ECLI:NL:RBNHO:2025:1828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10717174 \ CV EXPL 23-6268
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers op basis van Europese regelgeving

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vanwege vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Orlando op 22 april 2022. Door een vertraging van de eerste vlucht hebben zij hun aansluitende vlucht gemist en zijn zij omgeboekt naar de volgende dag. De passagiers eisen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op een vergoeding bij vertraging. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat alle redelijke maatregelen zijn genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter concludeert dat de passagiers met exact 24 uur vertraging zijn aangekomen en dat de vervoerder hen moet compenseren. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 2.760,00 toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10717174 \ CV EXPL 23-6268
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman & mr. F.B. Mahabali

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 april 2022 vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Orlando (Verenigde Staten), met de vluchten LH989 en LH464.
2.2.
Vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Orlando gemist. Zij zijn omgeboekt naar de LH464 van de volgende dag (23 april 2022).
2.3.
De passagier sub 1 heeft het eventuele vorderingsrecht van haar minderjarige kind ([minderjarige]) aan zichzelf gecedeerd.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur.
4.3.
De passagiers zijn omgeboekt naar dezelfde vlucht (LH464), maar dan van één dag later. De vervoerder heeft geen enkele toelichting gegeven op de aankomsttijd van de LH464 van 23 april 2022. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat de passagiers met exact 24 uur vertraging op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen. Het is in een dergelijk geval aan de vervoerder om voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de aangeboden vlucht. De vervoerder heeft dit nagelaten. Zodoende heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemd arrest.
4.4.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment vast zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de vluchtdatum.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.7.
De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 22 april 2022, en over € 360,00 vanaf 24 augustus 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 476,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter