ECLI:NL:RBNHO:2025:2

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
C/15/352597 / HA ZA 24-280
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugname van sloep en schadevergoeding na discussie over schade

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vordert eiser dat gedaagde de door hem geleverde sloep terugneemt en € 26.000,- betaalt, na een eerdere overeenkomst waarin gedaagde zou terugnemen indien de sloep geen schade vertoonde buiten normale gebruikssporen. Eiser stelt dat gedaagde de sloep niet heeft teruggenomen, omdat hij meent dat er meer schade is dan afgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sloep bij inspectie meer schade vertoonde dan normale gebruikssporen, waardoor de voorwaarde voor terugname niet is vervuld. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, omdat gedaagde niet gehouden is de sloep terug te nemen en de koopprijs te betalen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 3.075,- zijn begroot. De uitspraak is gedaan op 8 januari 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/352597 / HA ZA 24-280
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.C. Molenaar te Groningen,
tegen
[gedaagde], handelend onder de namen ‘[bedrijf 1]’ en
‘[bedrijf 2]’,
wonende en zaakdoende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. K. Dirlik te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
Na een discussie over een mogelijk gebrek aan een door [gedaagde] geleverde sloep hebben [eiser] en [gedaagde] afgesproken dat [gedaagde] de sloep zal (terug)nemen en [eiser] € 26.000,- zal betalen als de sloep bij bezichtiging niet meer dan normale gebruikssporen heeft. [gedaagde] heeft de sloep niet teruggenomen. Hij zegt dat de sloep meer schade heeft. In deze procedure vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen de boot terug te nemen en € 26.000,- te betalen. Ook vordert hij vergoeding van geleden schade. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af. Omdat er meer schade is dan normale gebruikssporen is niet aan de gestelde voorwaarde voldaan. [gedaagde] hoeft de boot dan ook niet terug te nemen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 september 2024
  • een bericht van [gedaagde] waarmee hij zijn productie 19 overlegt
  • een bericht van [eiser] waarmee hij zijn productie 8 overlegt
  • de mondelinge behandeling van 29 november 2024, waarbij namens [eiser] en [gedaagde] spreekaantekeningen zijn overgelegd en voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft een onderneming die zich bezighoudt met de productie en verkoop van boten.
2.2.
Op 17 januari 2022 heeft [eiser] een koopovereenkomst getekend, waarmee van [gedaagde] een Von Dur 620 XL sloep wordt gekocht, voor de totale koopprijs van € 27.500,-. [eiser] heeft gevraagd om de eerste deelfactuur aan zijn echtgenote te richten. Dezelfde dag heeft [gedaagde] een factuur van € 13.500,- aan de echtgenote van [eiser] gezonden.
2.3.
Op 19 januari 2022 is de koop gewijzigd in de koop van een Von Dur 650 XL sloep (hierna: de sloep) voor een meerprijs van € 2.500,-. De totale koopprijs van de sloep bedroeg daarmee € 30.000,- (inclusief btw). [eiser] heeft [gedaagde] gevraagd om de factuur voor het restant van de koopsom aan [eiser] Beheer B.V. te richten. Op 5 mei 2022 heeft [gedaagde] deze B.V. een factuur gezonden voor € 16.500,- inclusief btw.
2.4.
Na de levering van de sloep heeft [eiser] enige problemen ervaren, die onder de garantie vielen. [gedaagde] heeft deze verholpen.
2.5.
Met een brief van 7 november 2022 heeft [bedrijf 3] [eiser] meegedeeld dat zij de sloep uit het water heeft gehaald om te stallen voor de winter en dat haar daarbij direct de mate van bobbels op het onderwaterschip is opgevallen. Zij heeft daarbij aangegeven dat uit haar metingen blijkt dat het onderwaterschip veel te nat is en dat de gemeten waardes en hoeveelheid blaasjes duiden op erge osmose waar op korte termijn wat aan gedaan moet worden.
2.6.
[eiser] heeft [gedaagde] in kennis gesteld van de bevindingen van [bedrijf 3]. Ook heeft [eiser] aangegeven dat hij als zwembadbouwer veel ervaring had met osmose en dat het zuur uit de sloep spoot.
2.7.
Naar aanleiding van de melding is [gedaagde] op 25 maart 2023 naar de werf gegaan om de sloep te inspecteren en te herstellen. Op dat moment waren er geen blaasjes zichtbaar op de romp. Daarop is [gedaagde] de boot gaan schuren om een nieuwe anti-fouling laag aan te brengen.
2.8.
