ECLI:NL:RBNHO:2025:2101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
15/210356-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging woningoverval en bezit vuurwapen met nauwe en bewuste samenwerking

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woningoverval en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak vond plaats in Alkmaar en betreft een incident dat zich voordeed op 28 juni 2024 in Den Ilp, gemeente Landsmeer. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd samen met twee medeverdachten beschuldigd van het plannen en uitvoeren van een woningoverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 13 februari 2025 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd voor de diefstal van een auto, maar wel bewezenverklaring van de poging woningoverval en het wapenbezit. De verdediging pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging woningoverval en het wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een locatieverbod voor Den Ilp. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/210356-24 (P)
Uitspraakdatum: 27 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
nu gedetineerd in Justitiële Jeugdinrichting/Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.P. Klaver, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluijt, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging (feit 2 subsidiair), ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) goed/goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een (gestolen) personenauto naar de woning van die [naam] is gereden en/of
- gezichtsbedekkende kleding (waaronder bivakmutsen en een mondkapje) en/of handschoenen heeft aangetrokken en/of
- een jas gelijkend aan een DHL-jas heeft aangetrokken en/of
- met een tas met daarin onder meer een vuurwapen, geprepareerde tiewraps en ductape naar de woning van die [naam] is gelopen en/of
- bij die woning heeft aangebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (gestolen) personenauto (geschikt om te vluchten en/of om de buit te vervoeren) en/of
- gezichtsbedekkende kleding waaronder bivakmutsen en een mondkapje en/of een jas gelijkend aan een DHL-jas en/of handschoenen (geschikt om de identiteit te verhullen) en/of
- een vuurwapen (geschikt om te dreigen en/of te verwonden) en/of
- geprepareerde tiewraps en ductape,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2024 tot en met 28 juni 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2024 tot en met 28 juni 2024 te Almere en/of te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit (diefstal) en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (poging woningoverval), 2 subsidiair (heling) en 3 (vuurwapenbezit) ten laste gelegde feiten. Volgens de officier van justitie kan opzetheling wettig en overtuigend worden bewezen, omdat de verdachte wist dat het om een gestolen voertuig ging.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte van alle ten laste gelegde feiten vrij te spreken. De verdachte ontkent met alle ten laste gelegde feiten iets te maken te hebben gehad. De signalementen van de personen, de kleding die de personen droegen in de auto en rond de woning zijn onvoldoende specifiek te onderscheiden. De huidskleur, lichaamsbouw en kleding zijn niet dermate onderscheidend dat deze alleen op de verdachte passen. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij, op het moment dat hij aan het einde van de middag in het voertuig stapt, de andere inzittenden een high five heeft gegeven, waardoor niet uitgesloten kan worden dat het DNA van de verdachte via secundaire overdracht op diverse goederen is terecht gekomen. Bovendien is onduidelijk welke hoeveelheid DNA op die goederen is aangetroffen en om wat voor soort DNA het gaat. Daarnaast kan niet worden bewezen dat sprake is van een poging woningoverval, omdat er geen significant begin van uitvoering is. Hetgeen zich bij de woning heeft afgespeeld, is niet te kwalificeren. Ten aanzien van feit 2 zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte wist of had moeten weten dat de auto van diefstal afkomstig was. Ten aanzien van feit 3 staat niet vast dat het wapen dat is aangetroffen hetzelfde wapen is dat te zien is op afbeeldingen op de telefoon van de verdachte.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiairMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair (diefstal van de auto) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de verdachte ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit (opzet- dan wel schuldheling) worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte wist dan wel moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. De verdachte heeft verklaard dat hij door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] is opgehaald. De verdachte heeft de auto niet bestuurd. Op basis van het dossier is niet duidelijk of de schade links van het stuur voor de verdachte zichtbaar is geweest. Evenmin kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte heeft kunnen waarnemen dat de auto niet met een originele sleutel is geopend en gestart.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair (poging woningoverval)
Op 28 juni 2024 omstreeks 08:15 uur stopt een witte Mini Cooper met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) in de buurt van de woning op het adres [adres] te Den Ilp. De auto is in de nacht daaraan voorafgaand gestolen in Almere. Drie personen stappen uit de auto en lopen naar de woning. Twee personen dragen gezichtsbedekking en capuchons. De voorste heeft oranje handschoenen aan. De persoon daarachter draagt donkere handschoenen en heeft een blauwe Albert Heijn tas in zijn handen. De derde persoon draagt een DHL-jas en een rugzak van het merk The North Face. Te zien is dat hij blauwe handschoenen draagt. De twee voorste personen verstoppen zich achter een bij de voordeur geparkeerde auto en de persoon met de DHL-jas belt aan. Als na enkele seconden niet open is gedaan, lopen de drie personen terug naar de auto. Opvallend is dat nu de persoon met de oranje handschoenen de blauwe Albert Heijn tas in zijn handen heeft. Van de man met de donkere handschoenen is te zien dat hij een donkere huidskleur heeft.
