ECLI:NL:RBNHO:2025:1819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
11215017 \ CV EXPL 24-5124
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in luchtvaartzaak met schemawijziging naar Rotterdam

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van civiel recht en verbintenissenrecht, hebben de passagiers een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder Royal Air Maroc. De passagiers dienden op 14 juli 2022 vervoerd te worden van Amsterdam-Schiphol naar Boukhalef Airport in Tanger, Marokko. Echter, door een schemawijziging van de vervoerder arriveerden de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft de passagiers niet gecompenseerd voor deze vertraging, wat leidde tot een vordering van de passagiers tegen de vervoerder.

In het incident heeft de vervoerder de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, met als argument dat de plaats van uitvoering van de verbintenis door de schemawijziging naar Rotterdam was verplaatst. De kantonrechter heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. De vervoerder is gevestigd in Marokko en heeft geen woonplaats in Nederland, wat de vraag oproept of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.

De kantonrechter oordeelt dat de plaats van uitvoering van de vervoersovereenkomst in Rotterdam ligt, aangezien de passagiers de schemawijziging hebben aanvaard. Hierdoor is de kantonrechter onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en verwijst de zaak naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton. De passagiers worden als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn vastgesteld op € 135,00. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.W. Koenis op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11215017 \ CV EXPL 24-5124
Uitspraakdatum: 12 februari 2025
Vonnis in het incident in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]
eisers in de hoofdzaak
verweerders in het incident
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Schiphol en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde in de hoofzaak
eiseres in het incident
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Advocatenpraktijk Teke)

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
De passagiers hebben, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hierop niet gereageerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 14 juli 2022 vervoeren naar Boukhalef Airport, Tanger, Marokko.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering in het incident

3.1.
De vervoerder heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren, met veroordeling van de passagiers in de kosten van het incident.
3.2.
De vervoerder legt aan zijn vordering ten grondslag dat de passagiers een boeking hadden voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport, via Casablanca, Marokko, naar Boukhalef Airport, Tanger, Marokko. Volgens hem is het van de vlucht van Amsterdam naar Casablanca (hierna: de vlucht) gewijzigd. Hierdoor werd deze verplaatst van Amsterdam naar Rotterdam en naar een uur later.
3.3.
Volgens de vervoerder betekent dit dat de plaats van uitvoering van de verbintenis in Rotterdam is gelegen. Daarnaast is het kantoor van de vervoerder op Schiphol niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de vervoersovereenkomst.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
In het incident staat de vraag centraal of de Nederlandse rechter en in het bijzonder de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat in dit geval de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld moet worden aan de hand van het Nederlandse procesrecht. [1] Daaruit volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft als de gedaagde zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. [2] De woonplaats van een rechtspersoon is daar waar hij zijn statutaire zetel heeft. [3] De vervoerder is gevestigd in Marokko en heeft daarom geen woonplaats in Nederland. Ook heeft hij voldoende onderbouwd dat zijn kantoor op Schiphol niet betrokken is geweest bij de uitvoering van de vervoersovereenkomst.
4.3.
De Nederlandse rechter heeft eveneens rechtsmacht in zaken betreffende verbintenissen uit overeenkomst, als de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt in Nederland is uitgevoerd. [4] Bij diensten is de plaats van uitvoering in Nederland gelegen als deze dienst volgens de overeenkomst in Nederland verstrekt werd of verstrekt had moeten worden. [5] Het beginpunt van de vlucht was de luchthaven van Amsterdam dan wel die van Rotterdam. Daarom is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van het geschil.
4.4.
Zowel de plaats van vertrek als de plaats van aankomst van het vliegtuig moeten gelijkelijk worden beschouwd als de plaatsen waar de diensten van de luchtvervoersovereenkomst hoofdzakelijk worden verstrekt. [6] Op grond van de vervoersovereenkomst zouden de passagiers worden vervoerder van Amsterdam naar Tanger. De vervoerder heeft een schemawijziging doorgevoerd, waardoor de vlucht is verplaatst naar de luchthaven van Rotterdam. Niet in geschil is dat de passagiers deze schemawijziging hebben geaccepteerd. Daarom was de vervoerder niet langer gehouden om de passagiers te vervoeren vanaf Amsterdam, maar vanaf Rotterdam. Daarom oordeelt de kantonrechter dat de diensten volgens de overeenkomst in Rotterdam verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden, nu de plaats van vertrek in Rotterdam is gelegen.
4.5.
Daarom is de kantonrechter onbevoegd om van de vordering van de passagiers kennis te nemen. De kantonrechter moet de zaak verwijzen naar de bevoegde rechter, namelijk de rechtbank Rotterdam, sector kanton. [7] De kantonrechter zal de zaak dan ook - in de stand waarin deze zich bevindt - verwijzen naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton.
4.6.
De kantonrechter wijst partijen er op dat voor de voortzetting van de procedure vereist is dat een van de partijen de andere partij bij exploot oproept tegen een nieuwe roldatum. [8] (artikel 71 lid 1 Rv in verbinding met artikel 110 lid 2 Rv).
4.7.
De passagiers worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

5.1.
verklaart zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen;
5.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Rotterdam, sector kanton;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 135,00;
5.4.
verklaart dit vonnis - voor wat betreft de proceskostenveroordeling - uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6 van de Verordening 1215/2012 betreffende de rechterlijk bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
2.Artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
3.Artikel 10 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 6, aanhef en sub a Rv.
5.Artikel 6a, aanhef en sub b Rv.
6.HvJEU 9 juli 2009, C-204/08, ECLI:EU:C:2009:439.
7.Artikel 110 lid 2 Rv.
8.Artikel 71 lid 1 Rv in verbinding met artikel 110 lid 2 Rv.