ECLI:NL:RBNHO:2025:1836

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
8340335 \ CV EXPL 20-1950
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en aansprakelijkheid van vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, British Airways Plc, vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Los Angeles op 8 juni 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp, hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten, maar hebben hun aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan drie uur. De vervoerder heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, waaronder een vertraging van een eerdere vlucht en mist bij de luchthaven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze buitengewone omstandigheden en dat de passagiers, zonder deze omstandigheden, hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, en veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 708,90, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8340335 \ CV EXPL 20-1950
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 8 juni 2018 vervoeren van Amsterdam via Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) naar Los Angeles (Verenigde Staten), met de vluchten BA429 en BA1545.
2.2.
Vlucht BA419 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Los Angeles gemist. Zij zijn omgeboekt op een alternatieve vlucht, waarmee zij 3 uur en 33 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd. De vervoerder heeft niet uitbetaald.
3.
Het geschil
3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 300,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat het toestel voorafgaand aan de vlucht, de vlucht BA428 heeft uitgevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder (onder verwijzing naar het CFMU-rapport) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vlucht BA428 een vertraging van 30 minuten heeft opgelopen in verband met slotrestricties. Wanneer een vlucht een gewijzigd slot krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slot moet immers altijd worden opgevolgd. Tijdens de uitvoering van de vlucht en bij het omdraaien van het toestel is een gedeelte van de vertraging ingehaald. In deze stand van zaken wordt de rotatievertraging van 16 minuten die zich op vlucht BA429 heeft voorgedaan aangemerkt als het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat het vertrek van de vlucht vervolgens verder is uitgesteld in verband met mist, hetgeen tot een totale vertrekvertraging van 33 minuten heeft geleid. De vervoerder heeft eerst bij dupliek toegelicht dat deze vertraging een ‘start up delay’ van 17 minuten betrof. De vervoerder heeft niet toegelicht waarom hij dit standpunt eerst in dupliek heeft ingenomen en gesteld noch gebleken is dat hij dit niet al bij conclusie van antwoord had kunnen doen. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daarmee in strijd heeft gehandeld met de in artikel 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) neergelegde vereiste concentratie van verweer, zodat dit verweer tardief is.
4.5.
De vervoerder heeft verder aangevoerd dat het toestel bij het naderen van Londen Heathrow te maken kreeg met een zogenaamde ‘
air holding delay’, wat inhoudt dat de stroom vluchten die wil landen niet verwerkt kan worden door de luchthaven. Ter onderbouwing hiervan heeft hij de TS Service Provision Daily overgelegd. De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel uit dit document volgt dat de gemiddelde air holding delay rond de geplande aankomsttijd van de vlucht 17 minuten was, zegt dit niets specifieks over de vlucht in kwestie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder zijn beroep op buitengewone omstandigheden op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Het enkele feit dat de vluchttijd langer was dan gepland, is onvoldoende om het bestaan van buitengewone omstandigheden aan te nemen.
4.6.
Nu de vertraging deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, dient te worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht(en) zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. Partijen waren het tot en met de conclusie van repliek eens over de minimale overstaptijd (hierna: MCT) op dit traject. Voor zover de vervoerder bij dupliek een andere MCT heeft genoemd, is dit verweer tardief. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat MCT op dit traject 90 minuten bedroeg. Niet in geschil is dat tussen de vlucht in kwestie en vlucht BA1545 een overstaptijd van 95 minuten was ingeruimd. Zonder de buitengewone omstandigheden zouden de passagiers 79 minuten (95 - 16) hebben gehad om hun aansluitende vlucht naar Los Angeles te halen. Dit is gelet op de minimale overstaptijd van 90 minuten onvoldoende. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vervoerder heeft onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging op de eindbestemming is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming, worden toegewezen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen subsidiair de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 8 juni 2018, en over € 108,90 vanaf 2 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
eroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter