ECLI:NL:RBNHO:2025:1846

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10950667 \ CV EXPL 24-1408
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van vlucht op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak vorderen de passagiers, die een vervoersovereenkomst hebben gesloten met de vervoerder Royal Air Maroc, schadevergoeding wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Casablanca op 20 maart 2023. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging aangekomen op hun eindbestemming en eisen een vergoeding van € 800,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat hij de betaling reeds heeft voldaan, maar kan dit niet onderbouwen met bewijsstukken. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd en wijst de vordering van de passagiers toe. Daarnaast worden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat de passagiers aannemelijk hebben gemaakt dat zij kosten hebben gemaakt voor incassowerkzaamheden. De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, die ongelijk krijgt in deze zaak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de kantonrechter heeft de beslissing op 29 januari 2025 genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10950667 \ CV EXPL 24-1408
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde]
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 20 maart 2023 vervoeren van Amsterdam naar Casablanca (Marokko) met vlucht AT851 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij het door de passagiers gevorderde bedrag reeds heeft voldaan. Dit is een zogenoemd bevrijdend verweer. Dat betekent dat de vervoerder moet bewijzen dat hij de betaling heeft verricht. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar niet in is geslaagd. De vervoerder heeft tot op heden geen afschrift van de betaling overgelegd. De kantonrechter gaat aan het bewijsaanbod van de vervoerder voorbij, omdat de vervoerder voldoende gelegenheid heeft gehad om de bewijsstukken (na uitstel) bij conclusie van antwoord of bij conclusie van dupliek over te leggen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vervoerder zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Omdat de vervoerder verder geen (inhoudelijk) verweer heeft gevoerd tegen de hoofdsom, zal deze worden toegewezen.
4.3.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.5.
De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 20 maart 2023, en over € 120,00 vanaf 26 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter