ECLI:NL:RBNHO:2025:1766

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
10622354
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH compensatie geëist van British Airways Plc voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De vertraging was het gevolg van de-icing van meerdere toestellen en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De vervoerder voerde aan dat deze vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, wat door de kantonrechter werd erkend. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en dat de vordering van AirHelp daarom werd afgewezen. De kantonrechter stelde vast dat de vertraging niet alleen door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt, maar dat de vervoerder niet kon worden verweten dat hij niet had kunnen anticiperen op de de-icing procedure. De vordering van AirHelp werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10622354 \ CV EXPL 23-4606
Uitspraakdatum: 19 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk de de-icing van meerdere toestellen en als gevolg daarvan opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. Dit betoog van de vervoerder slaagt. Daarnaast heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te beperken, nu niet kan worden verwacht dat hij bij de planning van zijn vluchten rekening houdt met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. De vordering van AirHelp wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 9 december 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Londen Gatwick Airport (Verenigd Koninkrijk), met vlucht BA2765 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun eventuele vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Londen – Amsterdam – Londen (vluchtnummers BA2764 en BA2765). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder met hetzelfde toestel uitgevoerd. Het toestel heeft voorafgaand aan de rotatievlucht een rotatievlucht Londen – Tenerife – Londen (vluchtnummers BA2702 en BA2703) uitgevoerd. Vlucht BA2702 van Londen naar Tenerife is met 55 minuten vertraging uitgevoerd door onder meer de de-icing van het toestel en als gevolg daarvan opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkt door op vlucht BA2703. Daarnaast heeft ook deze vlucht beperkingen opgelegd gekregen door de luchtverkeersleiding. Vlucht BA2703 is uiteindelijk uitgevoerd met een vertraging van 40 minuten. Deze vertraging werkt door op de rotatievlucht in kwestie.
4.4.
Vlucht BA2764 van Londen naar Amsterdam is met 3 uur en 5 minuten vertraging uitgevoerd door onder meer de verlate aankomst van de voorgaande vlucht en het de-icing-proces. Daarnaast heeft ook deze vlucht beperkingen opgelegd gekregen door de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. De vlucht in kwestie is uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 25 minuten aangekomen in Londen, aldus de vervoerder. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van de rotatievlucht in kwestie doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.5.
AirHelp heeft de kantonrechter verzocht prejudiciële vragen te stellen over de vraag of (het wachten op) een de-icing procedure een buitengewone omstandigheid vormt. De kantonrechter overweegt als volgt. De hoogste nationale rechter van de EU-lidstaten is verplicht om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof als een vraag over de uitleg van Unierecht wordt opgeworpen. [3] Hierop geldt een uitzondering als de nationale rechter vaststelt dat de opgeworpen vraag niet relevant is voor de beslechting van het geschil, de betreffende bepaling van het Unierecht door het Hof reeds is uitgelegd of de juiste toepassing van het Unierecht zo voor de hand ligt dat redelijkerwijze geen ruimte voor twijfel kan bestaan. Hierin ligt besloten dat de kantonrechter slechts prejudiciële vragen moet stellen aan het Hof als de kantonrechter zonder uitleg van het Hof niet tot een beslissing kan komen. In de onderhavige zaak ziet de kantonrechter echter geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel het wachten op de de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheid, mits voldoende onderbouwd. Vanwege het koude weer op 9 december 2022 moesten meerdere toestellen ijsvrij worden gemaakt. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van het luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van de luchthaven. De vervoerder heeft daarbij ook voldoende onderbouwd dat de wachttijd wordt bepaald door de luchtverkeersleiding en dat de vervoerder hierop geen invloed kan uitoefenen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging veroorzaakt door de de-icing en de als gevolg daarvan opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding is veroorzaakt door (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De omstandigheid dat winterweer in december niet als een verrassing voor de vervoerder kan komen, maakt dit niet anders. Van de vervoerder kan niet worden verwacht dat hij bij de planning van zijn vluchten rekening houdt met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. Het feit dat de vlucht óók is vertraagd door niet-buitengewone omstandigheden is in dit kader van ondergeschikt belang. Immers, deze niet-buitengewone omstandigheden hebben bij elkaar tot een vertraging van minder dan drie uur geleid. [4]
4.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp zal daarom worden afgewezen.
4.8.
AirHelp zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Artikel 267 VwEU.
4.HvJEU 4 mei 2017, C-315/15, ECLI:EU:C:2017:342.