ECLI:NL:RBNHO:2025:2032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
15.089178.24 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen.

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak. De verdachte, een veertienjarige jongen, is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen. Dit gebeurde op 13 februari 2024 te Medemblik, waar de verdachte samen met anderen een explosief heeft veroorzaakt door vuurwerk, een Cobra, vast te binden aan een flesje gevuld met benzine en dit naar een woning te gooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit handeling gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar met zich meebracht, aangezien er mensen in de woning aanwezig waren. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 80 dagen opgelegd, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 50 uren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15.089178.24 (P)
Uitspraakdatum: 26 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 12 februari 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. Ploeger, advocaat te Schagen, en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de jeugdreclassering) naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en van wat namens hen door [medewerker Slachtofferhulp Nederland] van Slachtofferhulp Nederland naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te Medemblik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan [adres] door een of meer stuk[s] vuurwerk [Cobra] vastgebonden/getaped aan een flesje gevuld met benzine aan te steken en naar die woning te gooien, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de genoemde woning en/of belendende panden en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in de woning aanwezige personen, waaronder onder andere [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] te duchten was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 februari 2024 te Medemblik, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan [adres] door een Cobra getapet aan een flesje gevuld met benzine aan te steken en naar die woning te gooien, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de genoemde woning en belendende panden en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de in de woning aanwezige personen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad in het rapport geadviseerd en op de zitting aangevuld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie bij het niet of niet goed uitvoeren hiervan.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Op 13 februari 2024 hebben de verdachte en zijn medeverdachten, in opdracht van een ander, een ontploffing veroorzaakt aan [adres] . Hierbij is gebruikgemaakt van zwaar knalvuurwerk, namelijk een Cobra, dat door de verdachten is vastgemaakt met plakband aan een flesje met benzine. Op het moment dat de verdachten voor de woning stonden, hebben ze gezien dat het licht in de woonkamer aan was en dat de televisie aanstond. Toch heeft de verdachte een baksteen door het raam van de woonkamer gegooid, waardoor de ruit is gesneuveld en er glas in de woonkamer terecht is gekomen. Vervolgens heeft de medeverdachte [de medeverdachte] de vuurwerkbom richting het raam gegooid. Deze vuurwerkbom is in de voortuin tot ontploffing gekomen. De rechtbank vindt het onbegrijpelijk dat de verdachten wisten dat er iemand in de woning was, en zij toch deze levensgevaarlijke situatie hebben gecreëerd. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en de veiligheid(sgevoelens) van anderen. De zorgwekkende ontwikkeling dat dit soort explosies steeds vaker voorkomt, levert ook gevoelens op van angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de totstandkoming van de ontploffing heeft de verdachte een belangrijke, initiërende rol gespeeld. De opdrachtgever heeft via Snapchat namelijk contact gezocht met de verdachte voor de uitvoering van de ontploffing, waarvoor aan de verdachte een bedrag van € 1.500,- werd beloofd. Hoewel de verdachte op dat moment pas kort in een proeftijd liep en aangeeft de opdrachtgever niet te kennen, heeft hij zich gemakkelijk laten overhalen tot het plegen van het feit. De verdachte heeft daarbij kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Mogelijk is er sprake geweest van enige druk, maar de verdachte had zeker een andere keuze kunnen en moeten maken, zoals hij ter zitting ook heeft erkend. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij vervolgens de twee medeverdachten erbij heeft betrokken en dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen van een dergelijke explosie voor de slachtoffers.
Met zijn handelen heeft de verdachte, met de medeverdachten, een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De gevolgen van hun handelen hadden vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer de vuurwerkbom wel in de woning terecht was gekomen of er een grote brand was ontstaan. Gezien het tijdstip van de ontploffing, rond 20:00 uur, was het voor de hand liggend dat er personen in de woning aanwezig waren. Zoals gebleken was dit ook het geval en waren de bewoners, de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , in hun woning aanwezig. De ontploffing is voor hen zeer bedreigend en beangstigend geweest en zij hebben hier nog steeds erg veel last van. Dit blijkt mede uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die op de zitting namens de benadeelde partijen zijn voorgelezen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst ten nadele van de verdachte gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op 24 januari 2025 door de kinderrechter is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen en dat hij ten tijde van de pleegdatum in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 februari 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad in aanmerking genomen.
De Raad heeft in het rapport geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt of een dagbesteding heeft en meewerkt aan hulpverlening door een coach. Volgens de Raad is het belangrijk dat de verdachte enerzijds een consequentie ervaart voor zijn gedrag, maar anderzijds het toezicht en de begeleiding ontvangt die hij nodig heeft.
