ECLI:NL:RBNHO:2025:1843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10819866 \ CV EXPL 23-7718
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding bij annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie en schadevergoeding van de vervoerder, Austrian Airlines AG, na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Chișinău op 15 juli 2022. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar de vlucht OS378 van Amsterdam naar Wenen werd geannuleerd zonder dat er een vervangende vlucht werd aangeboden. Hierdoor arriveerden de passagiers 30 uur en 40 minuten later op hun eindbestemming. De passagiers vorderden een bedrag van € 1.882,02 aan compensatie en € 449,03 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op de luchthaven Schiphol.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder in beginsel verplicht was tot compensatie, en kende de passagiers een bedrag van € 1.600,- aan compensatie toe. De vordering tot schadevergoeding voor de kosten van een alternatieve vlucht werd afgewezen, omdat de Verordening (EG) nr. 261/2004 geen grondslag biedt voor vergoeding van nieuw aangeschafte vliegtickets. De kantonrechter oordeelde verder dat de vervoerder niet in staat was om de passagiers een vervangende vlucht aan te bieden, wat leidde tot de afwijzing van de schadevergoeding.

De kantonrechter kende de passagiers ook buitengerechtelijke incassokosten toe, maar beperkte deze tot het wettelijke tarief. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, die grotendeels ongelijk kreeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10819866 \ CV EXPL 23-7718
Uitspraakdatum: 5 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.W.L. Russell

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 15 juli 2022 vervoeren van Amsterdam via Wenen (Oostenrijk) naar Chișinău (Moldavië), met vluchten OS378 en OS655.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht OS378 van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) geannuleerd.
2.3.
De vervoerder heeft de passagiers geen vervangende vlucht aangeboden. De passagiers hebben daarom zelf een alternatieve vlucht geboekt.
2.4.
De passagiers zijn 30 uur en 40 minuten later dan oorspronkelijk gepland op hun eindbestemming aangekomen.
2.5.
De passagiers hebben compensatie en schadevergoeding van de vervoerder gevorderd.
2.6.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.882,02, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 449,03 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Daarnaast vorderen de passagiers afgifte van een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening.
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per passagier (artikel 7 van de Verordening). Daarnaast stellen de passagiers dat zij vanwege de annulering van de vlucht genoodzaakt waren om extra kosten te maken voor een vervangende vlucht (na vermindering van eis
€ 282,02 [1] ‬). Volgens de passagiers moet de vervoerder deze kosten vergoeden (artikel 9 van de Verordening en artikel 19 van het Verdrag van Montreal).
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Compensatie
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 onder c van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op 15 juli 2022 een capaciteitsreductie van kracht was. Dit had tot gevolg dat de vervoerder het aantal passagiers diende terug te brengen tot 496 passagiers. Een capaciteitsreductie kan een buitengewone omstandigheid vormen indien de vervoerder aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar niet in is geslaagd. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de vlucht heeft geannuleerd om aan de wensen van Schiphol gehoor te geven, maar hij heeft onvoldoende onderbouwd waarom hij ervoor heeft gekozen om specifiek deze vlucht te annuleren. De vervoerder heeft geen enkele toelichting gegeven op de factoren die bij de beslissing om specifiek de vlucht in kwestie te annuleren een rol hebben gespeeld. Dit had wel op zijn weg gelegen. Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De conclusie is dat de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 1.600,- aan compensatie zal toewijzen.
Schadevergoeding
4.4.
De passagiers hebben schadevergoeding gevorderd in die zin dat zij de kosten van de door hen zelf geboekte alternatieve vlucht vergoed willen zien. De Verordening biedt echter geen grondslag voor het verzoek tot vergoeding van nieuw aangeschafte vliegtickets.
4.5.
Ten aanzien van de toepasselijkheid van het Verdrag van Montreal (hierna: het Verdrag) overweegt de kantonrechter als volgt. Om te bepalen of het Verdrag van toepassing is dient er te worden gekeken naar of het land van vertrek en het land van de plaats van bestemming partij zijn bij het Verdrag. Het Bundesgerichsthof heeft in een uitspraak van 23 november 2021 (ECLI:DE:BGH:2021:231121UXZR85.20.0) geoordeeld dat bij een heen- en terugvlucht die in één boeking zijn aangekocht, onder het Verdrag sprake is van een rondreis waarbij de eindbestemming dezelfde is als de vertrekplaats. In dit geval gaat het om een reis van Amsterdam naar Amsterdam, die uit meerdere vluchten bestaat met ‘tussenlandingen’ in Oostenrijk en Moldavië. Nederland heeft het Verdrag van Montreal geratificeerd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Verdrag van Montreal van toepassing is op het onderhavig geschil.
4.6.
Artikel 19 van het Verdrag van Montreal bepaalt dat de vervoerder gehouden is tot vergoeding van ‘schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen’. De vervoerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de passagiers na de annulering van de vlucht alsnog zonder vertraging op de eindbestemming hadden kunnen aankomen. Het moet er om die reden voor gehouden worden dat de beslissing van de passagiers om een andere vlucht te boeken, is ontstaan uit ‘een vertraging in het luchtvervoer’.
4.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem gevergd kon worden om de schade te vermijden, of dat het voor hem onmogelijk was om dergelijke maatregelen te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was om de passagiers een vervangende vlucht aan te bieden. Dit zou immers in strijd zijn met het verzoek van Schiphol. Bij het aanbieden van alternatieve vluchten zou het aantal passagiers niet worden gereduceerd. De conclusie is dat de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 282,02 aan schadevergoeding vliegtickets zal afwijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Het gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 290,40 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
Proceskosten
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.
4.10.
Het gevorderde certificaat wordt wegens een gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.890,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.600,00 vanaf 15 juli 2022, en over € 290,40 vanaf 6 november 2023 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.De vervangende vlucht heeft € 874,- gekost. Daarop wordt een bedrag van € 591,98 aan restitutie vliegtickets in mindering gebracht.