ECLI:NL:RBNHO:2025:2064

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
10947139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie geëist van de vervoerder, Turk Havayollari A.O., voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers een bevestigde boeking hadden en dat zij met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder kon echter aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die buiten zijn invloed lagen en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. Hierdoor werd het beroep op buitengewone omstandigheden door de kantonrechter geaccepteerd. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 26 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10947139 \ CV EXPL 24-1326
Uitspraakdatum: 26 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2. [eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.,
gevestigd te Istanboel (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot (LVH Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen door de luchtverkeersleiding. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt. Daarnaast heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 22 april 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Airport (Turkije) naar Sharm el Sheikh International Airport (Egypte), met de vluchtcombinatie TK1960 en TK698.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht TK1960 van Amsterdam naar Istanbul (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
De passagiers hebben het (vermeende) vorderingsrecht van hun twee minderjarige kinderen aan zichzelf gecedeerd.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen vanaf direct na de vertraging, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De eerste vraag die voorligt is of de passagiers over een bevestigde boeking voor de vlucht beschikten, waarbij onder een boeking wordt verstaan: ‘
’het feit dat de passagiers een ticket hebben of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator’’. [2] Het Hof heeft een ruimere definitie aan het begrip ‘boeking’ toegekend. [3] Het door de passagiers overgelegde reisschema van SUNtip.nl kan naar het oordeel van de kantonrechter als een ‘bevestigde boeking’ in de zin van de Verordening worden aangemerkt. Bovendien heeft de vervoerder niet betwist dat de passagiers zijn meegevlogen met de vlucht in kwestie.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [4]
4.4.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Istanbul – Amsterdam – Istanbul (vluchtnummers TK1959 en TK1960). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder met hetzelfde toestel uitgevoerd. Vlucht TK1959 van Istanbul naar Amsterdam is met 1 uur en 16 minuten vertraging uitgevoerd door een beperking door de luchtverkeersleiding, namelijk een latere vertrektijd door capaciteitsproblemen. Deze vertraging werkte door op de vlucht in kwestie. De vlucht in kwestie is met 28 minuten vertraging uitgevoerd, eveneens door een opgelegde beperking door de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagiers betwisten de doorwerking van de door de vervoerder gestelde buitengewone omstandigheden. Uit de overgelegde producties blijkt niet dat beide vluchten met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd. Bovendien is deze informatie van belang om na te kunnen gaan of de vertraging niet reeds eerder in de operatie is opgelopen, aldus de passagiers.
4.6.
Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder nog aangevoerd dat de vlucht in kwestie ook vertraging heeft opgelopen door congestie bij de security en paspoortcontrole te Schiphol. Ook deze vertraging is het gevolg van buitengewone omstandigheden. Daarnaast is er een overzicht van de vluchtrotatie overgelegd. Hieruit volgt dat beide vluchten na elkaar stonden ingepland op toestel ‘TCJNO’. Er hebben geen andere vluchten tot de vertraging van vlucht TK1959 geleid, aldus de vervoerder.
4.7.
De vervoerder heeft eerst bij conclusie van dupliek aangevoerd dat de vertraging van de vlucht niet alleen is veroorzaakt door opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding, maar ook door congestie bij de security (45 minuten) en paspoortcontrole (36 minuten) te Schiphol. Ook heeft hij voor de gestelde vertraging door deze congestie, eerst bij conclusie van dupliek een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft weliswaar aangevoerd dat hij bij conclusie van antwoord per ongeluk het verkeerde vluchtrapport heeft overgelegd, maar gesteld nog gebleken is dat hij zijn verweer niet al bij conclusie van antwoord naar voren heeft kunnen brengen, waartoe hij op basis van het vereiste van concentratie van verweer was gehouden. [5] Nu hij dit heeft nagelaten, is dit verweer tardief. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer voorbijgaan.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder, met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop, voldoende heeft onderbouwd dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van beperkingen door de luchtverkeersleiding, namelijk latere vertrektijden door capaciteitsproblemen. Een dergelijke vertraging is een omstandigheid die niet inherent is aan de uitoefening van de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en deze heeft daar ook geen invloed op. Ook heeft hij voldoende onderbouwd dat beide vluchten met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd en dat er geen andere vluchten tot de vertraging van vlucht TK1959 hebben geleid. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden slaagt.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de passagiers heeft omgeboekt op vlucht TK700. De passagiers hebben dit niet betwist. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.10.
De passagiers zijn in het ongelijk gesteld. Daarom worden zij veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 476,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 119,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 2 sub g van de Verordening.
3.HvJEU 21 december 2021, C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20.
4.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.Artikel 128 Rv.