ECLI:NL:RBNHO:2025:1862

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
351104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijk herstel van vrachtwagen en schadevergoeding

In deze zaak heeft B. Transport B.V. gedaagde aangesproken voor schade die is ontstaan door ondeugdelijk herstel van een vrachtwagen. De gedaagde, die op 19 november 2022 de opdracht kreeg om de vrachtwagen te repareren, heeft na de reparatie problemen veroorzaakt, wat leidde tot schade. B. Transport vorderde schadevergoeding en stelde dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet tijdig in gebreke is gesteld voor de eerste tekortkoming, maar dat hij wel tekort is geschoten bij de tweede tekortkoming, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank heeft de vorderingen van B. Transport gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de reparatiekosten, gederfde winst en buitengerechtelijke kosten. De vorderingen van gedaagde in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan B. Transport.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/351104 / HA ZA 24-183
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[B.] TRANSPORT B.V.,
te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: [B.] Transport,
advocaat: mr. M.A. Pool,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L. Berendsen.
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft op 19 november 2022 de opdracht gekregen om een vrachtwagen te repareren. Vlak na de reparatie ontstonden er problemen aan de vrachtwagen, als gevolg waarvan schade is geleden. [B.] Transport stelt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tot herstel van de vrachtwagen en vordert vergoeding van de geleden schade. De rechtbank wijst een deel van de vorderingen toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 maart 2024 met producties 1 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord met een vordering in reconventie met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het tussenvonnis van 31 juli 2024;
- de akte vermeerdering eis met de producties 20 tot en met 22 van [B.] Transport;
- de akte overlegging producties met producties 10 en 11 van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 11 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [B.] (hierna: [B.] ) exploiteerde de eenmanszaak [eenmanszaak] . Voor de bedrijfsvoering van deze eenmanszaak had [B.] twee vrachtwagens in eigendom, waaronder de vrachtwagen met kenteken [kenteken] (hierna: de vrachtwagen). De eenmanszaak is ingebracht in [B.] Transport, opgericht op 13 december 2022, waarvan [B.] bestuurder is. De inbreng in die vennootschap is geschied naar de toestand van de eenmanszaak per 1 augustus 2022 en omvat alle activa daarvan, onder de verplichting voor de vennootschap om alle passiva van de eenmanszaak voor haar rekening te nemen. Op 9 mei 2023 is de vrachtwagen overgeschreven op naam van [B.] Transport.
2.2.
De vaste monteur van [B.] is de heer [monteur] (hierna: [monteur] ). Op 19 november 2022 heeft [monteur] de opdracht gekregen om de vrachtwagen, die zich op het terrein van Tata Steel bevond, met spoed te repareren. [monteur] bleek niet over een toegangspas te beschikken en moest het terrein van Tata Steel verlaten, terwijl hij al was begonnen met de werkzaamheden aan de vierde as van de vrachtwagen.
2.3.
De heer [bestuurder vrachtwagen] (hierna: [bestuurder vrachtwagen] ) is de vaste bestuurder van de vrachtwagen. In de middag van 19 november 2022 is [gedaagde] door [bestuurder vrachtwagen] gebeld. Namens [B.] heeft [bestuurder vrachtwagen] [gedaagde] ingeschakeld om de spoedreparatie aan de vrachtwagen af te maken. [gedaagde] heeft de reparatiewerkzaamheden aan de vierde as diezelfde dag voortgezet, waarna hij op 22 november 2022 met behulp van een momentsleutel de laatste hand aan die reparatie heeft gelegd.
2.4.
Een dag later was [B.] met de vrachtwagen aan het werk op het terrein van Tata Steel toen hij door andere chauffeurs werd gewezen op een onbalans in de wielen. [B.] heeft daarop de vrachtwagen naar de werkplaats van [monteur] in de gemeente Schagen gereden. Op 25 november 2022 heeft [monteur] geconstateerd dat de onbalans in de wielen werd veroorzaakt doordat [gedaagde] de remtrommels op een verkeerde manier had gemonteerd. [monteur] nieuwe remtrommels en remschoenen gemonteerd. Bij factuur van 10 december 2023 is in totaal een bedrag van € 1.055,55 exclusief btw in rekening gebracht.