De auto vertrekt vervolgens in de richting van Landsmeer. Om 08:25 uur stopt de auto op een parkeerplaats bij een fietsenwinkel in Landsmeer. Rechts achterin de auto is een voorwerp te zien met een gele kleur, vermoedelijk de DHL-jas. De bestuurder stapt uit. Hij heeft een kort baardje en hij trekt zijn zwarte jasje uit. Te zien is dat hij een wit T-shirt aan heeft. Aan de passagierszijde stapt een persoon met een donkere huidskleur uit. Vanaf de achterbank stapt een persoon uit die een donkere pet met rode opdruk draagt. Om 08:26 uur straalt de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een zendmast in Landsmeer aan.
Om 08:49 uur wordt de auto geregistreerd door een ANPR-camera op de A1 ter hoogte van hectometerpaal 11.6 (Muiden). Op de ANPR-foto is te zien dat de bestuurder een kort baardje heeft en een wit shirt draagt. De bijrijder draagt een shirt met links en rechts rode kenmerken. Van de bijrijder is tevens te zien dat zijn gezicht een donkere huidskleur heeft.
Diezelfde dag om 20:30 uur wordt de auto in Amsterdam, op de A10 bij afslag Zeeburg, door de politie tot stilstand gebracht. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] zit achter het stuur, de verdachte zit op de bijrijdersstoel en medeverdachte [naam medeverdachte 2] zit achterin de auto. Bij zijn aanhouding draagt de medeverdachte [naam medeverdachte 1] een wit T-shirt met daarover een zwart jasje. De verdachte heeft een donkere huidskleur en draagt een shirt met links en rechts twee rood/oranje kenmerken. In de auto wordt achterin een pet aangetroffen met een rode opdruk, van het merk Parajumpers. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor met de politie aangegeven dat dit zijn pet is. In de auto worden verder onder meer donkere en oranje handschoenen aangetroffen, bivakmutsen, een DHL-jas, een rugzak van het merk The North Face en een blauwe Albert Heijn tas. In de Albert Heijn tas zitten onder meer: als handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een sok met daarin een vuurwapen. In de rugtas bevinden zich handschoenen met blauwe accenten.
Diverse van de in de auto aangetroffen goederen zijn bemonsterd op humane en biologische sporen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat van een aantal goederen een
DNA- hoofdprofiel van een van de drie verdachten kan worden afgeleid, waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. Verder blijkt uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 2] dat hij in de nacht voorafgaand aan het feit via Snapchat heeft geïnformeerd naar een “skimask” en “handjes” en dat er is gesproken over een DHL-jas.
Gelet op de hiervoor besproken bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten, die op 28 juni 2024 om 20:30 uur zijn aangehouden, dezelfde personen zijn die ’s morgens voor de deur van de woning in Den Ilp stonden en kort daarna te zien zijn op de camerabeelden van de fietsenwinkel in Landsmeer. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de man op de beelden met de oranje handschoenen is. De verdachte is de man met de donkere huidskleur en de donkere handschoenen. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] is de man met de DHL-jas en de blauwe handschoenen.
DNA van de verdachte op goederen in het voertuig
Op diverse goederen in het voertuig zijn mengprofielen aangetroffen, waarvan de verdachte een van de donoren kan zijn. Echter, op de rol ducttape, die in de Albert Heijn tas zat, is het DNA-hoofdprofiel afgeleid van de verdachte, waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. Daarbij is vermeld dat de additionele DNA-kenmerken van de minder prominent aanwezige donoren niet geschikt zijn voor vergelijkend DNA-onderzoek. Een secundaire overdracht, zoals door de verdediging gesuggereerd, is in dat kader totaal onaannemelijk.
Begin van uitvoering
De drie verdachten zijn samen naar de woning gegaan. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] droegen gezichtsbedekking en hebben zich uit het zicht van de voordeur gehouden door zich te verschuilen achter een geparkeerde auto. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] met de DHL-jas heeft bij de woning aangebeld. Alle drie de verdachten droegen handschoenen. De verdachte had een Albert Heijn tas bij zich met daarin onder meer tot handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een vuurwapen. De uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat sprake is van een begin van uitvoering van een woningoverval, waarbij rekening werd gehouden met het toepassen van geweld en/of bedreiging met geweld.
Feiten 1 primair en 3 (poging woningoverval en vuurwapenbezit)
Nauwe en bewuste samenwerking
De drie verdachten zijn samen naar Den Ilp gereden en hebben allen aan het plan voor de woningoverval meegewerkt. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft met een DHL-jas aan, zich aldus voordoende als een bonafide bezorger, bij de woning aangebeld. De andere twee verdachten hebben zich uit het zicht van de voordeur verstopt. Op weg naar de woning droeg de verdachte de Albert Heijn tas met daarin een vuurwapen, ducttape en als handboeien geprepareerde tie-wraps. Toen niet werd opengedaan zijn zij gezamenlijk vertrokken en in de auto weggereden in de richting van Landsmeer. Verder kan uit het dossier worden afgeleid dat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] in de nacht voorafgaand aan de geplande woningoverval, via Snapchat, heeft geïnformeerd naar een “skimask” en een DHL-jas. Toen de verdachten werden aangehouden riep de verdachte: “jullie houden allebei jullie moffel. Jullie houden je mond dicht, niks zeggen”.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten op de hoogte waren van het plan om een woningoverval te plegen en dat zij nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt bij de uitvoering van dat plan.
De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben de Albert Heijn tas met daarin het vuurwapen gedragen. Die tas lag bij de aanhouding rechts voorin de auto. Het kan niet anders dan dat de verdachte dit wapen niet alleen gezien heeft, maar dat het wapen ook deel uitmaakte van het gezamenlijk plan en de gezamenlijke uitvoering van de voorgenomen diefstal met geweld of met bedreiging daarmee. Ook ten aanzien van het vuurwapenbezit acht de rechtbank medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (een) goed/goederen van zijn gading dat/die aan [naam] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- met een (gestolen) personenauto naar de woning van die [naam] is gereden en
- gezichtsbedekkende kleding (waaronder bivakmutsen en een mondkapje) en handschoenen heeft aangetrokken en
- een jas gelijkend aan een DHL-jas heeft aangetrokken en
- met een tas met daarin onder meer een vuurwapen, geprepareerde tiewraps en ducttape naar de woning van die [naam] is gelopen en
- bij die woning heeft aangebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 28 juni 2024 te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met alle voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Toepassing van het jeugdstrafrecht is niet aan de orde, omdat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht, tijdens de aanhouding aan de medeverdachten te kennen geeft dat ze moeten zwijgen en eerder is veroordeeld voor een overval, aldus de officier van justitie.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op het rapport van de reclassering. In het dossier zijn geen aanwijzingen waaruit blijkt dat de verdachte een voortrekkende, leidende rol heeft gehad, noch dat hij anderen op een negatieve manier heeft beïnvloed. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het gaat om een kwetsbare verdachte, waarbij nog ruimte is voor pedagogische beïnvloeding. De verdachte kan op 28 februari 2025 terecht bij begeleid wooninstelling Vast en Verder.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een poging woningoverval en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachten waren van plan de woning van het slachtoffer te overvallen door een van de verdachten in een DHL-jas te laten aanbellen terwijl de twee andere verdachten verdekt stonden opgesteld. Dat de verdachten rekening hebben gehouden met het gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld blijkt uit het feit dat zij als handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een vuurwapen bij zich hadden. Dat de woningoverval uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden is niet aan het handelen van de verdachten te danken; zij zijn weer vertrokken toen bleek dat het slachtoffer die ochtend niet thuis was. De verdachte heeft voor eigen geldelijk gewin geprobeerd om iemand in haar eigen woning, waar zij zich veilig zou moeten voelen, te overvallen. Dat de impact op het slachtoffer groot is, blijkt uit de ter zitting door haar advocaat voorgelezen slachtofferverklaring.
Persoon van de verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van de verdachte van 19 september 2024 blijkt dat hij op 16 maart 2021 is veroordeeld voor het plegen van winkelovervallen tot een jeugddetentie van veertien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 4 februari 2025, opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Enschede. Daarin staat onder meer het volgende:
Betrokkene heeft tot juni 2023 onder toezicht gestaan van de jeugdreclassering inzake parketnummer 16/294613-20. Het toezicht werd positief afgesloten. Betrokkene had een positieve ontwikkeling doorgemaakt, woonde in een begeleid wooninstelling, volgde een opleiding en kwam tijdens het toezicht niet met politie en justitie in aanraking. De reclassering vindt het zorgelijk dat hij nu opnieuw voor ernstige strafbare feiten in aanraking is gekomen met politie en justitie. Bij bewezenverklaring is sprake van een beginnend delictpatroon. Betrokkene woonde ten tijde van de vermeende feiten begeleid bij's Heerenloo, een organisatie die zich inzet voor mensen met een verstandelijke beperking. Op 12 augustus 2024 heeft men hem echter laten weten dat hij onder andere vanwege de huidige verdenking niet meer welkom is binnen de instelling. Op 29 januari 2025 heeft er een intake plaatsgevonden met de begeleid wooninstelling Vast en Verder in Lelystad. Betrokkene is geaccepteerd als cliënt en kan 28 februari instromen bij de instelling.Uit een pro Justitia rapportage van februari 2021 blijkt dat er bij betrokkene sprake is van een licht verstandelijke beperking, een aanpassingsstoornis en stoornissen in het gedrag en in de hechting. Echter, omdat deze rapportage van een aantal jaar geleden dateert, kan de reclassering hier nu geen conclusies meer aan verbinden. Tevens blijkt uit een afsluitrapportage van de jeugdreclassering dat betrokkene een beïnvloedbare jongen is, die naar antisociale mensen toe trekt. Omdat de vermeende strafbare feiten in vereniging zijn gepleegd, ziet de reclassering het sociaal netwerk als risicofactor. De eerder geconstateerde beïnvloedbaarheid ziet de reclassering daarnaast ook als risicofactor. Als beschermende factoren ziet de reclassering het goede contact met zijn familie, dat hij zich begeleidbaar opstelde tijdens zijn verblijf bij 's Heerenloo en het feit dat betrokkene geen verslavende middelen gebruikt. Daarnaast zegt betrokkene open te staan voor hulp en begeleiding.Risico's op recidive en letsel kunnen niet worden ingeschat. Risico op onttrekken aan voorwaarden: laag.
Advies: toepassen jeugdstrafrecht
Uit ons onderzoek, waarbij de reclassering gebruik heeft gemaakt van het wegingskader adolescentenstrafrecht, komen aanwijzingen voor toepassing van het jeugdstrafrecht naar voren. Betrokkene is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking en hij lijkt moeite te hebben met het organiseren van zijn leven vanwege het ontbreken van startkwalificaties voor de arbeidsmarkt. Het is wenselijk dat zijn schoolgang gecontinueerd wordt. Uit de afsluitrapportage van 23 mei 2023 komt tevens naar voren dat betrokkene een beïnvloedbare jongen is, die naar antisociale jongeren toe trekt.
Echter met de kanttekening dat de reclassering op dit moment geen zicht heeft op de rol van betrokkene tijdens onderhavige verdenking. Mocht tijdens de zitting blijken dat betrokkene een leidende rol heeft gehad en dus anderen op een negatieve manier heeft beïnvloed, dan ziet de reclassering contra indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Advies over bijzondere voorwaarden:- meldplicht bij reclassering in Lelystad- ambulante behandeling De Waag of soortgelijke instelling- begeleid wonen / maatschappelijke opvang- dagbesteding- meewerken aan schuldhulpverlning- openheid over sociale contactenOpdracht aan volwassenenreclassering om betrokkene te begeleiden.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aan de bijzondere voorwaarden wil meewerken.