Toen [gedaagde] net begonnen was kwamen [eiser] en de heer [betrokkene] (van [bedrijf 3]). Zij vertelden [gedaagde] dat zijn aanpak geen zin had omdat de osmose in de romp zou zitten en er sowieso weer doorheen zou komen. [gedaagde] is toen met zijn werkzaamheden gestopt. [gedaagde] is vervolgens (dezelfde dag) akkoord gegaan met het voorstel van [eiser] om de sloep terug te nemen tegen betaling van de aankoopsom, minus 8% en de kosten van het vernieuwen van een beschadigd kussen.
2.9.
Vervolgens is een discussie ontstaan over deze afspraak, waarbij [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat hij alleen heeft ingestemd, omdat hij is uitgegaan van de expertise van [eiser] en [betrokkene], maar hem inmiddels was gebleken dat er geen sprake geweest kan zijn van osmose.
2.10.
Met een e-mail van 11 mei 2023 heeft [eiser] [gedaagde] meegedeeld dat hij hem in gebreke stelt en dat hij hem tot 15 mei 2023 de gelegenheid geeft de sloep op te halen. Daarbij heeft [eiser] onder meer aangegeven dat [gedaagde] de keuze heeft om de boot te bekijken, te proberen en te inspecteren, maar dat [eiser] daar wel bij wil zijn. Ook heeft [eiser] in de mail gezegd dat [gedaagde] de sloep minimaal één werkdag voor het transport moet betalen en dat [eiser] in alle redelijkheid zal terugstorten als [gedaagde] zaken zou aantreffen die de terugnameprijs “buiten normale gebruikssporen om” beïnvloeden. Daarbij heeft [eiser] aangezegd dat hij de koopovereenkomst zal ontbinden als [gedaagde] hier niet aan voldoet en dat hij dan het aankoopbedrag en alle eventuele extra kosten zal verhalen
2.11.
Daarop heeft [gedaagde] [eiser] per e-mail onder meer het volgende meegedeeld:
De enige reden voor het ontbinden van de overeenkomst is de ernstige osmose die jij in je beschrijvingen naar voren brengt. Ik zag die op 25 maart niet en ondanks heel veel werk en onderzoek heb ik in mijn hele productieproces niets kunnen vinden waardoor zo’n osmose kan zijn ontstaan. (…) Alles bij elkaar genomen moesten we (…) tot de conclusie komen dat er geen fout in het productieproces zit en dat maakt de aanwezigheid van ernstige osmose van jouw boot daarom heel erg onwaarschijnlijk. Ik heb je dat (…) laten weten en je gevraagd om toestemming om contra expertise uit te voeren. Dat weigerde je.
Daarbij heeft [gedaagde] aangegeven dat hij er steeds vanuit is gegaan dat [bedrijf 3] een expert was, maar dat hem nu pas duidelijk is geworden dat [bedrijf 3] een botenverkoper is.
[gedaagde] heeft daar aan toegevoegd:
Ik wil wel duidelijk zeggen dat ik me aan alle verplichtingen zal houden en ik zal dus gewoon alle kosten betalen die ik moet betalen als maar wel duidelijk en onafhankelijk vast staat dat het om die ernstige vorm van osmose gaat. Daarvoor moet een onafhankelijke expert toegang hebben tot de boot. Die osmose is alleen definitief vast te stellen als er ook echt een osmose test is gedaan die een bepaalde waarde laat zien. Dat is trouwens ook de enige manier die de verzekering accepteert. (…)
Als het een ander probleem is dan is het gewoon een probleem dat onder de garantie valt en wordt de koop niet ontbonden.
(…)
2.12.
In een brief van 26 mei 2023 heeft [eiser] via zijn rechtsbijstandsverzekeraar laten weten dat hij [gedaagde] houdt aan de eerdere afspraak om de sloep terug te nemen. Hij heeft [gedaagde] gesommeerd om binnen vijftien dagen € 27.600,- (minus redelijke kosten voor het vervangen van het beschadigde kussen) aan [eiser] te betalen.
2.13.
Vervolgens heeft [gedaagde] een adviseur ingeschakeld. Deze heeft bij de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] naar voren gebracht dat de factuur van de sloep op naam van de B.V. van [eiser] stond en aangegeven pas inhoudelijk te reageren nadat de rechtsbijstandsverzekeraar zou bevestigen namens de werkelijke wederpartij op te treden. De rechtsbijstandsverzekeraar heeft daarop in een e-mail van 14 juni 2023 meegedeeld dat haar cliënt handelt als consument.
2.14.
