In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van de vervoerder, Société Air France, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Changi Airport (Singapore) naar Charles de Gaulle Airport (Parijs, Frankrijk) en vervolgens van Parijs naar Amsterdam-Schiphol Airport. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een opgelegde beperking door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet inherent zijn aan de bedrijfsactiviteit en dat alle redelijke maatregelen waren genomen om de vertraging te beperken. Hierdoor werd het verzoek van de passagier afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in deze procedure.