klikken, maar het wapen ‘jamde’. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij door [slachtoffer 1] van de trap is geduwd. [medeverdachte 2] en [de verdachte] hebben bekend dat zij betrokken zijn geweest bij de woningoverval. [de verdachte] heeft verklaard dat hij in de slaapkamer is geweest en dat hij een blauw oog heeft opgelopen doordat hij klappen van [slachtoffer 1] heeft gehad.
Overige bevindingen en conclusies rechtbank
Uit het voorgaande volgt dat in ieder geval [de verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn geweest bij de woningoverval in de [adres woningoverval] en dat [de verdachte] en [medeverdachte 3] boven in de slaapkamer zijn geweest. In totaal zijn er drie overvallers de slaapkamer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnengedrongen en heeft één overvaller [slachtoffer 2] beneden tegengehouden.
Na de overval is op de eerste verdieping van de woning een geladen revolver aangetroffen. De revolver zat onder de behanglijm. De revolver is onderzocht en bleek naar behoren te functioneren en een schot te lossen bij het overhalen van de trekker. Op dit wapen is verder DNA-onderzoek verricht. Verschillende plekken op het wapen en de vier kogelpatronen die zich bevonden in de revolver zijn bemonsterd en in die bemonsteringen is DNA-materiaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] . Van de bemonsteringen op de kogelpatronen is de bewijswaarde berekend. Deze komt erop neer dat de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard, aldus de deskundige. Gezien de hoge bewijskracht van de overeenkomsten met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] , gaat de rechtbank ervan uit dat er DNA-materiaal van [medeverdachte 1] aanwezig was op de vier kogelpatronen in de aangetroffen revolver. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] de revolver vast heeft gehad. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 1] overvaller 2 is geweest en dat hij [slachtoffer 1] met de revolver onder schot heeft gehouden en heeft geslagen met het wapen, maar niet de trekker heeft overgehaald.
Verder staat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 3] overvaller 3 was, degene die door [slachtoffer 1] van de trap is geduwd. [medeverdachte 2] was overvaller 4. Hij is tijdens de overval beneden gebleven.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat [de verdachte] overvaller 1 is geweest. Dit wordt ondersteund door de chat waarin [de verdachte] aan [medeverdachte 4] bevestigt dat hij zijn pistool zal meenemen. Uit de foto’s en video’s die op de telefoon van [de verdachte] zijn aangetroffen volgt dat hij in de periode rondom de gepleegde overval ook daadwerkelijk toegang had tot vuurwapens. Daarnaast volgt ondersteuning voor de conclusie dat [de verdachte] overvaller 1 is uit de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij overvaller 1 op zijn oog en gezicht heeft geslagen, het feit dat [de verdachte] na afloop van de overval een blauw oog had en de constatering van verbalisanten dat [de verdachte] van alle aangehouden verdachten de langste is.
Conclusie feit 2 primair (medeplegen diefstal met geweld).
[de verdachte] heeft in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, waaronder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een diefstal met geweld gepleegd. De verdachten hebben voorafgaand aan de overval via onder meer Snapchat overleg met elkaar gehad en hebben de nodige voorbereidingen getroffen. Er was dan ook sprake van een vooraf voor alle verdachten duidelijk plan om de woning te overvallen en van een gezamenlijke uitvoering van dat plan. [de verdachte] was één van de uitvoerders van de overval en zou meedelen in de buit. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] en de andere verdachten.
De rechtbank acht het medeplegen van diefstal met geweld dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.4.
Bewijsoverweging feit 1 primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ niet bewezen kan worden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van poging tot moord.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] kan worden bewezen. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet kort gezegd komen vast te staan dat [de verdachte] samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven. Onder ‘opzettelijk’ wordt ook begrepen ‘voorwaardelijk opzet’ wat betekent dat voldoende is als de verdachten bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer van het leven zou worden beroofd.
Het op [slachtoffer 1] toegepaste geweld
Overvaller 1, dus [de verdachte] , heeft gedreigd dat hij [slachtoffer 1] zou doodschieten als hij zijn geld niet zou geven, heeft het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] gericht en heeft daarna twee keer de trekker overgehaald, waarbij het vuurwapen weigerde. Vervolgens heeft hij [medeverdachte 3] gevraagd om de koevoet, waarbij hij tegen [slachtoffer 1] schreeuwde dat hij hem dood zou slaan en dat hij zijn schedel zou inslaan. [de verdachte] heeft met de koevoet richting het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen, waarbij [slachtoffer 1] de slag met zijn arm heeft afgeweerd. [medeverdachte 1] had een revolver op [slachtoffer 1] gericht. [de verdachte] heeft tegen [medeverdachte 1] geroepen dat hij [slachtoffer 1] moest doodschieten.
