ECLI:NL:RBNHO:2025:1832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10707084 \ CV EXPL 23-6071
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van vliegticketkosten door passagier na annulering door vervoerder vanwege COVID-19

In deze zaak vordert de passagier, die een vervoersovereenkomst had met Lot Polish Airlines, terugbetaling van de ticketprijs van € 494,99 na annulering van zijn vlucht van Delhi naar Amsterdam op 14 december 2021. De annulering vond plaats als gevolg van de coronamaatregelen. De vervoerder had de passagier op 29 november 2021 een voucher aangeboden, maar de passagier heeft deze voucher niet gebruikt en eist nu restitutie van het ticketbedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet de mogelijkheid heeft gehad om voor terugbetaling te kiezen in plaats van de voucher. De kantonrechter oordeelt dat de passagier recht heeft op terugbetaling van het ticketbedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 april 2022. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagier niet heeft aangetoond dat de gemaakte kosten in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving. De vervoerder wordt veroordeeld in de proceskosten en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10707084 \ CV EXPL 23-6071
Uitspraakdatum: 22 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats], India
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Lot Polish Airlines
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 14 december 2021 vervoeren van Delhi (India) via Warschau (Polen) naar Amsterdam.
2.2.
De vlucht vertegenwoordigde een waarde van € 494,99 en is als gevolg van de coronamaatregelen door de vervoerder geannuleerd.
2.3.
De vervoerder heeft op 29 november 2021 een voucher aan de passagier verstrekt.
2.4.
De passagier heeft terugbetaling van de ticketprijs van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 494,99, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Daarnaast vordert de passagier afgifte van een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening.
3.3.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de annulering van de ticketprijs van de vlucht moet terugbetalen (artikel 8 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de vlucht door de vervoerder is geannuleerd vanwege de COVID-19-pandemie. In geval van annulering door de vervoerder hebben passagiers op grond van artikel 5 lid 1 sub a juncto 8 lid 1 van de Verordening (onder meer) recht op vergoeding van de volledige kosten van het ticket.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagier om een voucher heeft verzocht en om die reden geen recht heeft op terugbetaling van zijn vliegticket.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. In de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 juni 2020 inzake handhaving verordening (EG) nr. 261/2004 in relatie tot vouchers in de luchtvaart [1] heeft de Minister bepaald dat in verband met de COVID-19-pandemie enige tijd was gedoogd dat luchtvaartmaatschappijen een voucher verstrekten als alternatief voor terugbetaling binnen zeven dagen, maar dat de Kamer op 14 mei 2020 is geïnformeerd dat de betreffende aanwijzing aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om niet te handhaven op de verplichting tot terugbetaling, is ingetrokken en dat de ILT de Verordening weer handhaaft, wat betekent dat de passagier weer de keuze moet hebben tussen terugbetaling en een voucher.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat de passagier de mogelijkheid heeft gehad om (in plaats van omboeking of een voucher) voor terugbetaling te kiezen, terwijl ook niet is gebleken dat hij de voucher inmiddels al heeft gebruikt. Daarom kan de passagier nog altijd aanspraak maken op terugbetaling van het bedrag van het nog openstaande ticket van € 494,99. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 april 2022, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De vervoerder krijgt ongelijk en wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagier worden gemaakt.
4.8.
Het gevorderde certificaat wordt toegewezen en bijgevoegd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 494,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 936, nr. 783.