6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
De verdachte heeft zich op veertienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Op 13 februari 2024 hebben de verdachte en zijn medeverdachten, in opdracht van een ander, een ontploffing veroorzaakt aan [adres] . Hierbij is gebruikgemaakt van zwaar knalvuurwerk, namelijk een Cobra, dat door de verdachten is vastgemaakt met plakband aan een flesje met benzine. Op het moment dat de verdachten voor de woning stonden, hebben ze gezien dat het licht in de woonkamer aan was en dat de televisie aanstond. Toch heeft de verdachte een baksteen door het raam van de woonkamer gegooid, waardoor de ruit is gesneuveld en er glas in de woonkamer terecht is gekomen. Vervolgens heeft de medeverdachte [de medeverdachte] de vuurwerkbom richting het raam gegooid. Deze vuurwerkbom is in de voortuin tot ontploffing gekomen. De rechtbank vindt het onbegrijpelijk dat de verdachten wisten dat er iemand in de woning was, en zij toch deze levensgevaarlijke situatie hebben gecreëerd. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen en de veiligheid(sgevoelens) van anderen. De zorgwekkende ontwikkeling dat dit soort explosies steeds vaker voorkomt, levert ook gevoelens op van angst en onveiligheid in de samenleving.
Bij de totstandkoming van de ontploffing heeft de verdachte een belangrijke, initiërende rol gespeeld. De opdrachtgever heeft via Snapchat namelijk contact gezocht met de verdachte voor de uitvoering van de ontploffing, waarvoor aan de verdachte een bedrag van € 1.500,- werd beloofd. Hoewel de verdachte op dat moment pas kort in een proeftijd liep en aangeeft de opdrachtgever niet te kennen, heeft hij zich gemakkelijk laten overhalen tot het plegen van het feit. De verdachte heeft daarbij kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin. Mogelijk is er sprake geweest van enige druk, maar de verdachte had zeker een andere keuze kunnen en moeten maken, zoals hij ter zitting ook heeft erkend. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij vervolgens de twee medeverdachten erbij heeft betrokken en dat hij op geen enkele wijze rekening heeft gehouden met de gevolgen van een dergelijke explosie voor de slachtoffers.
Met zijn handelen heeft de verdachte, met de medeverdachten, een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De gevolgen van hun handelen hadden vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer de vuurwerkbom wel in de woning terecht was gekomen of er een grote brand was ontstaan. Gezien het tijdstip van de ontploffing, rond 20:00 uur, was het voor de hand liggend dat er personen in de woning aanwezig waren. Zoals gebleken was dit ook het geval en waren de bewoners, de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , in hun woning aanwezig. De ontploffing is voor hen zeer bedreigend en beangstigend geweest en zij hebben hier nog steeds erg veel last van. Dit blijkt mede uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die op de zitting namens de benadeelde partijen zijn voorgelezen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank allereerst ten nadele van de verdachte gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op 24 januari 2025 door de kinderrechter is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen en dat hij ten tijde van de pleegdatum in een proeftijd liep.
Verder heeft de rechtbank het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 februari 2025 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad in aanmerking genomen.
De Raad heeft in het rapport geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt of een dagbesteding heeft en meewerkt aan hulpverlening door een coach. Volgens de Raad is het belangrijk dat de verdachte enerzijds een consequentie ervaart voor zijn gedrag, maar anderzijds het toezicht en de begeleiding ontvangt die hij nodig heeft.
Op zitting hebben de Raad en de jeugdreclassering bovenstaand advies onderschreven en hieraan het volgende toegevoegd. De verdachte heeft zich een lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De hulpverlening van De Ambulante Coach zal met de verdachte werken aan het vergroten van zijn weerbaarheid, gewetensvorming en het inzien van gevolgen. De Raad heeft verder ook het opleggen van een contactverbod met de medeverdachte [de medeverdachte] en de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] geadviseerd. Daarnaast kan de Raad zich voorstellen dat het opleggen van een locatieverbod voor de [straatnaam] in [plaats] een goed gebaar zou zijn richting de benadeelde partijen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, dat sprake is van een laag algemeen recidiverisico en dat de verdachte zich tijdens de schorsingsperiode goed aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden. Tot slot heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte openheid heeft gegeven over het gepleegde feit en heeft aangegeven er spijt van te hebben.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor uiteengezette ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de door de officier van justitie ter zitting geformuleerde eis op zichzelf gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet in wat is overwogen ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de daarbij aansluitende adviezen van de Raad en de jeugdreclassering, evenwel aanleiding om in het voordeel van de verdachte af te wijken van de eis en de op te leggen jeugddetentie te beperken tot een duur van 80 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in het voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank gaat uit van een voorarrest van 3 dagen, waardoor de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan het voorarrest. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich tijdens die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Naast de algemene voorwaarden zal de rechtbank aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de Raad geadviseerd en ter zitting aangevuld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de aard en de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met voornoemde jeugddetentie. De rechtbank zal de verdachte daarnaast dan ook een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uur opleggen.