Geen toepassing ASR
De rechtbank zal geen toepassing geven aan het jeugdstrafrecht, zoals de raadsman heeft bepleit. De verdachte was ten tijde van het strafbare feit 19 jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor een jongvolwassene jeugdsancties toe te passen indien daartoe aanleiding wordt gezien in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Bij die veroordeling zijn interventies binnen het jeugdstrafrecht ingezet, maar die hebben gelet op de onderhavige veroordeling blijkbaar niet tot de gewenste gedragsverandering bij de verdachte geleid. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de poging woningoverval ontkend, en aldus geen inzicht gegeven in zijn handelen. Toen de verdachten werden aangehouden heeft de verdachte tegen de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] geroepen: “
Jullie houden allebei jullie moffel Jullie houden je mond dicht! Niks zeggen!”. Deze uitlating en ook de overige stukken in het dossier (waaronder de DNA-match met de ducttape) wijzen erop dat de verdachte een leidende (althans geen ondergeschikte) rol bij de poging woningoverval heeft gehad. Op de zitting is de verdachte gevraagd waarom hij tegen de medeverdachten heeft geroepen dat zij hun mond moesten houden. Hij heeft toen verklaard dat hij een liedje zong, maar dat hij de artiest en de titel niet meer weet. Deze verklaring acht de rechtbank niet alleen ongeloofwaardig, maar ook zorgelijk. De verdachte heeft op de zitting een geharde en berekenende indruk op de rechtbank gemaakt. Deze contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht wegen voor de rechtbank zwaarder dan de indicaties voor het toepassen van jeugdstrafrecht zoals beschreven in het reclasseringsrapport van 4 februari 2025. Mede gelet op de ernst van de feiten is een pedagogische aanpak naar het oordeel van de rechtbank niet langer aan de orde.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. Voor een woningoverval is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat het bij een poging tot woningoverval is gebleven. De rechtbank zal bij de strafoplegging ook rekening houden met de jonge leeftijd van de verdachte en met de omstandigheid dat in het verleden een licht verstandelijke beperking bij hem is vastgesteld. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachten op klaarlichte dag geprobeerd hebben een (gewapende) woningoverval te plegen. Ook ten nadele van de verdachte weegt mee dat hij geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn handelen en dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 10 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om gedurende de proeftijd een locatieverbod op te leggen voor Den Ilp.

7.Beslag

Onder de verdachte is inbeslaggenomen een zwarte GSM, merk Apple
(goednummer [nummer] ).
De officier van justitie heeft verzocht de telefoon niet terug te geven, zodat – in geval van hoger beroep – nader onderzoek aan de telefoon kan plaatsvinden.
De raadsman heeft verzocht de telefoon aan de verdachte terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon moet worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.020,66 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
€ 487,87 cross line detectie vanaf juli 2024
€ 1.066,20 cross line detectie 2025
€ 447,22 uitbreiding camerabeveiliging 2024
€ 977,37 uitbreiding camerabeveiliging 2025
€ 1.500,00 immateriële schade
€ 542,00 proceskosten.
De officier van justitie heeft geadviseerd het bedrag aan materiële schade te matigen tot € 1.500,00 vanwege de lange periode van de abonnementen. Wat betreft de verzochte vergoeding aan immateriële schade en proceskosten heeft hij verzocht deze in zijn geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de materiële vordering. Er is onvoldoende onderbouwd waarom een camerasysteem met een meer afschrikkende werking noodzakelijk is. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vergoeding te bepalen op maximaal € 500,00.
Er zijn verder geen opmerkingen over de proceskosten.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht het redelijk om die kosten voor de gehele opgevoerde periode (18 maanden) te vergoeden.
De rechtbank acht verder voldoende aannemelijk geworden dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij procedeert bij gemachtigde. Op grond van artikel 238 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen in dat geval de kosten voor het salaris en de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking. De opgevoerde kosten zijn overeenkomstig het liquidatietarief rechtbank en hoven en zullen worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging woningoverval in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering in Lelystad en blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan het verkrijgen van diagnostiek en – indien geïndiceerd – zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verblijft bij Vast en Verder of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, vrijetijdsbesteding en/of opleiding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- openheid geeft van zaken over degene met wie hij omgang heeft;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Den Ilp, gemeente Landsmeer in de provincie Noord-Holland, tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd, zolang de reclassering dit locatieverbod noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van: een zwarte GSM, merk Apple
(goednummer [nummer] ).
Vordering benadeelde partij
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.728,66(zegge: drieduizend zevenhonderdachtentwintig euro en zesenzestig cent), bestaande uit € 2.978,66 als vergoeding voor de materiële en € 750,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 542,00 (zegge: vijfhonderdtweeënveertig euro), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.728,66 (zegge: drieduizend zevenhonderdachtentwintig euro en zesenzestig cent), bestaande uit vergoeding van materiële en immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Reemst, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025.