Op zitting hebben de Raad en de jeugdreclassering bovenstaand advies onderschreven en hieraan het volgende toegevoegd. De verdachte heeft zich een lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De hulpverlening van De Ambulante Coach zal met de verdachte werken aan het vergroten van zijn weerbaarheid, gewetensvorming en het inzien van gevolgen. De Raad heeft verder ook het opleggen van een contactverbod met de medeverdachte [de medeverdachte] en de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geadviseerd. Daarnaast kan de Raad zich voorstellen dat het opleggen van een locatieverbod voor de [straatnaam] in [plaats] een goed gebaar zou zijn richting de benadeelde partijen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, dat sprake is van een laag algemeen recidiverisico en dat de verdachte zich tijdens de schorsingsperiode goed aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden. Tot slot heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte openheid heeft gegeven over het gepleegde feit en heeft aangegeven er spijt van te hebben.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor uiteengezette ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de door de officier van justitie ter zitting geformuleerde eis op zichzelf gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet in wat is overwogen ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de daarbij aansluitende adviezen van de Raad en de jeugdreclassering, evenwel aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de eis en de op te leggen jeugddetentie te beperken tot een duur van 80 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in het voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank gaat uit van een voorarrest van 3 dagen, waardoor de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich tijdens die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de Raad geadviseerd en ter zitting aangevuld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aard en de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met voornoemde jeugddetentie. De rechtbank zal de verdachte daarnaast dan ook een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uur opleggen.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Vorderingen benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.253,78 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit € 753,78 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit € 50,00 voor picknicktafel, € 50,00 voor vitrage woonkamer, € 487,38 voor verlies van inkomsten uit arbeid, € 119,00 voor beveiligingscamera en € 47,40 voor reiskosten.
De wettelijke vertegenwoordiger [benadeelde partij 1] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een vordering tot schadevergoeding van € 3.500,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit immateriële schade, die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen gelijk aan de bedragen die de rechtbank in het vonnis van medeverdachte [de medeverdachte] heeft toegewezen. Voor de benadeelde partij [benadeelde partij 1] komt dit neer op de toewijzing van de vordering voor een totaalbedrag van € 2.634,78, bestaande uit € 634,78 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade. Voor de benadeelde partij [benadeelde partij 2] komt dit neer op de toewijzing van de vordering voor een totaalbedrag van €2.000,00 aan immateriële schade. De officier van justitie heeft verzocht deze bedragen hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vorderingen van de benadeelde partijen gelijk aan het oordeel van de rechtbank in het vonnis van de medeverdachte [de medeverdachte] kunnen worden toegewezen.
7.1.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Voor de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde feit [kort gezegd: veroorzaken van een explosie], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade hebben geleden.
Gedeeltelijke toewijzing vordering [benadeelde partij 1]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de picknicktafel, vitrage woonkamer, verlies inkomsten uit arbeid en reiskosten voldoende is onderbouwd en zodanig in verband staat met het door de verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. Deze schadeposten, die ook niet zijn weersproken door de verdediging, zullen dan ook worden toegewezen.
Dit is anders voor wat betreft de kosten voor het aanschaffen van de beveiligingscamera. Zoals de rechtbank reeds in het vonnis van de medeverdachte [de medeverdachte] heeft overwogen, staat de gevorderde materiële schade ten aanzien van de aanschaf van de beveiligingscamera niet in voldoende rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit en komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering voor dat gedeelte niet-ontvankelijk verklaren.
Aldus zal de rechtbank de vordering van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van
€ 634,78.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade toekomt. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals onderbouwd in de toelichting op de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, zijn zodanig geweest dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’ in de zin van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank komt de vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing en wat er in vergelijkbare zaken wordt toegekend.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.634,78, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gedeeltelijke toewijzing vordering [benadeelde partij 2]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij immateriële schade toekomt. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals onderbouwd in de toelichting op de vordering en de schriftelijke slachtofferverklaring, zijn zodanig geweest dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze’ in de zin van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank komt de vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,00 billijk voor gelet op de onderbouwing en wat er in vergelijkbare zaken wordt toegekend.
De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen [kort gezegd: veroorzaken van een explosie] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
80 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
77 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • zich meldt bij de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar, afdeling jeugdreclassering en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • onderwijs volgt en/of een andere zinvolle en gestructureerde dagbesteding heeft;
  • meewerkt aan de hulpverlening vanuit De Ambulante Coach;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
de medeverdachte:
o [de medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
de benadeelde partijen:
o [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
o [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- meewerkt aan het locatieverbod om zich in de [straatnaam] in [plaats] te bevinden, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit locatieverbod:
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers gevestigd
te Alkmaar, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere
voorwaarden (met uitzondering van het locatieverbod en het contactverbod) en de veroordeelde ten behoeve van voormelde bijzondere voorwaarden te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
50 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
Beslissing vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.634,78, bestaande uit € 634,78 voor de materiële en € 2.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.634,78, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissing vordering benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslissingen over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter, kinderrechter,
mr. S. Ok en mr. R.M. Verberne, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B. Kuvel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2025.
Mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.