2.5.
Op 29 november 2022 zijn twee wielen van de vierde as van de vrachtauto losgelopen en was de bijbehorende as ervan afgevallen. [B.] heeft [gedaagde] gebeld. [gedaagde] is naar de vrachtwagen gekomen, maar kon de vrachtwagen niet repareren. Voor deze reparatie moest de vrachtwagen naar een werkplaats of garage, maar daar beschikt [gedaagde] niet over. Voordat [B.] de vrachtwagen voor reparatie naar [monteur] reed heeft [gedaagde] loszittende onderdelen vastgezet.
2.6.
[monteur] heeft de vrachtwagen op diezelfde dag nog onderzocht om de schade in kaart te brengen. Volgens [monteur] waren de naafmoeren op 19/22 november 2022 niet goed vastgezet. Als gevolg daarvan was de naaf ingesleten en zijn de tandwielen “gaan vreten”. Hierdoor zou staalvijlsel zijn vrijgekomen dat in de as terecht is gekomen. Het staalvijlsel zou vervolgens de as hebben “ingevreten”.
2.7.
Op 18 januari 2023 heeft de advocaat van [B.] Transport een ingebrekestelling verstuurd aan [gedaagde] . Op 23 januari 2023 heeft [gedaagde] laten weten dat hij de aansprakelijkheid niet erkent. Daarna heeft [B.] Transport aan [monteur] de opdracht gegeven om de vrachtwagen te repareren.
2.8.
Van 12 december 2022 tot en met 21 januari 2023 hebben partijen WhatsApp-contact gehad over een poging [gedaagde] alsnog een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering af te laten sluiten, teneinde de schade daarop dan te verhalen. Uiteindelijk is het daarvan niet gekomen.
2.9.
Op 27 januari 2023 heeft [B.] Transport de factuur van [monteur] voor het herstel van de vrachtwagen ontvangen. De factuur bedraagt € 18.134,50 exclusief btw. Bij het herstel zijn gereviseerde onderdelen gebruikt en in rekening gebracht.
2.10.
Bij brief van 2 februari 2023 heeft de advocaat van [B.] Transport [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de herstelkosten. Ook is [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek. Op 1 maart 2023 is een reactie van de advocaat van [gedaagde] gevolgd waarin opnieuw de aansprakelijkheid van de hand is gewezen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[B.] Transport vordert na wijziging van haar eis - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [B.] Transport over het herstel van de vrachtwagen;
II. de overeenkomst tussen [B.] Transport en [gedaagde] ontbindt;
III. voor recht verklaart dat [B.] Transport de factuur van [gedaagde] niet hoeft te betalen;
IV. [gedaagde] veroordeelt om een bedrag van € 1.277,22, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan [B.] Transport te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, althans tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
V. [gedaagde] veroordeelt om een bedrag van € 30.353,-- aan [B.] Transport te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, althans tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
VI. [gedaagde] veroordeelt om een bedrag van € 18.134,50 aan [B.] Transport te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, althans tot schadevergoeding nader op te maken bij staat;
VII. [gedaagde] veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.308,51 te betalen;
VIII. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [B.] Transport – samengevat – het volgende ten grondslag. [B.] Transport heeft schade geleden doordat [gedaagde] op 19 november 2022 zijn werkzaamheden niet deugdelijk heeft uitgevoerd. Als gevolg van het ondeugdelijk uitgevoerde werk is aanzienlijke schade aan de vrachtwagen ontstaan en heeft [B.] Transport de vrachtwagen tweemaal moeten laten repareren. [gedaagde] dient deze schade te vergoeden. Daarbij heeft de vrachtwagen na het incident op 29 november 2022 als gevolg van de met [gedaagde] gevoerde discussie over de aansprakelijkheid stilgestaan tot de reparatie op 27 januari 2023. [B.] Transport heeft als gevolg van de stilstand schade geleden in de vorm van gederfde winst. Ook deze schade dient [gedaagde] te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en voert daartoe – samengevat – onder meer het volgende aan. [gedaagde] betwist dat hij ondeugdelijk werk heeft geleverd. Dat de onbalans in de wielen is ontstaan doordat hij de remtrommels verkeerd heeft gemonteerd is onjuist en wordt ook niet onderbouwd. [B.] Transport heeft hem niet de kans gegeven het vermeende gebrek zelf te verhelpen. De onbalans kan heel goed veroorzaakt zijn door versleten banden of een gebrek aan onderhoud van de vrachtwagen. Dat de vrachtwagen niet goed werd onderhouden blijkt wel uit het gegeven dat de APK verlopen was.