Met een e-mail van 29 juni 2023 aan de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] heeft de adviseur van [gedaagde] betwist dat er sprake zou zijn van een consumentenkoop en aangegeven dat er geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen omdat er geen sprake was van osmose. Verder heeft de adviseur van [gedaagde] onder meer het volgende naar voren gebracht:
Ondanks alles, zou het mogelijk moeten zijn om een rechtsgang te voorkomen door het bereiken van een minnelijke schikking. (…)
De heer [gedaagde] is nog steeds bereid zijn eerdere proposities gestand te doen:
Bij voorafgaande officiële vaststelling dat er inderdaad sprake is van osmose, is aan de voorwaarde ‘aanwezigheid van osmose’ voldaan en kan de hieraan gerelateerde afspraak met betrekking tot terugname plaatsvinden.
Herstel onder garantie. Indien de heer [eiser] en [bedrijf 3] onjuiste informatie hebben verstrekt met betrekking tot de aanwezigheid van osmose, kunnen de problemen nog steeds gewoon middels een beroep op de garantie worden verholpen.
Zonder voorafgaande osmose-vaststelling door een onafhankelijke gecertificeerde partij, is de heer [gedaagde] evenwel ook bereid tot de volgende zakelijke alternatieven:
Overname van de sloep tegen een bedrag van EUR 24.300 (zijnde koopprijs verminderd met 19%). Het is van belang om hierbij te bedenken dat een aantal maatwerkaanpassingen geen zakelijke waarde vertegenwoordigen omdat deze betrekking hebben op persoonlijke voorkeuren van de heer [eiser]. (…)
Consignatie van de sloep. De heer [gedaagde] zal de sloep dan z.s.m. conform de garantie herstellen en namens [eiser] ter verkoop aanbieden. (…)
NB Zoals reeds eerder met de heer [eiser] besproken met betrekking tot optie (A), is ook bij optie (C) een voorbehoud van inspectie van toepassing. Hierbij gaat het erom dat er geen andere schade aan de sloep bestaat dan reeds bij de heer [gedaagde] bekend is. Dit zal een globale inspectie betreffen, waarbij normale gebruikssporen niet als beschadiging zullen worden aangemerkt.
2.15.
In zijn reactie heeft de gemachtigde van [eiser] geschreven dat [eiser] niet instemt met de voorstellen, maar dat hij bereid is om in het kader van voorstel C een laatste tegenvoorstel te doen, inhoudende dat [gedaagde] de sloep terugneemt tegen betaling van € 26.000,-, inclusief compensatie van kosten die [eiser] maakt voor stalling. Daar heeft hij het volgende aan toegevoegd:
Cliënt kan instemmen met het voorbehoud van inspectie, zoals u als volgt heeft verwoord: “Hierbij gaat het erom dat er geen andere schade aan de sloep bestaat dan reeds bij de heer [gedaagde] bekend is. Dit zal een globale inspectie betreffen, waarbij normale gebruikssporen niet als beschadiging zullen worden aangemerkt.”
Er vindt echter geen onderzoek plaats door een onafhankelijke gecertificeerde partij m.b.t. de vastgestelde osmose.
Na die globale inspectie op beschadigingen, de terugname van de boot en betaling van de 26.000,00 euro, verlenen partijen elkaar finale kwijting en verklaren zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen te hebben.
2.16.
De adviseur van [gedaagde] heeft in een reactie van 6 juli 2023 meegedeeld dat [gedaagde] akkoord gaat met dat voorstel.
2.17.
Op dezelfde dag heeft de gemachtigde van [eiser] als volgt gereageerd:
Ik stel vast dat partijen een minnelijk akkoord hebben bereikt. Partijen komen ter beëindiging van hun geschil het volgende overeen:
  • De heer [gedaagde] koop de sloep terug van cliënt voor een bedrag van 26.000,00 euro.
  • Het terugnemen van de sloep tegen de prijs van 26.000,00 euro geschiedt onder het voorbehoud dat er (naast de reeds aangegeven beschadiging op het kussen) verder geen noemenswaardige beschadigingen worden aangetroffen tijdens een globale inspectie. Normale gebruikssporen worden niet aangemerkt als beschadiging en vallen dus niet onder voornoemd voorbehoud.
  • De aan- of afwezigheid van osmose is voor bovengenoemde afspraak niet relevant.
  • Na die globale inspectie op beschadigingen, gaat de heer [gedaagde] de terugname van de sloep en betaling van de 26.000,00 euro aan cliënt. Daarna verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van dit geschil gevorderd hebben en al hetgeen zij mogelijk te vorderen hebben in het kader van de rechtsbetrekking die tussen hen heeft bestaan.
2.18.
Vervolgens heeft de gemachtigde van [gedaagde] op 11 juli 2023 meegedeeld dat er nog een akkoord moet komen op de invulling. Daarbij heeft hij verzocht akkoord te geven op (onder meer) het volgende:
Als ‘oplevering’ geldt het moment dat de sloep op de trailer van de heer [gedaagde] is geplaatst. Het daaraan voorafgaande globale onderzoek zal bestaan uit een inspectie van de totale boot (inclusief accessoires) op de wal en een globale beoordeling van de (technische) functionaliteit van de sloep in het water.
2.19.
In een e-mail van 19 juli 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] het volgende over het onderzoek geschreven:
Het daaraan voorafgaande globale onderzoek zal (conform uw e-mail) bestaan uit een inspectie van de totale boot (inclusief accessoires) op de wal en een globale beoordeling van de (technische) functionaliteit van de sloep in het water. Daarbij benadrukt cliënt dat de volgende punten hem niet aangerekend worden:
  • Haperende boegschroef (zoals eerder gecommuniceerd)
  • Haperende toerenteller en gashendel (zoals eerder gecommuniceerd)
  • De boot heeft i.v.m. het hele gebeuren geen recente onderhoudsbeurt gehad en de motor heeft niet gelopen dit kalenderjaar
  • Het beschadigde kussen
  • Normale gebruikssporen
Wanneer na inspectie de sloep akkoord is bevonden, wenst cliënt dat de betaling in orde wordt gemaakt, waarna de boot vanuit het water wordt gehesen en op de trailer wordt gezet.
2.20.
In een e-mail van 21 juli 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde] samengevat meegedeeld dat het probleem met de toerenteller als garantiegeval is gemeld en [eiser] niet zal worden aangerekend, dat de motor wel goed moet werken (de sloep zal moeten varen zoals te verwachten van een eenjarige boot), dat de boegschroef getest zal worden (eerdere problemen door onjuist gebruik) en dat de schade aan de kussens ter plaatse bepaald zal worden (minder dan € 100,- niet aangerekend).
2.21.
Dezelfde dag heeft de gemachtigde van [eiser] geschreven dat zijn cliënt akkoord is met hetgeen de gemachtigde van [gedaagde] heeft geschreven.
2.22.
Na berichten over en weer hebben partijen afgesproken om de inspectie van de sloep te laten plaatsvinden op 27 september 2023.
2.23.
Op 27 september 2023 is [gedaagde] begonnen met een inspectie van de romp van de sloep. Tussen partijen is daarbij verschil van mening ontstaan over de vraag of de door [gedaagde] geconstateerde en gefotografeerde beschadigingen aan de sloep wel of niet konden worden aangemerkt als normale gebruikssporen. [eiser] is vervolgens boos weggelopen met de mededeling dat hij er klaar mee was, waarna de inspectie niet verder is gegaan.
2.24.
Vervolgens hebben partijen een schriftelijke discussie gevoerd. [eiser] heeft [gedaagde] diverse malen heeft aangeschreven de sloep af te nemen in de staat zoals die is. [gedaagde] heeft daarop steeds aangeven dat hij vanwege de beschadigingen niet gehouden is af te nemen. Hij heeft gezegd nog steeds bereid te zijn te praten over een overname van de sloep, maar, vanwege de beschadigingen, onder andere voorwaarden dan eerder besproken.
2.25.
