In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vanwege vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Orlando op 22 april 2022. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij omgeboekt naar de volgende dag. De passagiers eisen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een vergoeding bij vertraging. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat alle redelijke maatregelen zijn genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter concludeert dat de passagiers met exact 24 uur vertraging zijn aangekomen en dat de vervoerder hen moet compenseren. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 2.760,00 toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van nakosten.