Dat [gedaagde] de naafmoeren niet goed heeft vastgezet is ook onjuist en wordt evenmin voldoende onderbouwd. Na de reparatie door [gedaagde] heeft [monteur] aan de vrachtwagen gewerkt. Hoewel [monteur] aan het remsysteem van de vrachtwagen heeft gewerkt, heeft hij niet geconstateerd dat er iets mis was met de montage van de naaf. Als daar iets mis mee was geweest, had [monteur] dat op dat moment moeten opmerken. Nu staat slechts vast dat de problemen met de naafmoeren pas zijn ontstaan na de reparatie door [monteur] . Dat de werkzaamheden van [gedaagde] tot schade hebben geleid staat niet vast en dus moeten de vorderingen van [B.] Transport worden afgewezen. Overigens betwist [gedaagde] ook in verzuim te zijn geraakt ten aanzien van dit tweede vermeende gebrek.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [B.] Transport veroordeelt om een bedrag van € 726,-- te betalen aan [gedaagde] , vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
II. [B.] Transport veroordeelt om de buitengerechtelijke incassokosten van € 108,90 te betalen;
III. [B.] Transport veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.5.
Aan deze vorderingen legt [gedaagde] het volgende ten grondslag. Op 29 november 2022 is [gedaagde] een noodreparatie uitgevoerd aan de vrachtwagen van [B.] Transport, zodat de vrachtwagen veilig naar [monteur] kon worden gereden. [gedaagde] heeft voor deze en voor de werkzaamheden op 19 november 2022 een factuur van € 726,-- verstuurd, maar [B.] Transport heeft de factuur niet betaald.
3.6.
[B.] Transport voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen geen geschil bestaat over de hoedanigheid van de eisende partij als rechtsopvolger van de eenmanszaak die [gedaagde] de opdracht heeft gegeven. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
in conventie en reconventie
4.2.
De vorderingen van [B.] Transport in conventie zien op twee gestelde tekortkomingen door [gedaagde] : het onjuist monteren van de remtrommels en het onjuist monteren van de naafmoeren. De rechtbank zal deze twee gestelde tekortkomingen afzonderlijk van elkaar bespreken.
Tekortkoming 1: het onjuist monteren van de remtrommels
4.3.
Op 19 en 22 november 2022 heeft [gedaagde] werkzaamheden verricht aan de vrachtwagen. [B.] Transport heeft in de dagvaarding en in de spreekaantekeningen het standpunt ingenomen dat [B.] [gedaagde] direct na het ontdekken van het probleem heeft gebeld en dat [gedaagde] direct gekomen zou zijn, maar de vrachtwagen niet kon repareren. [gedaagde] betwist dat hij al voor die datum is gebeld.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [B.] echter erkend dat hij pas op 29 november 2022, dus
nadie eerste reparatie door [monteur] , voor het eerst met [gedaagde] heeft gebeld over het probleem. Dit betekent dat [gedaagde] ten aanzien hiervan niet tijdig in gebreke is gesteld en niet in verzuim is geraakt. Zelfs als er sprake zou zijn van een tekortkoming door [gedaagde] , kunnen de herstelkosten van de reparatie door [monteur] op 25 november 2022 dan niet op [gedaagde] worden verhaald, omdat hij in de gelegenheid had moeten worden gesteld dat gebrek te herstellen. Dat is echter niet gebeurd. Ten aanzien van de eerste gestelde tekortkoming wijst de rechtbank de vorderingen van [B.] Transport daarom af.