Deze discussie heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
tot nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, inhoudende dat [gedaagde] de boot binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op zijn kosten moet ophalen en een bedrag van € 26.000,- aan [eiser] moet voldoen;
tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.524,60 en een bedrag van € 25,55 per maand vanaf 1 oktober 2023 tot de dag dat de boot door [gedaagde] is opgehaald;
€ 1.035 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Partijen zijn een minnelijke regeling overeengekomen. Die regeling is een vaststellingsovereenkomst. Deze moest op 27 september 2023 worden nagekomen. [gedaagde] heeft geweigerd de overeenkomst na te komen, zodat hij tekort is geschoten in het nakomen van zijn verplichtingen. [gedaagde] is ook in verzuim geraakt. Daarom is [eiser] gerechtigd nakoming en schadevergoeding te vorderen. Die schade bestaat uit de stallingskosten voor de sloep van € 1.524,60 en de premie van de (nog doorlopende) verzekeringskosten van de sloep van € 15,55 per maand.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij voert onder meer het volgende aan. De oorspronkelijke koopovereenkomst is aangegaan door [gedaagde] en een combinatie van de echtgenote en de B.V. van [eiser]. Omdat [eiser] zelf geen partij was bij die overeenkomst kan hij niet worden ontvangen in zijn vordering. [eiser] heeft verder in strijd met de waarheids- en inlichtingenplicht belangrijke informatie over de inhoud van de overeenkomst weggelaten, door bij de dagvaarding niet de e-mails van 6 juli 2023 en later te overleggen waarin de overeenkomst nader werd ingevuld. Al daarom moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Ook zijn partijen geen vaststellingsovereenkomst aangegaan. Zij zijn een (terug)koopovereenkomst aangegaan onder een voorwaarde. Deze is zuiver potestatief: [gedaagde] kan volledig zelf bepalen of is voldaan aan de voorwaarde dat er geen sprake is van schade. Omdat er sprake is van een potestatieve voorwaarde is [gedaagde] niet gebonden. Het is aan [eiser] om te bewijzen dat er een overeenkomst tot het kopen van de sloep voor € 26.000 tot stand is gekomen. Voor zover dat wel het geval is, is niet voldaan aan de overeengekomen voorwaarde, zodat [gedaagde] niet hoeft af te nemen en geen schadevergoeding hoeft te betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert voorwaardelijk, als [eiser] in zijn vorderingen kan worden ontvangen, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de (vaststellings- c.q. terugkoop-) overeenkomst geheel of gedeeltelijk zal ontbinden en bij gedeeltelijke ontbinding zal bepalen tot welk bedrag de betalingsprestatie van [gedaagde] aan [eiser] naar evenredigheid wordt verminderd, een en ander met veroordeling van [eiser] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, die laatste te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
[gedaagde] legt aan deze vorderingen ten grondslag dat (als er geen sprake is van een voorwaardelijke overeenkomst) [eiser] tekort geschoten is in de nakoming van de verplichting de sloep zonder schade te leveren en deze tekortkoming niet meer ongedaan gemaakt kan worden.
3.7.
[eiser] voert verweer. Hij zegt onder meer dat er geen sprake is van schade die meer omvat dan gebruikssporen zodat van een tekortkoming van zijn kant geen sprake is.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
[eiser] is partij bij de overeenkomst van juli 2023
4.1.
Als meest verstrekkend verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] niet in zijn vorderingen ontvangen kan worden, omdat hij de sloep niet in privé heeft gekocht maar via zijn onderneming [eiser] Beheer B.V. en [eiser] in privé de sloep dus niet terug kan leveren. Dit verweer slaagt niet.
4.2.
De beantwoording van de vraag of iemand bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam en dus als contractspartij heeft opgetreden of als vertegenwoordiger van een ander, waarbij die ander dus als contractspartij moet worden aangemerkt, hangt af van hetgeen de betrokken partijen daarover jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. [1]
4.3.
In deze procedure vordert [eiser] nakoming van de afspraken die in juli 2023 zijn gemaakt (en niet van de oorspronkelijke koopovereenkomst). Die afspraken zijn tot stand gekomen door tussenkomst van de gemachtigden van partijen. Nadat de gemachtigde van [gedaagde] dit ter discussie heeft gesteld, heeft DAS Rechtsbijstand in haar e-mail van 14 juni 2023 meegedeeld dat hij optreedt als gemachtigde van [eiser] en dat [eiser] handelt als consument. Vervolgens zijn de onderhandelingen verder gegaan en zijn afspraken gemaakt, in de wetenschap dat DAS Rechtsbijstand voor [eiser] in privé optrad. Hieruit volgt dat de overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen [eiser] in privé en [gedaagde].
Strijd met waarheids- en volledigheidsplicht?
4.4.
[gedaagde] voert ook aan dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen omdat [eiser] in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechtbank niet volledig en naar waarheid heeft geïnformeerd.
4.5.
In artikel 21 Rv is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren en dat als zij dat niet doen de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. [eiser] heeft bij dagvaarding ter onderbouwing van zijn vorderingen de stukken in het geding gebracht die hij van belang vindt. Ook in de door [eiser] overgelegde stukken komen de voor dit geding belangrijkste afspraken naar voren. [gedaagde] heeft op zijn beurt de stukken in het geding kunnen brengen waarvan hij vindt dat deze ook van belang zijn bij de beoordeling van het geschil en heeft dit ook gedaan. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] niet zodanig in strijd met artikel 21 Rv heeft gehandeld dat zij daaraan gevolgen moet verbinden. Ook dit verweer van [gedaagde] gaat daarom niet op.
De inhoud van de overeenkomst
4.6.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de gemaakte afspraken. Kort samengevat zegt [eiser] dat [gedaagde] ook gehouden is de sloep af te nemen als deze meer schade heeft dan normale gebruikssporen, terwijl [gedaagde] zegt dat het ontbreken van verdere schade een voorwaarde was voor afname (en betalen).