Het vuurwapen
Het verweer van de raadsman dat het wapen niet geladen was, dan wel een nepwapen is geweest, wordt verworpen. De rechtbank gaat ervan uit dat [de verdachte] een doorgeladen wapen heeft meegenomen. Dit baseert de rechtbank op het chatbericht waarin aan [de verdachte] wordt gevraagd om zijn pistool (‘p’) mee te nemen, het bevestigende antwoord van [de verdachte] daarop, het spraakbericht van [de verdachte] waarin hij zegt dat hij mensen gaat doodschieten en op de hiervoor genoemde uitlatingen van [de verdachte] tegen [slachtoffer 1] , waarna hij zijn dreigement uitvoerde door twee keer de trekker over te halen. De rechtbank vindt het niet geloofwaardig dat het om een ongeladen of nepwapen zou gaan, aangezien [de verdachte] met het overhalen van de trekker daarvan zou hebben prijsgegeven dat het om een loos dreigement ging. Daarnaast blijkt uit het hierboven aangehaalde spraakbericht van [de verdachte] voorafgaand aan de overval dat hij er rekening mee hield dat de bewoners ook gewapend zouden zijn. Daar komt nog bij dat ook de door [medeverdachte 1] meegenomen revolver die in de woning is achtergebleven een echt en doorgeladen vuurwapen bleek te zijn en dat [de verdachte] toegang had tot vuurwapens, gelet op de eerder genoemde foto’s en de video’s die op zijn telefoon zijn gevonden.
De raadsman heeft een (voorwaardelijk) verzoek gedaan om een vuurwapendeskundige onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid om op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over het gebruik van het vuurwapen vast te stellen of het vuurwapen doorgeladen was of niet. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat de noodzaak hiertoe ontbreekt. Nu dit vuurwapen ook niet is aangetroffen, kan er geen onderzoek worden verricht naar de wijze waarop het vuurwapen kogels afvuurt.
Opzet op de dood van [slachtoffer 1]
Vast staat dat [de verdachte] en zijn medeverdachten het plan hadden om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te beroven van hun waardevolle spullen. De rechtbank gaat er niet vanuit dat de verdachten de woning zijn binnen gedrongen met de bedoeling om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Het opzet van de verdachten was erop gericht een overval te plegen en onder meer een groot geldbedrag buit te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van ‘vol’ opzet op de dood van [slachtoffer 1] .
De verdachten hebben van tevoren plannen gemaakt voor de woningoverval. Ze wisten dat de bewoners thuis zouden zijn en namen meerdere vuurwapens en een koevoet mee. [de verdachte] heeft ook stilgestaan bij de mogelijkheid dat [slachtoffer 1] zich zou verzetten, gelet op het hiervoor genoemde spraakbericht. [de verdachte] heeft zich dus willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er bij verzet met het vuurwapen zou worden geschoten. Gelet op het handelen van [de verdachte] en de uitlatingen die hij daarbij heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat [de verdachte] op zijn minst het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . [de verdachte] heeft het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] gericht en twee keer afgedrukt. Als het vuurwapen niet had geweigerd, had dit tot de dood van [slachtoffer 1] kunnen leiden. Hetzelfde geldt voor de slag met de koevoet. Als [slachtoffer 1] deze slag niet zou hebben afgeweerd, was deze op zijn hoofd terecht gekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat als er met kracht met een koevoet op het hoofd wordt geslagen, er een aanmerkelijke kans bestaat dat men die klap niet overleeft. [de verdachte] heeft deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Het feit dat [de verdachte] het hoofd van [slachtoffer 1] niet daadwerkelijk heeft geraakt, maakt dit niet anders.
Conclusie feit 1 primair
Er was tijdens het plegen van de poging tot doodslag sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [de verdachte] en de medeverdachten. Door met zijn drieën in de nacht de slaapkamer van de woning, waar de bewoners op dat moment in bed lagen, met ieder een wapen in de hand, bestaande uit geladen vuurwapens en een koevoet, binnen te dringen, hebben zij gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking waarbij zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat bij verzet de meegebrachte (vuur)wapens op een dusdanige manier zouden worden gebruikt dat daardoor dodelijk letsel zou ontstaan. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.5.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat [de verdachte] van het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van het bezit van wapens en munitie van categorie III moet worden vrijgesproken. Nu het vuurwapen dat [de verdachte] tijdens de overval voorhanden had niet is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld dat dit een wapen van categorie III betrof. Verder kan niet bewezen worden dat [de verdachte] beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen met munitie dat [medeverdachte 1] in zijn bezit had tijdens de woningoverval. [de verdachte] zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
primair:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet,
- een (doorgeladen) vuurwapen op zeer korte afstand in een kleine ruimte (slaapkamer) heeft gericht op het hoofd van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) meermalen, de trekker heeft overgehaald, en
-met een koevoet naar het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair:
hij op 16 juni 2023 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, uit een woning gelegen aan de [adres woningoverval] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
een tasje (van het merk Gucci) en een geldbedrag (te weten: ongeveer € 300,00) en sleutels,
die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
- de voornoemde woning binnen te dringen;
- vuurwapens op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te richten en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] onder dreiging van voornoemde vuurwapens dreigend de woorden toe te voegen dat [slachtoffer 1] zou worden doodgeschoten als hij geen geld en/of waardevolle spullen zou afgeven en
- meermalen de trekker van een van voornoemde vuurwapens over te halen en
- aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (een) mes(sen) en een koevoet te tonen en
- die [slachtoffer 1] met een koevoet tegen de onderarm te slaan en
- die [slachtoffer 1] te slaan en met hem te worstelen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te richten en
- die [slachtoffer 2] met een vuurwapen, althans met een hard en/of zwaar voorwerp tegen het achterhoofd te slaan en
- een vuurwapen op haar knie te richten en (vervolgens) de trekker over te halen en
- met een mes naar die [slachtoffer 2] te wijzen en haar te zeggen dat zij geld moest geven en (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen dat zij zou worden neergestoken en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen ‘laatste kankerkans, ik ga je vriendin verminken en doodsteken’ en ‘ik ga haar nu echt steken’ en ‘kankerlijer, ik ga je schieten’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Wat aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag
feit 2 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat aan de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor een gebied rondom de woning aan de [adres woningoverval] in Haarlem, moeten worden opgelegd voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie heeft dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd van de vrijheidsbeperkende maatregelen. Met betrekking tot de inbeslaggenomen telefoon heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd, aangezien de feiten met behulp daarvan zijn begaan.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte was net 18 jaar ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De verdediging meent dat de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daartoe aanleiding geven. De verdachte is jong, heeft het moeilijk gehad met de scheiding van zijn ouders, woont bij zijn moeder, maakt blijkens het dossier kinderlijke opmerkingen, heeft een inadequate probleemhantering en tekorten in het inschatten van risico’s, en staat volledig open voor begeleiding. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan duiden volgens de verdediging op een gebrekkige impulsbeheersing. De reclassering heeft volgens de verdediging onvoldoende gemotiveerd waarom pedagogische beïnvloeding niet meer mogelijk is.
De verdediging heeft de rechtbank, uitgaande van vrijspraak voor feit 1, primair verzocht om oplegging van jeugddetentie conform de periode van het voorarrest. Mocht de rechtbank de verdachte berechten conform het volwassenenstrafrecht, dan heeft de verdediging verzocht om hem – gelet op zijn persoonlijke omstandigheden – geen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen die de periode van het voorarrest overstijgt.