Tekortkoming 2: het onjuist monteren van de naafmoeren
4.5.
Op 29 november 2022 zijn twee wielen van de vrachtwagen afgelopen en is de vierde as van de vrachtwagen losgekomen. Ditmaal heeft [B.] [gedaagde] wel gebeld, die ter plaatse is gekomen. [gedaagde] betwist dat hij er op 29 november 2022 op is aangesproken dat deze mankementen het gevolg zouden zijn van zijn eerdere reparatie. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat hij toen heeft gezegd dat hij zelf geen garage heeft, dat hij ermee heeft ingestemd dat de vrachtwagen naar [monteur] is gebracht en dat hij wilde weten wat er was gebeurd en misschien zelf arbeid wilde leveren.
4.6.
Gezien het korte tijdsverloop na zijn werkzaamheden aan de vierde as en het gegeven dat de problemen op 29 november 2022 zich voordeden aan diezelfde as van de vrachtwagen, mocht ook van [gedaagde] verwacht worden dat hij zou onderzoeken of de problemen het gevolg waren van zijn eerdere reparatie. Dat de problemen te maken konden hebben met de eerdere reparatie door [gedaagde] ligt naar het oordeel van de rechtbank voor de hand. Hij heeft echter ter zitting erkend dat hij zelf niet mee naar [monteur] is gegaan en dat hij in de twee maanden dat de vrachtwagen daar stond niet eenmaal heeft aangeboden er zelf iets aan te doen. Ook staat vast dat partijen tussen 12 december 2022 en 21 januari 2023 veelvuldig WhatsApp-contact hebben gehad over de poging de schade te verhalen op een nog door [gedaagde] af te sluiten bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering en dat [gedaagde] in die contacten onder meer heeft geschreven: “
Goedemorgen ik zei tegen je laat [ [monteur] ] het maken vanaf het stuk was ,ik ben bezig met de verzekering”. Onder de gegeven omstandigheden kon [B.] Transport uit die mededeling van [gedaagde] afleiden dat die het gebrek niet ging herstellen en is laatstgenoemde in verzuim geraakt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [gedaagde] ook na ontvangst van de brief van 18 januari 2023 (zie 2.7) niet heeft aangeboden om de vrachtwagen zelf te repareren.
Causaal verband, mogelijke alternatieve oorzaken
4.7.
[B.] verwijst naar de verklaring van [monteur] (zie 2.6) voor het causaal verband tussen de werkzaamheden van [gedaagde] aan de vrachtwagen en de schade eraan. [gedaagde] voert aan dat het veel aannemelijker is dat de problemen op 29 november 2022 het gevolg zijn van de eerdere reparatie door [monteur] . Volgens [gedaagde] moet [monteur] bij het vervangen van de remtrommels de naafmoeren hebben losgedraaid en niet goed hebben vastgezet. Dit wordt door [B.] Transport gemotiveerd betwist: volgens [B.] Transport is het bij dit type vrachtwagen niet nodig om de naafmoeren los te draaien om de remtrommels te kunnen vervangen. Ter onderbouwing heeft [B.] Transport een verklaring overgelegd van [monteur] , waarin dit wordt bevestigd. [gedaagde] heeft tegenover die gemotiveerde betwisting onvoldoende gesteld dat bij het vervangen van de remtrommels de naafmoeren los moeten worden gedraaid, zodat aan die stelling voorbij wordt gegaan.
4.8.
[gedaagde] voert verder aan dat de problemen op 29 november 2022 kunnen zijn ontstaan door een incident op het terrein van Tata Steel. Dat zich toevallig een incident heeft voorgedaan tussen het moment van de reparatie op 22 november 2022 en de problemen op 29 november 2022 waarbij dezelfde as is aangedaan als waaraan [gedaagde] een reparatie heeft uitgevoerd, ligt niet zonder meer voor de hand. Deze suggestie van [gedaagde] levert naar het oordeel van de rechtbank geen plausibele alternatieve oorzaak van de problemen aan de vrachtwagen. Uit de WhatsApp-conversatie blijkt dat [gedaagde] zelf op 13 januari 2023, in reactie op de vragen van [B.] “
waar is het fout gegaan ? Wat is er verkeerd gegaan bij het monteren? En wat was er voor nodig dat het wél goed zou zijn gemonteerd?” aan [B.] heeft geschreven: “
Vanaf het begin zei ik je moet speciaal gereedschap hebben om de grote borg moer vast te zetten ,en [ [monteur] ] zei zet het vast met een stuk ijzer en hamer ,vraag [naam]”. Bij die stand van zaken, en bij gebrek aan alternatieve plausibele oorzaken voor het ontstaan van de problemen aan de vrachtwagen, is de verklaring van [monteur] onvoldoende gemotiveerd betwist en zijn de problemen naar het oordeel van de rechtbank toe te schrijven aan een tekortkoming in het handelen van [gedaagde] tijdens de reparatie van de vrachtwagen op 19 en 22 november 2022. Tegen de gevorderde ontbinding is op zichzelf geen verweer gevoerd; die kan worden toegewezen.
Schade
4.9.
[B.] Transport stelt dat zij als gevolg van de tekortkoming door [gedaagde] schade heeft geleden. Deze schade bestaat volgens [B.] Transport uit reparatiekosten, gederfde winst en buitengerechtelijke incassokosten.
Reparatiekosten
4.10.
Zoals de rechtbank eerder in dit vonnis onder 4.4 heeft geoordeeld komt de schade die het gevolg is van de eerste gestelde tekortkoming niet voor vergoeding in aanmerking, omdat er geen sprake is van verzuim.
4.11.
Ten aanzien van de schade die het gevolg is van de tweede tekortkoming heeft [B.] Transport een nota overgelegd van [monteur] voor een bedrag van € 18.134,50 exclusief btw. [gedaagde] betwist de hoogte van de reparatiekosten. [gedaagde] voert aan dat hij zelf heeft gezocht naar welke onderdelen nodig waren en wat die zouden kosten. Hij kwam daarbij op een veel lager bedrag uit. Ter zitting heeft [B.] betoogd dat deze vierde as van de vrachtwagen een aangedreven as is, die veel duurder is dan een as die niet wordt aangedreven, zoals de vijfde. [B.] Transport heeft wel een offerte overgelegd waaruit volgt dat een nieuwe vierde as veel meer zou kosten. In dat licht bezien heeft [gedaagde] zijn verweer onvoldoende onderbouwd. Ook zouden er volgens [gedaagde] te veel arbeidsuren worden gefactureerd. [gedaagde] heeft echter ook niets overgelegd waaruit volgt dat de gefactureerde uren onredelijk zouden zijn. Verder voert [gedaagde] aan dat het uurtarief van € 80,- exclusief BTW per uur dat door [monteur] is gerekend, te hoog is. In de conclusie van antwoord wordt verwezen naar een website waarop staat dat een bedrijfswagenmonteur ongeveer € 50,- exclusief btw per uur verdient. Nog los van de vraag of dit een in de sector algemeen gemiddelde is, heeft [gedaagde] ter zitting beaamd dat hijzelf heeft gezegd dat [B.] Transport de vrachtwagen maar naar [monteur] moest brengen. De rechtbank ziet geen reden om het door [monteur] gehanteerde uurtarief als bovenmatig of onredelijk te beschouwen.
4.12.