4.7.
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2]
4.8.
Partijen hebben ter zake van de inhoud van hun afspraken vooral verwezen naar de inhoud van hun e-mailcorrespondentie. Dat er daarnaast nog overleg is geweest over de afspraken is niet gesteld en ook niet gebleken. In de e-mailcorrespondentie, zoals deze hiervoor onder de feiten in 2.14 tot en met 2.21 is weergegeven, heeft [gedaagde] diverse malen meegedeeld dat hij bereid was de sloep terug te kopen van [eiser]. Daarbij heeft hij steeds een voorbehoud gemaakt, namelijk dat bij globale inspectie van de sloep geen andere beschadigingen zouden worden geconstateerd dan die al bij hem bekend waren, waarbij normale gebruikssporen niet als beschadiging zouden worden aangemerkt. Later heeft hij daaraan toegevoegd dat de sloep in het water normaal zou varen, zoals van een sloep van één jaar oud mocht worden verwacht. [eiser] heeft hiermee ingestemd. In de e-mail van 3 juli 2023 heeft zijn gemachtigde bevestigd:
Cliënt kan instemmen met het voorbehoud van inspectie, zoals u heeft verwoord.In de e-mail van 6 juli 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] bevestigd dat het terugnemen geschiedt onder het voorbehoud dat er verder geen noemenswaardige beschadigingen worden aangetroffen bij een globale inspectie, waarbij normale gebruikssporen niet onder het voorbehoud vallen. Bij gebrek aan omstandigheden die in een andere richting wijzen, moet een en ander zo worden uitgelegd dat [eiser] niet redelijkerwijs mocht verwachten dat [gedaagde] zich wilde verbinden de sloep terug te nemen als die meer schade zou hebben dan alleen normale gebruikssporen. [gedaagde] is deze verplichting aangegaan onder het voorbehoud dat er niet meer schade zou zijn dan normale gebruikssporen.
4.9.
De volgende vraag is hoe de door partijen overeengekomen voorwaarde gekwalificeerd moet worden. De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat [gedaagde] zich in het geheel niet gebonden heeft omdat de voorwaarde zuiver potestatief is. Van een zuiver potestatieve voorwaarde is sprake als de vervulling van de voorwaarde geheel in de macht van een van de partijen ligt. Dat is hier niet het geval: het voorbehoud ziet op de staat van de sloep, waarbij objectieve voorwaarden zijn gegeven waaraan voldaan zal moeten zijn: geen schade anders dan normale gebruikssporen.
4.10.
De rechtbank moet beoordelen of het overeengekomen voorbehoud een opschortende of ontbindende voorwaarde is. Bij een opschortende voorwaarde is het namelijk aan [eiser] om onderbouwd te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat die voorwaarde is vervuld. Bij een ontbindende voorwaarde is het juist aan [gedaagde] om onderbouwd te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat de voorwaarde is vervuld.
4.11.
Ook dit is een vraag van uitleg, waarbij het niet alleen gaat om de taalkundige betekenis van de bewoordingen, maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om hetgeen ze dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [3]
4.12.
De rechtbank is – alle omstandigheden waaronder de geschiedenis voorafgaande aan de totstandkoming van de afspraken in aanmerking nemend – van oordeel dat het gemaakte voorbehoud moet worden aangemerkt als een opschortende voorwaarde. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
4.13.
De aanleiding voor het op gang komen van een gesprek over het terugnemen van de sloep was de door [eiser] gestelde aanwezigheid van ernstige osmose. In mei 2023 is [gedaagde] tot de conclusie gekomen dat er geen sprake kon zijn van osmose. Nader onderzoek naar de gestelde osmose, waar [gedaagde] meermaals om heeft verzocht, heeft [eiser] afgehouden. Omdat de eventuele aanwezigheid van osmose tussen partijen een geschilpunt bleef, hebben partijen verder onderhandeld. Na diverse voorstellen over een weer, hebben partijen uiteindelijk overeenstemming bereikt over de overeenkomst zoals deze nu voorligt. Daarbij hebben partijen afgesproken het al dan niet aanwezig zijn van osmose buiten beschouwing te laten.
4.14.
