Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een 14-jarig meisje, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat [de minderjarige] al meer dan 24 uur spoorloos was en er zorgen waren over haar seksuele ontwikkeling en vriendenkring. De moeder van [de minderjarige] heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige conflicten in de thuissituatie, die soms leiden tot geweld en politie-inzet. Sinds eind december 2024 verblijft [de minderjarige] in een gezinshuis, maar is ze recentelijk weggelopen en niet bereikbaar geweest.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er dringend behoefte is aan een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing om de veiligheid en begeleiding van [de minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de Raad gehoord en op basis van de acute zorgen besloten om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor drie maanden en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor vier weken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de Raad, de moeder en [de minderjarige] opgeroepen voor een zitting op een later tijdstip om verdere beslissingen te nemen. De beschikking is mondeling gegeven door mr. W.P. van der Haak en schriftelijk vastgelegd op 13 januari 2025. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.