ECLI:NL:RBNHO:2025:2052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/15/354302 / FA RK 24-3406
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag van ouders wegens gewijzigde omstandigheden en onaanvaardbaar risico voor de minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 februari 2025 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag van een minderjarige. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de vader, door zijn gedrag en de omstandigheden, niet in staat is om op een verantwoorde manier samen te werken in de opvoeding van hun kind. De vader heeft een problematische achtergrond, waaronder een contact- en locatieverbod opgelegd door de voorzieningenrechter, en heeft sinds medio 2023 geen contact meer gehad met de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet bereikbaar is voor de moeder en dat er geen basis is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag krijgt. De vader heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank heeft zijn argumenten niet gevolgd, gezien de onvoorspelbaarheid van zijn gedrag en de impact daarvan op de minderjarige. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de moeder alleen het gezag te geven, zodat er rust en stabiliteit voor de minderjarige kan worden gecreëerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/354302 / FA RK 24-3406
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 26 februari 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Wernik, kantoorhoudende te Haarlem,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.M. Buitenhuis, kantoorhoudende te Nieuw-Vennep,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder van 4 juli 2024, ingekomen op 5 juli 2024;
- het verweer van de vader van 23 januari 2025.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 januari 2025 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. B. Wernik en mr. A.M. Buitenhuis. Daarnaast was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De minderjarige [de minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij is op 28 januari 2025 in raadkamer gehoord.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] in [plaats] , [land] , met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden, door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van [datum] .
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
Het gezamenlijk gezag over de minderjarige is na de echtscheiding in stand gebleven. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de moeder.
2.3.
De vader heeft de [nationaliteit] nationaliteit. De moeder en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Bij vonnis van 8 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank – kort samengevat – een contact- en locatieverbod voor de duur van twaalf maanden aan de vader opgelegd.
2.5.
De vader heeft de minderjarige sinds medio 2023 niet meer gezien of gesproken.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder strekt tot wijziging van het gezag over voornoemde minderjarige, in die zin dat voortaan het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.2.
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat het niet langer in het belang van de minderjarige is dat het gezamenlijk gezag blijft voortduren. Daartoe heeft de moeder het volgende gesteld. Begin februari 2020 is de vader naar [land] vertrokken. In maart 2020 is hij naar Nederland teruggekeerd. Hij heeft toen een jaar in [plaats] gewoond, maar het ging niet goed met hem. Daarna kwam hij op een kamer in [plaats] en vervolgens heeft hij in 2021 zijn huurwoning in [plaats] gekregen. In 2021 heeft zich een incident voorgedaan, waarna [de minderjarige] haar vader niet meer wilde zien
omdat hij heel boos op haar was geworden. Partijen hebben toen voor een omgangsregeling een opbouwperiode afgesproken, maar omgang is er nauwelijks geweest. Ook werd het steeds lastiger afspraken te maken met de vader over bijvoorbeeld vakantie, waarvoor hij eerst geen toestemming verleende, maar uiteindelijk wel. Vanaf medio 2023 werd de situatie ernstiger en bedreigde en stalkte de vader de moeder en [de minderjarige] .
[de minderjarige] wil geen contact meer met haar vader. Mogelijk in de toekomst wel, als hij beter is. Inmiddels heeft de voorzieningenrechter een locatie- en contactverbod aan de vader opgelegd. Vanwege de bedreiging en stalking en ook vanwege de verdenking van andere geweldsmisdrijven is de vader in voorlopige hechtenis geweest. De voorlopige hechtenis is in februari 2024 geschorst. De vader is toen vanwege psychische problematiek opgenomen bij [gesloten kliniek] , een gesloten kliniek in [plaats] . Inmiddels is duidelijk dat het huiselijk geweld en de onveilige opvoedsituatie [de minderjarige] psychisch heeft beschadigd. Gelet op het bovenstaande is er sprake van gewijzigde omstandigheden in de zin van art. 1:253n lid 1 BW. Vanwege de bedreigingen, het stalken en het opgelegde contact- en locatieverbod en het creëren van rust en stabiliteit voor [de minderjarige] is het van belang dat zij met het uitsluitend gezag wordt belast, aldus de moeder.