Partijen hebben in hun e-mailcorrespondentie vanaf 29 juni 2023 steeds gesproken over een te maken voorbehoud. Daarbij gaat het om een terugkoop van een boot die [gedaagde] een jaar eerder geleverd heeft. [gedaagde] heeft daarbij duidelijk gemaakt dat hij alleen bereid was de boot terug te nemen voor de overeengekomen prijs als de sloep geen schade kent. Anders zou [gedaagde] mogelijk ook (veel) te veel betalen. [gedaagde] had de sloep nog niet geïnspecteerd. Daarmee ligt het, ook gelet op de nadruk die [gedaagde] legt op het voorbehoud, naar het oordeel van de rechtbank het meest voor de hand dat hij zich pas definitief wilde binden nadat hij de sloep had kunnen inspecteren. Het is niet gebruikelijk zich te binden voor de prijs als partijen hebben besproken een boot af te nemen, zonder deze te zien en zonder deze te testen. Daarbij komt nog dat het door beide partijen geaccepteerde voorbehoud is geformuleerd als een voorbehoud voor (het aangaan van) de verplichtingen. Partijen spreken er niet over dat de koop niet doorgaat als niet aan de voorwaarde is voldaan. Ook hebben zij het niet gehad over ontbinding en of daar een beroep op moet worden gedaan en zo ja, wanneer. Ter zitting hebben partijen desgevraagd gezegd dat zij geen specifieke afspraken hebben gemaakt voor deze situatie en dat zij bij schade opnieuw zouden moeten onderhandelen. Ook dit wijst erop dat partijen ervan uitgingen dat zij pas gebonden zouden zijn als de voorwaarde zou zijn vervuld.
4.15.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het door [gedaagde] gemaakte en door [eiser] geaccepteerde voorbehoud moet worden uitgelegd als een opschortende voorwaarde die inhoudt dat [gedaagde] de sloep moest afnemen en betalen als bij inspectie geen andere dan normale gebruikssporen zouden worden geconstateerd. Anders dan [eiser] is de rechtbank daarbij overigens van oordeel dat er geen sprake is van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen omdat er geen sprake is van afspraken ter beëindiging van de onzekerheid of het tussen hen bestaande geschil over hetgeen rechtens tussen hen geldt. Partijen hebben een oplossing gezocht in de vorm van een nieuwe regeling, waarbij zij (onder voorbehoud) verplichtingen zijn aangegaan.
Meer schade dan normale gebruikssporen
4.16.
Partijen hebben niet gedefinieerd wat onder ‘normale gebruikssporen’ moet worden verstaan. Ook hier zal de rechtbank de afspraken tussen partijen moeten uitleggen aan de hand van de eerder daarvoor uiteengezette maatstaf.
4.17.
Voorop gesteld wordt dat daarbij alle omstandigheden moeten worden meegewogen. Bij de beoordeling wat noemenswaardige schade is, anders dan normale gebruikssporen, is tevens van belang de voor de sloep betaalde prijs. Bij een in relatie tot merk, type en leeftijd lage prijs, zal er minder snel sprake zijn van schade anders dan normale gebruikssporen. Bij een vrij nieuwe boot is er eerder sprake van schade die meer is dan gebruikssporen dan bij een oudere boot waar veel meer mee gevaren is. Ook kunnen de omstandigheden waarin de afspraken zijn gemaakt van belang zijn.
4.18.
In deze procedure gaat het om de (terug)koop van een sloep die één jaar eerder voor € 30.000,- nieuw is gekocht. Daarbij is een prijs is afgesproken van € 26.000,-. De leeftijd van de sloep en het beperkte verschil in koopprijs één jaar nadat de sloep nieuw werd geleverd, maakt dat er geen reden is om gebruikssporen ruim uit te leggen.
4.19.
[gedaagde] heeft bij de (afgebroken) inspectie op 27 september 2023 foto’s gemaakt van de sloep. Hij heeft deze in de procedure overgelegd. Zij zijn bij de mondelinge behandeling met partijen besproken. De rechtbank zal hierna de foto’s opnemen met daarbij de reacties van partijen ter zitting.
4.20.
Foto 1 en 2 overgelegd door [gedaagde] als bijlage bij zijn productie 19:
4.21.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat de deuk op de foto’s moeilijk te zien is maar dat het wel een grotere deuk was die op afstand al zichtbaar was. [eiser] heeft erkend dat hij ergens tegenaan is gevaren. Verder heeft hij gezegd dat het een klein deukje was dat hij al heeft laten repareren en dat hij de sloep heeft laten poetsen, waardoor er niets meer van te zien is. Hij heeft verklaard dat hij voor het herstel van het deukje en het poetsen in totaal € 600,- heeft betaald. [gedaagde] heeft gezegd dat de kosten van herstel geraamd zijn op € 7.000 tot € 9.500. Dit komt omdat hij zijn boten altijd spuit en niet met een verfroller behandelt, zodat bij schadeherstel het gehele stuk opnieuw moet worden gespoten.
4.22.
Foto 3 en 4 overgelegd door [gedaagde] als bijlage bij productie 19:
4.23.
Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard, dat een diepe kras zichtbaar is, door de lak heen, die het gevolg is van een aanvaring met iets scherps, en dat de verf is weg geschaafd zodat het stuk helemaal hersteld moet worden. Verder heeft hij er op gewezen dat er happen verdwenen zijn uit het metaal van de stootrand. [eiser] heeft gezegd dat hij ergens tegenaan gevaren is en dat het mogelijk is dat de schade aan de stootrand nog aanwezig is.
4.24.
[eiser] heeft gezegd dat de schade zeer beperkt was en inmiddels voor (minder dan) € 600,- hersteld is. Hij heeft ter zake voor de zitting een e-mail van [bedrijf 4] van 14 november 2024 overgelegd. Daarin staat dat de sloep kort na 27 september 2023 is gepoetst en dat er nu niets meer zichtbaar is. [gedaagde] heeft voor de zitting een e-mail van Boot Trading – Schade, Reparatie en Onderhoud van 11 november 2024 overgelegd. Boot Trading zegt in deze e-mail dat zij op basis van de voor [gedaagde] gezonden PDF kan vaststellen dat de schade aan de romp van de sloep vermoedelijk is ontstaan door een aanvaring of botsing en niet door gebruiksslijtage, omdat gebruikersschades doorgaans oppervlakkig zijn, waarbij de lak intact blijft en er geen diepe krassen of zichtbare primerondergrond te zien zijn. Boot Trading schat dat herstel van de schade door middel van spuiten € 7.000,- tot € 9.500,- zal kosten en raadt aan voor een nauwkeurige schatting een schade-expert te consulteren.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] met de door hem overgelegde verklaring en zijn verklaring ter zitting – ook in het licht van de foto’s en de door [gedaagde] overgelegde verklaring van De Boer – onvoldoende heeft onderbouwd dat de sloep bij de inspectie op 27 september 2023 geen andere schade had dan normale gebruikssporen. De foto’s laten zien dat de voorzijde van de sloep tot door de verf heen beschadigd is. Aan de zijkant van de sloep zijn langere krassen te zien, terwijl ook de deuken in de stalen stootrand schade laten zien die verder gaat dan past bij gewoon gebruik. Deze schade past eerder bij aanvaringen/botsingen, waarbij in acht wordt genomen dat [eiser] niet heeft ontkend dat er (al dan niet kleine) aanvaringen zijn geweest. Mede gelet op de leeftijd van de sloep en de prijs valt de geconstateerde schade niet aan te merken als normale gebruikssporen.
4.26.
[eiser] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat voldaan is aan de opschortende voorwaarde. Dat maakt dat [gedaagde] niet gehouden is de sloep af te nemen en de koopprijs te betalen.
Conclusie
4.27.
De vordering van [eiser] tot nakoming van de overeenkomst wordt afgewezen. Omdat [gedaagde] niet gehouden was om de sloep af te nemen en te betalen, is hij niet tekort geschoten in de nakoming van een verplichting en is hij niet schadeplichtig geworden. De door [eiser] gevorderde schadevergoeding en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden daarom ook afgewezen.
4.28.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op:
griffierecht € 1.325,00
kosten advocaat € 1.572,00 (2 punten à € 786,00)
nakosten
€ 178,00 (plus de verhoging zoals in de beslissing)
Totaal € 3.075,00
4.29.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
in reconventie
4.30.
De voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld (ontvankelijkheid [eiser]) is vervuld, zodat deze vordering moet worden behandeld.
4.31.
Omdat de vorderingen in conventie worden afgewezen, heeft [gedaagde] geen belang meer bij beoordeling van zijn vorderingen in reconventie. Deze kunnen om die reden verder onbesproken blijven en zullen worden afgewezen. Overigens gaat [gedaagde] er bij deze vorderingen gelet op het vorenstaande ten onrechte vanuit dat [eiser] zich verplicht heeft de sloep zonder schade terug te leveren.
4.32.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de reconventie aan de zijde van [eiser]. De rechtbank ziet in de grote samenhang met de conventie aanleiding om deze kosten tot op heden te begroten op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] ten bedrage van € 3.075,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze kosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025. [4]

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034
2.De zogenoemde Haviltex-norm, zie ECLI:HR:1981:AG4158
3.De zogenoemde Haviltex-norm, zie ECLI:HR:1981:AG4158
4.type: 1155