[gedaagde] voert ten slotte nog aan dat de vrachtwagen door de werkzaamheden meer waard is geworden, dus dat er rekening moet worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in het onderhavige geval geen sprake is, omdat juist is gekozen tweedehands – en geen nieuwe – onderdelen te gebruiken.
4.13.
De conclusie is dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen om de reparatiekosten van € 18.134,- exclusief btw aan [B.] Transport te betalen.
Winstderving
4.14.
[B.] Transport stelt dat zij de vrachtwagen van 29 november 2022 tot 27 januari 2022 niet heeft kunnen gebruiken en dat zij daarom schade heeft geleden in de vorm van een gederfde winst van € 30.353,-. Dit bedrag volgt uit een verklaring van haar accountant.
4.15.
De vrachtwagen heeft bijna twee maanden stilgestaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [B.] verklaard dat de vrachtwagen mede bijna twee maanden heeft stilgestaan omdat er gezocht werd naar een zo voordelig mogelijke optie. Het was duidelijk dat het om een flink reparatiebedrag zou gaan en het was voor [B.] Transport lastig om dat voor te schieten. Daarbij kost het wat meer tijd om de juiste tweedehands onderdelen te vinden.
4.16.
Enige stilstand tijdens reparatie is het directe gevolg van de tekortkoming van [gedaagde] . [B.] Transport had naar het oordeel van de rechtbank echter niet hoeven wachten met het verlenen van opdracht tot reparatie aan [monteur] . De rechtbank merkt op dat het feit dat [B.] Transport moeite had met het voorschieten van de reparatiekosten niet kan betekenen dat de langere stilstand van de vrachtwagen voor rekening van [gedaagde] komt. Wel begrijpt de rechtbank dat het iets langer duurt om tweedehands onderdelen te vinden en geleverd te krijgen; [gedaagde] was daarbij ook gebaat, omdat nieuwe onderdelen veel duurder zouden zijn geweest. De rechtbank zal [gedaagde] daarom veroordelen om de winstderving van [B.] Transport voor de duur van vijftien dagen te vergoeden.
4.17.
Ter zitting heeft [B.] Transport verklaard dat de winst die wordt gegenereerd met een vrachtwagen per dag € 363,64 is. Hier moet nog wel de belasting vanaf worden getrokken. De rechtbank gaat daarom uit van een gederfde winst van € 300,- per dag. Voor de periode van 15 dagen maakt dat de gederfde winst uitkomt op een bedrag van € 4.500,-.
De rechtbank zal [gedaagde] veroordelen tot betaling van dit bedrag aan gederfde winst.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
De rechtbank zal een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten toekennen. Het verweer van [gedaagde] dat geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, omdat er geen sprake is van verzuim gaat niet op. Wel matigt de rechtbank het toe te wijzen bedrag voor de buitengerechtelijke incassokosten op basis van de toe te wijzen schadevergoedingen. De toe te wijzen schadevergoeding bedraagt in totaal € 22.634,-. In overeenstemming met de staffel zal een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.001,34 worden toegewezen.
Factuur [gedaagde]
4.19.
De factuur waarvan [gedaagde] in reconventie betaling vordert ziet op de werkzaamheden op 19 en 22 november 2022 en de provisorische herstelwerkzaamheden van 29 november 2022. Door de ontbinding is [B.] Transport bevrijd van de verplichting tot betaling van de reparatiewerkzaamheden. De aard van de tekortkoming maakt dat de reeds verrichte prestatie van nul en generlei waarde is. De rechtbank wijst de vordering van [gedaagde] daarom af.
Proceskosten
4.20.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [B.] Transport worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.358,00
(3 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.540,22

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [B.] Transport ter zake herstel van de vrachtwagen;
5.2.
ontbindt de overeenkomst tussen [B.] Transport en [gedaagde] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 18.134,00 exclusief btw te betalen aan [B.] Transport, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 4.500,00 te betalen aan [B.] Transport, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.001,34,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
in conventie en reconventie
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.540,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.