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. Daartoe heeft de vader - kort samengevat - betoogd dat het een onrustige tijd voor hem is geweest, maar nu heeft hij zijn leven weer helemaal op orde. Sinds november 2024 woont hij op zijn huidige adres in [woonplaats] . Daar woont hij beschermd. De vader heeft vastgezeten. Sindsdien heeft hij te maken met de reclassering. Hij heeft het afgelopen jaar aan zichzelf gewerkt. De reclassering heeft hem het advies gegeven om beschermd te gaan wonen. De rechter heeft dat ook uitgesproken. De vader gebruikt Sertraline voor depressie en Quitiupine voor trauma wat hij vanuit zijn werk heeft opgelopen. Hij heeft de moeder en de minderjarige met rust gelaten, getuige ook het feit dat er niets wordt overlegd jegens hem wat dateert van na december 2023. De moeder baseert haar verzoek op artikel 1:253n, lid 1, BW. De moeder laat na om te benoemen wat de gewijzigde omstandigheden precies zijn. [de minderjarige] is een puber van 14 jaar. Er zijn woede-uitbarstingen bij [de minderjarige] die zich op de moeder richten. Dit is sneu en frustrerend voor moeder, maar de vraag is of dit te wijten is aan de vader. De vader wil op gepaste afstand onderdeel uitmaken van het leven van [de minderjarige] . Hij hoopt dat de rust op een gegeven moment zo is wedergekeerd, dat zij weer contact met haar vader wil, al is het maar telefonisch. De vader begrijpt ook dat hij dit volledig van [de minderjarige] moet laten afhangen en daarom laat hij haar ook volledig met rust. De vader zal meewerken aan alles wat de moeder omtrent [de minderjarige] vraagt, zoals schoolkeuzes, vakanties, ID-kaarten, enz, om hem zo de mogelijkheid te geven onderdeel te laten uitmaken van het leven van [de minderjarige] en daarmee kan laten zien dat hij echt is veranderd. Hij hoopt dat hij op een dusdanige manier eventueel wel weer contact met [de minderjarige] kan krijgen, aldus de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de vader de [nationaliteit] nationaliteit bezit en de moeder en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek betreft een geschil over het gezag en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II ter).
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Ingevolge artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
5.2.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.4.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.5.
De rechtbank concludeert uit de stukken en wat door de moeder ter zitting naar voren is gebracht dat de vader al geruime tijd, met name door zijn toedoen, niet voor de moeder bereikbaar is en dat zodoende de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders ontbreekt. Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over [de minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. Er zijn geen aanwijzingen dat partijen in de nabije toekomst wel weer op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over [de minderjarige] , mede gelet op de (heftige) gebeurtenissen in het (recente) verleden. Het vertrouwen in de vader is ernstig geschaad en het herstellen van dit vertrouwen vergt veel tijd, ook vanwege de (terechte) angst bij de moeder en [de minderjarige] voor het (onvoorspelbare) gedrag van de vader. De rechtbank acht het daarom in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag zal worden belast.
5.6.
De stelling van de vader hij bereid is om op verzoeken van de moeder met iedere gezagsbeslissing in te stemmen en overal een handtekening onder te zetten en dat daarom het gezamenlijk gezag niet moet worden beëindigd, wordt niet gevolgd. Gelet op de gespannen situatie tussen partijen, waarvoor geldt dat, naast het in 2023 door de voorzieningenrechter opgelegde contact- en locatieverbod, in het kader van een strafrechtelijke procedure in mei 2024 aan de vader een contactverbod is opgelegd, kan er niet zonder meer op worden vertrouwd dat de vader toezeggingen hieromtrent zal nakomen. Desgevraagd heeft de Raad ook nog naar voren gebracht dat de vader wel suggereert dat hij in zijn gedrag voorspelbaar is geworden, maar gelet op het belaste verleden, kan hij dat niet zeggen, alleen al omdat voor [de minderjarige] en de moeder die onvoorspelbaarheid nog steeds aanwezig is. Uit het gesprek van de kinderrechter met [de minderjarige] is gebleken dat zij intensieve hulpverlening heeft. Om de kans op positieve resultaten in de hulpverlening voor haar te vergroten acht de rechtbank het van belang dat iedere vorm van onvoorspelbaarheid in haar leven zoveel mogelijk wordt voorkomen. Voor de beslissing is ten slotte nog redengevend dat de vader in het verleden weinig bemoeienis met [de minderjarige] heeft gehad, waarbij overigens is gebleken dat hij een aantal keer zijn toestemming voor een gezagsbeslissing niet althans pas na aandringen van de moeder heeft verleend. De rechtbank acht het van cruciaal belang dat de vader afstand neemt van [de minderjarige] en, zolang dat voor [de minderjarige] nodig is, een pas op de plaats maakt, zodat zij de ruimte krijgt om te herstellen, na te denken, te groeien en aan haar problemen te kunnen werken. De advocaat van de vader heeft ter zitting namens de vader betoogt dat hij dit [de minderjarige] gunt en afstand zal nemen, de rechtbank gaat ervan uit dat de vader dit in het belang van zijn dochter ook gestand doet, zodat er in de toekomst wellicht ruimte is bij [de minderjarige] om het contact met de vader weer aan te gaan.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over voornoemde minderjarige toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.A Onderwater, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.B. Dinkelaar als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.