ECLI:NL:RBNHO:2025:1824

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
9635199 \ CV EXPL 22-244
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie en schadevergoeding na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie en schadevergoeding van de vervoerder, British Airways Plc, na de annulering van hun vlucht BA441 van Amsterdam naar Londen Heathrow op 29 september 2019. De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten en eisen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de annulering betwist en stelt dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op de luchthaven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van deze omstandigheden. De passagiers hebben recht op compensatie, waarbij de kantonrechter oordeelt dat de passagiers sub 5 en 6 recht hebben op een gehalveerde compensatie vanwege hun eerdere vertrek en latere aankomst. Daarnaast zijn de gevorderde schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, met inachtneming van de wettelijke tarieven. De vervoerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9635199 \ CV EXPL 22-244
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats 1],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],beiden wonende te [plaats 2] (Verenigd Koninkrijk),
5.
[eiser 5],
6.
[eiser 6],beiden wonende te [plaats 3]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 29 september 2019 vervoeren van Amsterdam naar Londen Heathrow met vlucht BA441 (hierna: de vlucht). Vanuit Londen zouden de passagiers met aansluitende vluchten hun weg vervolgen naar verschillende eindbestemmingen.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers omgeboekt op alternatieve vluchten naar hun respectievelijke eindbestemmingen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie en schadevergoeding van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.086,56, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 524,73 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- (passagiers 1, 2, 5 en 6) respectievelijk € 250,- (passagiers 3 en 4) per passagier (artikel 7 van de Verordening). De passagiers stellen verder dat de passagiers sub 3 en 4 als gevolg van de annulering extra kosten voor een hotelovernachting hebben moeten maken. Volgens de passagiers is de vervoerder gehouden deze kosten te vergoeden (artikel 8 en/of 9 van de Verordening dan wel artikel 19 van het Verdrag van Montreal).
3.3.
De vervoerder voert betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
Compensatie
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op 29 september 2019 een capaciteitsreductie (een beperkte
flow rate) van kracht was.
4.4.
Een capaciteitsreductie kan een buitengewone omstandigheid vormen indien de vervoerder aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder daar niet in is geslaagd. De passagiers hebben terecht aangevoerd dat een capaciteits
reductieniet per definitie gelijk staat aan een capaciteits
restrictie. Daarvoor is vereist dat er meer vluchten gepland staan dan volgens het (gereduceerde) limiet is toegestaan. De stelling van de vervoerder dat Londen Heathrow ‘
meestal gebruik maakt van 98/99% van haar capaciteit’ zegt niets specifieks over de situatie op 29 september 2019. Het is dan ook niet gebleken dat de vraag aan vluchten hoger was dan de (gereduceerde) maximale capaciteit van de luchthaven. De vervoerder heeft in dit licht onvoldoende onderbouwd welke gevolgen de capaciteitsreductie voor hem heeft gehad. Het had op zijn weg gelegen om, bijvoorbeeld, een NOTAM over te leggen waaruit blijkt dat hij gehouden was om een bepaald percentage van zijn vluchten te annuleren. De vervoerder heeft dit nagelaten.
4.5.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake was van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht in kwestie is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te beperken. De vordering tot compensatie zal worden toegewezen, behoudens het navolgende.
4.6.
De passagiers sub 5 en 6 zijn drie uur en vier minuten eerder vanuit Amsterdam vertrokken, en één uur en drie minuten later op hun eindbestemming aangekomen. Nu de aankomsttijd van de passagiers sub 5 en 6 niet meer dan vier uur afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht, moet het forfaitaire bedrag aan compensatie worden gehalveerd. Dit betekent dat zij ieder recht hebben op € 300,- compensatie.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
Schadevergoeding
4.8.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde financiële schadevergoeding, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Het gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 451,31 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding.
4.10.
De vervoerder krijgt (grotendeels) ongelijk. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij wordt de vervoerder ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.937,87‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.486,56‬ vanaf 29 september 2019, en over € 451,31 vanaf 27 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 476‬,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,- aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter