ECLI:NL:RBNHO:2025:1831

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10657748 \ CV EXPL 23-5308
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderen de passagiers, die met de vervoerder Turk Havayollari A.O. een vervoersovereenkomst hebben gesloten, compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur bij hun vlucht van Amsterdam naar Istanboel op 31 juli 2022. De passagiers hebben een bedrag van € 800,00 geëist, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat een deel van de vertraging, namelijk 24 minuten, veroorzaakt is door ATFM slotrestricties, wat volgens de vervoerder onder buitengewone omstandigheden valt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht met drie uur en tweeëntwintig minuten vertraging is uitgevoerd, waarbij 24 minuten te wijten zijn aan buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat de totale vertraging van 3 uur en 22 minuten verminderd moet worden met de 24 minuten die aan de buitengewone omstandigheden zijn toe te rekenen. Dit resulteert in een vertraging van minder dan drie uur, waardoor de vordering van de passagiers wordt afgewezen.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de passagiers de proceskosten moeten betalen, omdat zij ongelijk hebben gekregen. De kosten zijn vastgesteld op € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, plus € 67,50 aan nakosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 29 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10657748 \ CV EXPL 23-5308
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 31 juli 2022 vervoeren van Amsterdam naar Istanboel (Turkije), met vlucht TK7769 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Daarnaast vorderen de passagiers afgifte van een certificaat zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening.
3.3.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder onder verwijzing naar het vluchtrapport voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vlucht feitelijk om 20:12 uur (lokale tijd) in Istanboel is aangekomen (20:05 ATA1 [1] en 20:12ATA2 [2] ). Dat betekent dat de vlucht met drie uur en tweeëntwintig minuten vertraging is uitgevoerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat 24 minuten daarvan zijn veroorzaakt door ATFM slotrestricties (vertragingscode 81). Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder SAM/SRM-berichten van het luchtverkeersbeheer overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel een gewijzigde vertrektijd van 13:56 uur (UTC) opgelegd heeft gekregen, zonder dat de vervoerder de EOBT had gewijzigd. Wanneer een vlucht een gewijzigd slot krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een slot moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vertraging van de vlucht in kwestie in ieder geval voor 24 minuten te wijten is aan buitengewone omstandigheden.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat het in het midden kan blijven of de overige vertraging van de vlucht eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. Bij een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, dient de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht. [3] Gelet op dit arrest dient de totale aankomstvertraging van 3 uur en 22 minuten te worden verminderd met de tijd die aan de buitengewone omstandigheid te wijten is, namelijk (ten minste) 24 minuten. Na aftrek resteert een vertraging van minder dan drie uur. De vordering van de passagiers zal om die reden worden afgewezen.
4.4.
Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder in dit geval toch in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers hebben gesteld dat zij niet tot dagvaarding over zou zijn gegaan als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Zij verwijzen in dit verband naar een vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2017 (zaaknummer 5648841 / CV EXPL 17-431). De kantonrechter is echter inmiddels van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de vervoerder zijn verweer niet reeds in de buitengerechtelijke fase met stukken onderbouwt, er niet per definitie toe leidt dat de passagiers daardoor nodeloos worden gedwongen een procedure te starten. De passagiers hebben ook niet gesteld welke concrete informatie de vervoerder, ondanks daartoe door de passagiers te zijn verzocht, niet in de voorfase van de procedure heeft verstrekt, maar eerst na het starten van deze procedure. De passagiers hebben de vordering tot betaling van de hoofdsom evenmin ingetrokken, nadat zij de informatie die bij de conclusie van antwoord is overgelegd hebben kunnen inzien. Er is daarom onvoldoende grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Geland
2.Eerste vliegtuigdeur geopend
3.Zie het arrest van het Hof van 4 mei 2017 inzake Pešková, C-315/15, ECLI:EU:C:2017:342