ECLI:NL:RBNHO:2025:2123

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
11382126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden voor kinderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 februari 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Stichting Prokino Kinderopvang en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft de beoordeling van de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de aanvullende algemene voorwaarden van de eisende partij, die in juli 2023 zijn opgesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het incassobeding in de aanvullende voorwaarden oneerlijk is, omdat het suggereert dat de consument direct incassokosten verschuldigd is, terwijl dit pas na een veertiendagenbrief het geval is. Dit beding is vernietigd, evenals een gerelateerd beding in de algemene voorwaarden voor kinderopvang uit 2016, omdat beide bedingen in combinatie als oneerlijk worden beschouwd.

De eisende partij had de mogelijkheid gekregen om aanvullende voorwaarden over te leggen en zich uit te laten over de eerlijkheid van de bedingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet heeft aangetoond dat er geen oneerlijke bedingen in de aanvullende voorwaarden zijn opgenomen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, en de kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 404,68, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens toegewezen, met uitzondering van de kosten voor de akte, die voor rekening van de eisende partij komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11382126 CV EXPL 24-3683
Uitspraakdatum: 12 februari 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Prokino Kinderopvang voorheen genaamd Stichting Prokino
te Diemen
de eisende partij
gemachtigde: De Best & Partners gerechtsdeurwaarders en incasso
tegen
[gedaagde]
te [plaats], gemeente [gemeente]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 11 december 2024 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld de bij de dagvaarding ontbrekende aanvullende algemene voorwaarden over te leggen en om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering. Hieraan heeft de eisende partij uitvoering gegeven bij akte van 8 januari 2025 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Incassobedingen
2.1.
Bij de akte heeft de eisende partij de
Aanvullende Algemene Voorwaarden juli 2023overgelegd (hierna: de aanvullende voorwaarden). De eisende partij stelt dat hierin geen oneerlijke bedingen zijn opgenomen.
2.2.
In artikel 14 van de aanvullende voorwaarden staat een beding dat onder meer betrekking heeft op incassokosten. Dat beding luidt, voor zover relevant, als volgt:

5. Stichting Prokino zendt na het verstrijken van de betalingsdatum een schriftelijke betalingsherinnering waarin de Ouder de gelegenheid krijgt alsnog te betalen. (…)
6. Stichting Prokino maakt bij het incasseren van onbetaalde facturen aanspraak op vergoeding van de Wettelijke Incassokosten voor consumentenvorderingen door de Ouder.
2.3.
Dit incassobeding is oneerlijk, omdat de formulering van het beding suggereert dat de consument direct vanaf het moment dat de handelaar onbetaalde facturen gaat incasseren incassokosten verschuldigd is, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Op dat punt is het beding te onduidelijk en onbegrijpelijk. Dat de eisende partij feitelijk wel een veertiendagenbrief aan de gedaagde partij heeft verstuurd, doet daaraan niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt, is voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van het beding namelijk niet relevant. De conclusie is dat sprake is van een oneerlijk beding en daarom wordt dit beding vernietigd.
2.4.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat het incassobeding in artikel 17 van de (mede van toepassing zijnde) Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden) op zichzelf niet oneerlijk is. In combinatie met het incassobeding in de aanvullende voorwaarden zoals hiervoor geciteerd is het incassobeding in artikel 17 van de algemene voorwaarden echter wel oneerlijk. Uit de inhoud van de voorwaarden blijkt namelijk niet dat een van de twee sets voorwaarden bij tegenstrijdigheid voorgaat op de ander, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de algemene- en de aanvullende voorwaarden tegelijkertijd kunnen worden gehanteerd.
2.5.
Gelet op het voorgaande volgt de kantonrechter dus niet het standpunt van de eisende partij dat in de aanvullende voorwaarden geen oneerlijke bedingen zijn opgenomen en vernietigt de artikelen 17 van de algemene voorwaarden en 14.6 van de aanvullende voorwaarden. Dat betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.6.
Ten aanzien van de ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten en de in dat kader toe te passen sanctie blijft de kantonrechter bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
2.7.
De eisende partij stelt in de akte nog dat zij al bezig was met het wijzigen/aanvullen van haar algemene voorwaarden. In dat kader wijst de eisende partij de kantonrechter erop dat de consument, en zo ook de gedaagde partij, in artikel 12 van de aanvullende voorwaarden wordt gewezen op het wettelijke herroepingsrecht. In dat kader wijst de kantonrechter de eisende partij er (nogmaals) op dat dergelijke informatie in de algemene voorwaarden mag staan, maar dat de gedaagde partij er vóór het sluiten van de overeenkomst dan wel tenminste expliciet op moet worden gewezen dát die informatie in de algemene voorwaarden te vinden is (zie ook r.o. 2.6 van het tussenvonnis).
Conclusie en proceskosten
2.8.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 789,52 aan hoofdsom toewijsbaar (€ 877,24 x 0.9). De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
2.9.
Ook de vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.10.
De gedaagde partij heeft reeds een bedrag van € 384,84 voldaan. Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 404,68 zal worden toegewezen.
2.11.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de akte komen echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat deze genomen moest worden.
2.12.
Omdat een gedeelte van het gevorderde bedrag niet toewijsbaar is, zal de gedaagde partij ten aanzien van het griffierecht slechts worden veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat verschuldigd is voor het toe te wijzen bedrag (€ 130,00 in plaats van
€ 328,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 404,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 29 oktober 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,38
griffierecht € 130,00
salaris gemachtigde € 82,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter