ECLI:NL:RBNHO:2025:2033

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
C/15/359759 / JU RK 24-1826
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de gezaghebbende vader

Op 4 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, had verzocht om deze verlengingen vanwege de onveilige thuissituatie van de kinderen. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder heeft te maken met een onveilige situatie door haar ex-partner, die weigert de woning te verlaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader eveneens met een jaar. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/359759 / JU RK 24-1826
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Verkijk, kantoorhoudende in Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 6 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 7 februari 2024 onder toezicht gesteld tot 7 februari 2025.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 november 2024 een spoedmachtiging verleend om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader. Deze machtiging is daarna verlengd tot 7 februari 2025.
2.4.
De kinderen verblijven met voornoemde machtiging uithuisplaatsing bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor de duur van een jaar. Ook heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Tot slot heeft de GI verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI naar voren gebracht dat de kinderen met spoed uit huis zijn geplaatst na een melding van Veilig Thuis over ruzie tussen de moeder en haar ex-partner. Ook al is hun relatie beëindigd, zij woonden daarna langere tijd noodgedwongen nog samen. De ex-partner weigert tot op heden te vertrekken uit de woning en kan ook nergens anders terecht. De moeder kan hem ook niet uitschrijven.
[de minderjarige 1] heeft in november 2024 op school verteld dat de ex-partner tegen haar, [de minderjarige 2] en de moeder schreeuwt en dat zij dan op haar kamer in elkaar kruipt. Gelet op eerdere incidenten en Veilig Thuismeldingen is toen een spoedmachtiging uithuisplaatsing verzocht.
Bij beide kinderen zijn signalen dat zij last hebben van wat zij hebben meegemaakt. [de minderjarige 1] geeft aan dat zij ‘een druk hoofd’ heeft en piekert veel. De gebeurtenissen van vroeger, zoals ruzies tussen haar ouders, komen steeds vaker naar boven.
Bij [de minderjarige 2] is sprake van loyaliteitsproblematiek. Zij heeft soms driftbuien, waarbij zij schreeuwt en met dingen gooit. Het lukt de moeder dan moeilijk om haar te kalmeren.
Sinds de uithuisplaatsing hebben de ouders beter contact met elkaar en doen zij hun best om zich in bijzijn van de kinderen niet negatief uit te laten over de andere ouder. Verder hebben zij zich gehouden aan de afspraken over de omgang tussen de moeder en de meisjes. De ouders hebben enige tijd ouderschapsbemiddeling gehad, maar krijgen nu opvoedondersteuning van [hulpverleningsorganisatie] .
Ondanks de verbeteringen kan de moeder de veiligheid van de kinderen niet waarborgen vanwege de onvoorspelbaarheid van haar ex-partner. Zij geeft aan zich niet veilig te voelen bij hem en wil juridische stappen nemen om hem uit de woning te krijgen. Het is echter de vraag of hij hen dan met rust zal laten.
De komende periode moet de opvoedondersteuning voor de ouders worden voortgezet en moet er verder gewerkt worden aan de doelen. Ook moet de begeleiding en weerbaarheidstraining van [de minderjarige 1] van [hulpverleningsorganisatie] worden voortgezet. Daarnaast moet blijken wat de moeder en de kinderen nodig hebben, zoals therapie, een weerbaarheidstraining of eventueel woonruimte waarvan de ex-partner van de moeder niet op de hoogte is.
3.3
Op de zitting is namens de GI aanvullend naar voren gebracht dat de vader heel veel voor de kinderen doet. Bovendien accepteert hij hulp en profiteert ervan. Ook de moeder krijgt nu hulpverlening. Verder is hebben de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders sinds het verzoekschrift stand gehouden. Zo zijn zij samen gaan kijken naar middelbare scholen voor [de minderjarige 1] .
De jeugdbeschermer ziet dat beide meisjes zich zorgen maken om hun moeder. De kinderen hebben veel meegemaakt en krijgen allebei extra ondersteuning op school.
De GI ziet dat er nog stappen gezet moeten worden voordat hun betrokkenheid niet meer nodig is.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige 1] heeft laten weten dat het met haar en [de minderjarige 2] goed gaat bij hun vader. De kinderen hebben twee keer per week contact met hun moeder. Dit gaat soms goed, maar soms niet, omdat de meisjes dan ruzie hebben. De moeder probeert dat dan te sussen.
