ECLI:NL:RBNHO:2025:1816

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
11323313 \ CV FORM 24-6696
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketkosten na geannuleerde vlucht

In deze zaak hebben de passagiers compensatie, terugbetaling van ticketkosten en vergoeding van meerkosten van alternatief vervoer verzocht van de vervoerder, Easyjet Europe Airline GmbH, vanwege een geannuleerde vlucht. De vlucht, die gepland was op 26 september 2022 van Praag naar Amsterdam-Schiphol, werd geannuleerd door de vervoerder, die stelde dat dit het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen. De passagiers hebben op eigen initiatief alternatief vervoer geboekt en hebben de vervoerder verzocht om compensatie en terugbetaling van de ticketkosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek tot terugbetaling van de ticketkosten toewijsbaar is, aangezien de vervoerder hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Ook de compensatie voor de geannuleerde vlucht werd toegewezen, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan. De meerkosten van het alternatief vervoer werden eveneens toegewezen, omdat de vervoerder geen alternatieve vlucht had aangeboden en de passagiers hierdoor genoodzaakt waren om zelf vervoer te regelen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.846,18, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11323313 \ CV FORM 24-6696
Uitspraakdatum: 12 februari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1], wonende te [plaats 1]

2. [verzoeker 2]wonende te [plaats 2]
3. [verzoeker 3]wonende te [plaats 3]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 4]
5. [verzoeker 5]6. [verzoeker 6]

7. [verzoeker 7]

allen wonende te [plaats 5]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie, terugbetaling van ticketkosten en vergoeding van meerkosten van alternatief vervoer van de vervoerder verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. Het verzoek tot terugbetaling van de ticketkosten is als onweersproken toewijsbaar. Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Hij heeft de passagiers niet omgeboekt naar een alternatieve vlucht en ook niet gesteld waarom dit niet mogelijk was. Daarom zal ook de verzochte compensatie worden toegewezen. De overige verzochte kosten vallen niet onder de reikwijdte van de Verordening en zullen worden afgewezen. Ook het verzoek tot betaling van de meerkosten van het alternatieve vervoer worden toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 26 september 2022 vervoeren van Praag, Tsjechië, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC7908 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd. De passagiers sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6 en sub 7 (hierna: de passagiers [verzoekers]) hebben op eigen initiatief alternatief vervoer naar de eindbestemming geboekt.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie, terugbetaling van de ticketkosten en vergoeding van de meerkosten van het alternatieve vervoer van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.846,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 409,62 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per passagier. [1] Daarnaast stellen zij dat de vervoerder hen de ticketkosten van de vlucht moet terugbetalen (€ 422,74). [2] Ten slotte stellen zij dat de vervoerder hen de meerkosten van het alternatieve vervoer van de passagiers [verzoekers] moet betalen (€ 673,44).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan de ticketkosten van de vlucht terugbetalen. De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot terugbetaling van de ticketkosten van de passagiers, zodat dit gedeelte van de hoofdsom zal worden toegewezen.
4.3.
Bij annulering moet de vervoerder in beginsel ook compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.4.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [4]
4.5.
Als onbetwist staat vast dat de vervoerder de passagiers na de annulering geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden en dat de passagiers [verzoekers] op eigen initiatief alternatief vervoer naar de eindbestemming hebben geboekt. De vervoerder heeft in het geheel niet gesteld of toegelicht waarom het niet mogelijk was om de passagiers om te boeken naar een alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Daarom heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij alle middelen heeft aangewend om alternatief vervoer beschikbaar te stellen. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen.
4.6.
Ten slotte verzoeken de passagiers om vergoeding van de meerkosten van het door henzelf geboekte alternatieve vervoer. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de Verordening geen juridische grondslag biedt voor dit verzoek.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het Hof heeft geoordeeld dat een passagier van een geannuleerde vlucht zich, om compensatie te verkrijgen, kan beroepen op de niet-nakoming door de luchtvaartmaatschappij van onder meer haar verplichting om bijstand te bieden. [5] Hieronder valt ook haar plicht om informatie te verstrekken. Deze compensatie is wel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij goed te maken. [6]
4.8.
Daarom kan het verweer van de vervoerder dat de Verordening geen grondslag biedt voor de vergoeding van de meerkosten van het door de passagiers zelf geboekte alternatieve vervoer, niet slagen. De passagiers hebben gesteld dat de vervoerder zijn verplichting om bijstand te bieden niet is nagekomen door hen geen alternatieve vlucht aan te bieden. De omstandigheid dat de vervoerder hen de oorspronkelijke ticketprijzen moet terugbetalen maakt dit niet anders omdat de vervoerder hen geen keuze heeft geboden tussen terugbetaling of een alternatieve vlucht en hen daarbij niet alle informatie heeft verstrekt over de uit artikel 8 lid 1 van de Verordening voortvloeiende rechten.
4.9.
Tot slot is het van belang dat de kosten die gemaakt zijn noodzakelijk, redelijk en passend zijn in verhouding tot het verzuim van de luchtvaartmaatschappij. Gelet op de omstandigheden van dit geval, is de kantonrechter van oordeel dat de reiskosten van de passagiers noodzakelijk, redelijk en passend zijn. De vervoerder heeft geen alternatieve vlucht aangeboden, waardoor de passagiers genoodzaakt waren om zelf vervoer te boeken. Nu de vervoerder verder niets heeft aangevoerd tegen dit verzoek van de passagiers, zullen de meerkosten van het alternatieve vervoer worden toegewezen. De conclusie is dat de gehele hoofdsom zal worden toegewezen.
4.10.
Voor wat betreft de over de hoofdsom verzochte wettelijke rente, moet onderscheid worden gemaakt tussen het verzoek tot compensatie en de verzoeken tot terugbetaling van de ticketprijzen en tot vergoeding van de meerkosten van het alternatieve vervoer.
4.11.
Voor het verzoek tot compensatie geldt dat de daarover gevorderde rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [7] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente over de compensatie wordt daarom toegewezen vanaf 26 september 2022.
4.12.
Voor het verzoek tot terugbetaling van de ticketprijzen en het verzoek tot vergoeding van de meerkosten van het alternatieve vervoer geldt dat een schriftelijke ingebrekestelling is vereist waarin de vervoerder een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld. De vervoerder is na afloop van die termijn in verzuim. [8] De passagiers hebben niet gesteld op welk moment de vervoerder met de betaling van dit gedeelte van de hoofdsom in verzuim was. Daarom wordt de wettelijke rente over dit gedeelte van de hoofdsom toegewezen vanaf de datum van het indienen van het vorderingsformulier.
4.13.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. De passagiers hebben immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de passagiers vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.14.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze overwegend ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.15.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.846,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.750,00 vanaf 26 september 2022 en over
€ 1.096,18‬ vanaf 19 september 2022, tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan griffierecht en € 204,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 8 van de Verordening.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
5.Zoals bedoeld in artikel 8 van de Verordening.
6.HvJEU 8 juni 2023, C-49/22, ECLI:EU:C:2023:454.
7.Artikel 6:83 sub b BW.
8.Artikel 6:82 lid 1 BW.