De verdediging meent dat de inbeslaggenomen telefoon terug kan naar de verdachte, nu geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich tegen teruggave verzet.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis, die tot aan de einduitspraak is geschorst, op te heffen dan wel opnieuw te schorsen onder dezelfde voorwaarden zodat de verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, waarbij sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn midden in de nacht overvallen door vier mannen met bivakmutsen, kennelijk omdat zij een tip hadden gekregen dat er een groot contant geldbedrag en een of twee Rolex-horloges in de woning aanwezig zouden zijn. Drie van de overvallers, waaronder de verdachte, hebben [slachtoffer 1] voor de ogen van [slachtoffer 2] in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd. Daarbij heeft de verdachte zijn vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] gericht en heeft meerdere malen de trekker overgehaald. Er volgde geen schot, omdat het wapen haperde. De verdachte heeft daarna geprobeerd om [slachtoffer 1] met een koevoet tegen zijn hoofd te slaan, waarbij de koevoet tegen zijn arm is gekomen. Een medeverdachte heeft [slachtoffer 1] met een vuurwapen tegen zijn gezicht geslagen. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] in het donker, naakt, moeten vechten met drie overvallers. [slachtoffer 2] kon op enig moment naar beneden vluchten, maar werd onder dreiging van een vuurwapen door een medeverdachte tegengehouden toen zij de woning wilde verlaten. [slachtoffer 2] moest op de bank gaan zitten en werd daar met een vuurwapen tegen haar achterhoofd geslagen. Zij werd bedreigd met een vuurwapen en een mes. De verdachte heeft het vuurwapen afgedrukt op haar knie, maar ook hier volgde geen schot. Hij heeft het mes tegen haar arm gezet en dat voelde zij prikken. Beide slachtoffers hebben letsel opgelopen en moesten vrezen voor het leven van henzelf, elkaar en hun ongeboren kind. Uit de toelichtingen op de vorderingen tot schadevergoeding en het uitgeoefende spreekrecht blijkt hoe groot de impact van dit alles op de slachtoffers is geweest en nog altijd is.
Gezien de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is.
Naar het oordeel van de rechtbank weegt bij de hoogte van de straf ook strafverzwarend mee dat de woningoverval midden in de nacht is gepleegd. Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, en voor de slachtoffers in het bijzonder. De slachtoffers zijn ruw uit hun slaap gewekt en in hun eigen slaapkamer overvallen, op een moment waarop zij kwetsbaar waren. De slachtoffers kampen nog altijd met slaapproblemen en gevoelens van angst en onveiligheid in hun eigen woning. Een woning zou altijd de plek moeten zijn om je veilig en geborgen te voelen. Dit is de slachtoffers op brute wijze ontnomen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich van dit alles geen enkele rekenschap gegeven en hebben gehandeld zonder enig respect voor de lichamelijke integriteit, het welzijn en het eigendomsrecht van anderen. Zij hadden kennelijk alleen oog voor eigen gewin.
De rechtbank houdt er bij de bepaling van de straf rekening mee dat de verdachte tijdens de woningoverval het meest agressief en gewelddadig was en dat hij degene is geweest die meerdere malen de trekker van een vuurwapen heeft overgehaald. De rechtbank overweegt verder dat de verdachte maar beperkt openheid van zaken heeft willen geven en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn acties.
Persoon van de verdachteMet betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 oktober 2024. Daaruit maakt de rechtbank op dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank zal dit dan ook niet ten nadele van de verdachte meewegen bij de strafoplegging.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 januari 2025 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Op basis van haar onderzoek en het invullen van het wegingskader adviseert de reclassering toepassing van het volwassenstrafrecht.
Volgens de reclassering wekt de verdachte de indruk in staat te zijn om de risico's van
zijn gedrag/handelen in te schatten en te organiseren. Daarnaast zijn er geen concrete aanwijzingen voor een gebrekkige impulsbeheersing en ziet de reclassering geen indicaties dat pedagogische beïnvloeding noodzakelijk is. Daarnaast deed de verdachte het goed op de afdeling, alwaar hij binnen JC Schiphol verbleef, waardoor een plaatsing in een JJI niet nodig wordt geacht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, het jeugdstrafrecht, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte is weliswaar jong en woont nog bij zijn moeder, maar daar staat tegenover dat hij op dit moment fulltime aan het werk is en in zijn inkomen voorziet. Daarnaast maakt hij volwassen keuzes als het gaat om toekomstig werk, opleiding en het alvast opdoen van werkervaring. De reclassering heeft niet geconcludeerd dat de verdachte nog pedagogisch beïnvloedbaar is en de indruk die de verdachte op de zitting heeft gemaakt geeft ook geen aanleiding om daar anders over te oordelen. De reclassering heeft onderzoek gedaan en het wegingskader ingevuld, en komt tot het advies om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Gelet op de deskundigheid van de reclassering op dit gebied, weegt dit voor de rechtbank zwaarder dan de observaties van de verdediging op dit punt. Mede gelet op de ernst van de feiten, ziet de rechtbank al met al geen grond voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De strafopleggingOp grond van al het bovenstaande acht de rechtbank het passend en noodzakelijk om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de duur van de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf, is het opleggen van een voorwaardelijk gedeelte niet aan de orde. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen te zijner tijd indien noodzakelijk in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde komen.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis af, omdat de ernstige bezwaren en met name 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) ook op dit moment nog aan de orde zijn. Ook het verzoek tot een hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van strafvordering zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte.
TenuitvoerleggingTenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is voorbereid.

8.Vrijheidsbeperkende maatregelen

Gebiedsverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in de [adres woningoverval] in Haarlem, dient te worden opgelegd.
Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , dient te worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregelen
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr, dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering
Mr. S.M. Diekstra, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade (€ 13.729,94) en immateriële schade (€ 9.500,00) die de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
Dagwaarde televisie € 1.758,20
Herstel woning € 9.970,74
Gestolen Guccitas met daarin € 300,00 € 1.250,00
Aanschaf beveiligingscamera’s € 751,00
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn mededaders en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadeposten b, c en d moeten worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van deze posten. De vordering inzake de herstelwerkzaamheden is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd, nu de factuur – gelet op het factuurnummer – afkomstig lijkt uit 2022 en de benadeelde partij geen duidelijkheid heeft verschaft over de factuur en op welk moment deze is betaald. Ten aanzien van de Guccitas met daarin € 300,00 is volgens de verdediging onvoldoende aannemelijk gemaakt of deze daadwerkelijk is weggenomen. Het plaatsen van beveiligingscamera’s ligt volgens de verdediging in een te ver verwijderd verband van de tenlastegelegde gedragingen.
Verder verzoekt de verdediging de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. Verzocht wordt aan te sluiten bij andere uitspraken, waarbij de slachtoffers – net als in de onderhavige zaak – geen medische stukken hebben aangeleverd ter onderbouwing van hun immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade van € 13.729,94 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 (datum van het schadetoebrengende feit) respectievelijk vanaf de datum dat de aanschafkosten zijn gemaakt (3 juli 2023) tot aan de dag der algehele voldoening. Hieronder volgt per gevorderde schadepost een toelichting.
a. Dagwaarde televisie
Het staat vast dat de televisie van de benadeelde partij door de overvallers kapot is gemaakt. De benadeelde partij heeft de aankoop factuur uit 2018 van € 5.089,00 overgelegd en de dagwaarde van € 1.758,20 berekend volgens de Afschrijvingslijst ANWB inboedelverzekering en reisverzekering. De rechtbank acht dit bedrag toewijsbaar.
b. Herstel woning
Onder verwijzing naar foto’s in het dossier, heeft de benadeelde partij gesteld dat de woning na de overval moest worden schoongemaakt en dat er schade aan de trap en de deuren moest worden hersteld en dat er meerdere stuc- en sauswerkzaamheden moesten worden verricht. De benadeelde partij heeft een gespecificeerde factuur van [bedrijf] overgelegd en op de zitting toegelicht dat deze werkzaamheden ongeveer drie weken na de overval hebben plaatsgevonden en dat hij de factuur contant heeft betaald. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 9.970,74 met de factuur voldoende is onderbouwd en dat de schade als gevolg van de bewezen verklaarde feiten aan de woning is ontstaan. De rechtbank acht dit bedrag daarom toewijsbaar.
c. Gestolen Guccitas met daarin € 300,00
De benadeelde partij heeft vanaf het eerste moment van ontdekking verklaard dat een Guccitasje met daarin € 250 tot € 300 uit de woning was verdwenen. De rechtbank heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen en gaat ervan uit dat dit door de overvallers is weggenomen.
