Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
1.Het procesverloop
2.De feiten
Het geschil
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
4.De beoordeling
waardoor deze passagier de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt”. De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de hoogste nationale rechter van de EU-lidstaten verplicht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof indien een vraag over de uitleg van Unierecht wordt opgeworpen. Hierop geldt een uitzondering wanneer de nationale rechter vaststelt dat de opgeworpen vraag niet relevant is voor de beslechting van het geschil of dat de betreffende bepaling van het Unierecht door het Hof reeds is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het Unierecht zo voor de hand ligt dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan. Hierin ligt besloten dat de kantonrechter slechts prejudiciële vragen dient te stellen aan het Hof als de kantonrechter zelf zonder uitleg van het Hof niet tot een beslissing kan komen. In de onderhavige zaak ziet de kantonrechter geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
5.De beslissing
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;