[de minderjarige 1] heeft gesprekken met [hulpverlener] van [hulpverleningsorganisatie] . Dit vindt [de minderjarige 1] leuk, en het helpt haar ook. Ook praat zij soms met de jeugdbeschermer.
[de minderjarige 1] wil nu bij de vader blijven wonen, zodat de moeder weer zichzelf kan worden. Als het in de toekomst beter met de moeder gaat, en zij ook weer op zichzelf woont, vindt [de minderjarige 1] het misschien fijn om de ene week bij haar en de andere week bij de vader te zijn.
4.2.
De moeder heeft aangegeven dat zij het eens is met toewijzing van de verzoeken. Zij is heel blij dat de kinderen bij de vader zijn en dat er hulpverlening wordt ingezet. Namens haar is naar voren gebracht dat de rechter bij vonnis van 4 februari 2025 heeft bepaald dat haar ex-partner de woning uiterlijk 27 februari 2025 moet verlaten. Er is nu te weinig reden om een contactverbod te kunnen verzoeken. De advocaat van de moeder verzoekt de vader en de GI echter met klem het aan haar door te geven als zij last hebben van de ex-partner. De moeder is bang dat hij na eind februari weer bij de woning komt, nadat hij die heeft moeten verlaten. Zij wil stap voor stap weten of het veilig is. Als dat zo is, zou zij er naartoe willen werken dat zij en de vader de zorg voor hun dochters verdelen.
Verder wil zij stabiel zijn voor de kinderen. Daarom heeft zij nu online psychische hulpverlening van [hulpverleningsorganisatie] , omdat dit het snelst kon starten.
4.3.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij nooit blij is geweest met de ondertoezichtstelling. Hij heeft alles gedaan voor de kinderen en kan hen nog steeds blijven opvangen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de kinderen nog steeds zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is sprake van de volgende concrete ontwikkelingsbedreigingen.
De kinderen hebben veel meegemaakt. Zo is er een langere periode geen goede communicatie geweest tussen de ouders, die geen of nauwelijks contact met elkaar hadden en zich in bijzijn van de kinderen negatief over elkaar uitlieten. Verder was er een onveilige situatie tussen de moeder en haar ex-partner. Zij hadden onder andere ruzies in aanwezigheid van de kinderen, belastten hen met volwassenzaken en spraken negatief over de vader. Verder weigert de ex-partner nog steeds de woning van de moeder te verlaten, ook al is de relatie tussen hen al enige tijd beëindigd. De moeder en de kinderen voelden zich niet veilig bij hem, waardoor zij niet in de woning konden verblijven. De ex-partner moet de woning uiterlijk 27 februari 2025 verlaten, maar het moet nog blijken of hij de moeder, en ook de vader en de kinderen, met rust laat.
Aan beide kinderen is te merken dat zij last hebben van de gebeurtenissen. [de minderjarige 1] piekert bijvoorbeeld veel, en bij [de minderjarige 2] wordt gesproken van loyaliteitsproblematiek.
Sinds de meisjes bij hun vader verblijven, hebben de ouders onderling beter contact en doen zij hun best om zich niet in bijzijn van de meisjes negatief over elkaar uit te laten. Ook krijgen beide ouders nu hulpverlening. De positieve ontwikkelingen zijn echter nog pril.
5.2.
De zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen wordt niet of onvoldoende geaccepteerd. Hulpverlening is eerder in het vrijwillig kader niet van de grond gekomen.
5.3.
Ten slotte blijkt dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders die het gezag uitoefenen in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een termijn die, gelet op de persoon en de ontwikkeling van de kinderen, aanvaardbaar te achten is.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aanwezige problematiek, de hulpverlening die moet worden ingezet en doelen die zijn of worden gesteld, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
De komende periode moet de hulpverlening aan de ouders en de kinderen worden voorgezet en moet er zo nodig aanvullende hulp worden ingezet. Verder moet blijken of de thuissituatie van de moeder weer tot rust komt nadat haar ex-partner uit haar woning is vertrokken. Ook moet worden bekeken of het beter zou zijn dat zij woonruimte krijgt waarvan hij het adres niet weet.
5.5.
Verder volgt uit het voorgaande dat ook de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. [1] Gebleken is dat zij een veilige en stabiele opvoedsituatie hebben bij hun vader, en dat zij het daar fijn hebben. Gelet daarop, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengen met een jaar.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]van 7 februari 2025 tot 7 februari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]bij de vader met gezag van 7 februari 2025 tot 7 februari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025 door mr. F.W. van Dongen, kinderrechter, in aanwezigheid van T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 13 februari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.