d. Aanschaf beveiligingscamera’s
De benadeelde partij heeft aangegeven dat hij en zijn partner na de overval vanwege ernstige angstgevoelens een camerasysteem hebben aangeschaft. Blijkens een overgelegde bankafschrijving was dit op 3 juli 2023, dus 2,5 week na de overval. Op de zitting heeft de benadeelde partij toegelicht dat op dat moment nog niet duidelijk was uit welke hoek de overvallers kwamen. Er waren op dat moment nog geen aanhoudingen verricht. Gelet op de onderbouwing van de vordering en de daarop gegeven toelichting op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de beveiligingscamera’s heeft aangeschaft als gevolg van de bewezen verklaarde feiten en de daaruit voortvloeiende gevoelens van angst en onveiligheid. Onder deze omstandigheden is het vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2021:840) dat deze schade kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade en daardoor voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij gemaskerde mannen de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn partner zijn binnengedrongen. Drie mannen hebben hem in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd, waarbij één van de vuurwapens meerdere malen is afgedrukt zonder dat er een schot volgde. [slachtoffer 1] is met een vuurwapen tegen zijn gezicht geslagen. Ook is hij met de koevoet geslagen. Hij heeft in het donker, naakt, gevochten met drie overvallers. Verder heeft hij gehoord dat de overvallers dreigden om zijn zwangere partner, die naar beneden was gevlucht, te doden. [slachtoffer 1] heeft moeten vrezen voor het leven van hemzelf, zijn partner en hun ongeboren kind. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 1] onder meer zwellingen en bloeduitstortingen in zijn gezicht, aan zijn linker arm en oksel heeft opgelopen. Op dit moment heeft hij nog een litteken onder zijn rechter oog en een pijnlijke verdikking op zijn linker bovenarm.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 1] . Sindsdien is hij snel geprikkeld en vertoont vaker agressief gedrag. Verder heeft hij slaapproblemen, waaronder nachtmerries waarin het geweld terugkomt. Hij ervaart nog steeds angst en boosheid.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 8.000,00 billijk voor. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag en diefstal met geweld en braak, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering
Mr. S.M. Diekstra, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft namens de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (€ 8.000,00) die de benadeelde partij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte en zijn mededaders en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. De vordering is volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. Verzocht wordt aan te sluiten bij andere uitspraken, waarbij de slachtoffers – net als in de onderhavige zaak – geen medische stukken hebben aangeleverd ter onderbouwing van hun immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij gemaskerde mannen de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en haar partner [slachtoffer 1] zijn binnengedrongen. Drie mannen hebben [slachtoffer 1] voor de ogen van [slachtoffer 2] in de slaapkamer met vuurwapens, een koevoet en een mes bedreigd, waarbij één van de vuurwapens meerdere malen is afgedrukt zonder dat er een schot volgde. [slachtoffer 2] kon op enig moment naar beneden vluchten, maar werd onder dreiging van een vuurwapen tegengehouden toen zij de woning wilde verlaten. Zij is bij haar pols gepakt. Zij moest op de bank gaan zitten en werd daar met een vuurwapen tegen haar achterhoofd geslagen. Zij werd bedreigd met een vuurwapen en een mes. Het vuurwapen werd afgedrukt op haar knie, maar er volgde geen schot. Het mes werd tegen haar arm gezet en dat voelde zij prikken. Zij hoorde haar partner boven met de overvallers vechten. [slachtoffer 2] heeft moeten vrezen voor het leven van haarzelf, haar partner en hun ongeboren kind. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 2] na de overval duizelig en misselijk was en onder meer een bult op haar achterhoofd, een pijnlijke pols en knie en een blauwe plek op haar arm heeft opgelopen.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] . Zij heeft enige tijd niet in de woning durven slapen, en voelt zich daar nog steeds onveilig. Zij heeft veel stress en zorgen gehad over de vraag of het ongeboren kind schade zou hebben opgelopen door de overval. Zij heeft slaapproblemen en flashbacks en ervaart voortdurend angstgevoelens.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 7.000,00 billijk voor. De vordering ter zake van immateriële schade zal tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvangen in de vordering ter zake immateriële schade.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag en diefstal met geweld en braak, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36f, 38v, 38w, 45, 47, 55, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: 1 STK GSM (PL1100-2023126317-1496881, Apple).
Locatieverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in de [adres woningoverval] in Haarlem.
Contactverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
• [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] ; en
• [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken met een maximum van zes maanden, voor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 21.729,94, bestaande uit € 13.729,94 als vergoeding voor de materiële en € 8.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
  • € 20.978,94 vanaf 16 juni 2023; en
  • € 751,00 vanaf 3 juli 2023;
tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 21.729,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 20.978,94 vanaf 16 juni 2023 en over een bedrag van € 751,00 vanaf 3 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 143 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 7.000,00, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 70 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2025.
Mr. Rogmans is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.