In deze zaak vorderen de passagiers compensatie en schadevergoeding van de vervoerder, Austrian Airlines AG, na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Chișinău op 15 juli 2022. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar de vlucht OS378 van Amsterdam naar Wenen werd geannuleerd zonder dat er een vervangende vlucht werd aangeboden. Hierdoor arriveerden de passagiers 30 uur en 40 minuten later op hun eindbestemming. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.882,02 aan compensatie en € 449,03 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op de luchthaven Schiphol.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder in beginsel verplicht was tot compensatie, en kende de passagiers een bedrag van € 1.600,- aan compensatie toe. De vordering tot schadevergoeding voor de kosten van een alternatieve vlucht werd afgewezen, omdat de Verordening (EG) nr. 261/2004 geen grondslag biedt voor vergoeding van nieuw aangeschafte vliegtickets. De kantonrechter oordeelde verder dat de vervoerder niet in staat was om de passagiers een vervangende vlucht aan te bieden, wat leidde tot de afwijzing van de schadevergoeding.
De kantonrechter kende de passagiers ook buitengerechtelijke incassokosten toe, maar beperkte deze tot het wettelijke tarief. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, die grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.