Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/356278 / HA ZA 24-490
Vonnis van 19 februari 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
1.WIJMERS ASSIST B.V.,
die is gevestigd in Hoorn,
hierna te noemen: Wijmers,
2.
[eiser sub 2],
2.
[eiser sub 2],
die woont in Saint-Aulaire (Frankrijk),
hierna te noemen: [eiser sub 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. R.A.M. Schram,
tegen
HASER HOLDING B.V.,
die is gevestigd in Hoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Haser,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius.
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Haser de verplichting heeft om haar aandelen in Heer Accountants B.V. over te dragen. De rechtbank oordeelt in dit vonnis dat partijen geen overeenkomst hebben gesloten en dat Haser haar aandelen dus niet hoeft over te dragen. Haser hoeft daarover ook niet met [eisers] (verder) te onderhandelen.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 augustus 2024 met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024, waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen.
1.2.
Deze mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2025 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd. Aan het eind van de zitting heeft de rechter bepaald dat in deze zaak op 12 maart 2025 vonnis zal worden gewezen en daarbij aangekondigd dat het vonnis mogelijk bij vervroeging zal worden gewezen.
2.De feiten
2.1.
[eiser sub 2] is via zijn vennootschap Wijmers enig aandeelhouder en bestuurder van Meester Fiscalisten B.V. (hierna: Meester). Meester is een belastingadviesbureau.
2.2.
[wijlen bestuurder] (hierna: [wijlen bestuurder] ) was tot zijn overlijden op 14 juli 2020 bestuurder en aandeelhouder van Haser. De huidige aandeelhouder van Haser is [weduwe] , weduwe van [wijlen bestuurder] . Zij en [zoon 1] (één van de zonen van [weduwe] en [wijlen bestuurder] ) vormen het huidige bestuur van Haser.
2.3.
[eiser sub 2] en [wijlen bestuurder] hebben op 11 februari 2008 accountantskantoor Heer Accountants B.V. (hierna: Heer) opgericht. Na de oprichting van Heer zijn [eiser sub 2] en [wijlen bestuurder] gaan samenwerken in de maatschap Heer Meester Accountants & Fiscalisten (hierna: de maatschap) met Meester en Heer als vennoten.
2.4.
Haser is bestuurder van Heer. Op 13 december 2018 is Haser 100% aandeelhouder van Heer geworden.
2.5.
In juni 2019 bleek [wijlen bestuurder] ongeneeslijk ziek te zijn.
2.6.
In 2020 heeft [wijlen bestuurder] gesproken met drie werknemers van Heer (door partijen aangeduid als [werknemer 1] , [werknemer 2] en [werknemer 3] ) over een overname van (de aandelen in) Heer. [eiser sub 2] heeft in dit verband op 16 juni 2020 aan [wijlen bestuurder] gemaild:
“Hoe gaat het? Ik begreep dat je met de nieuwe kuur bent gestart.
(…)
Wellicht kunnen we de overgang ook verder formaliseren. Mogelijk kan ik de aandelen eerst overnemen, cijfers laten uitwerken door [werknemer 3] en dan fuseren. Vervolgens kunnen [werknemer 3] , [werknemer 1] en [werknemer 2] dan toetreden. Op deze wijze kunnen we een soepele overgang bewerkstelligen en hebben [werknemer 3] , [werknemer 2] en [werknemer 1] voldoende tijd en inzage.
Graag hoor ik van je.
(…)”
2.7.
Op 18 juni 2020 heeft [wijlen bestuurder] het volgende aan [eiser sub 2] gemaild:
“(…)
Wat mij betreft kunnen de aandelen eerst naar jou, maar er moeten nog wel wat uitgangspunten worden vastgelegd.
Ik wil graag eerst zelf de administratie van 2019 nog bijwerken de komende dagen.
(…)”
2.8.
Op 6 juli 2020 werd [wijlen bestuurder] in het ziekenhuis bezocht door zijn zoon [zoon 2] . [wijlen bestuurder] had kort daarvoor een herseninfarct gekregen en daardoor te kampen met afasie. Tijdens dit ziekenhuisbezoek heeft [zoon 2] op verzoek en aangeven van zijn vader een en ander op papier genoteerd (hierna: de notitie). De notitie is hieronder weergegeven.
2.9.
[zoon 2] heeft de notitie nog diezelfde dag aan [werknemer 1] overhandigd, waarop [werknemer 1] de notitie naar [eiser sub 2] heeft gemaild. [eiser sub 2] heeft op 6 juli 2020 aan [zoon 2] een e-mail gestuurd, waarin hij als volgt op de notitie reageert:
“Na het briefje even te hebben laten bezinken, denk ik dat het me duidelijk is geworden wat [wijlen bestuurder] voorstelt.
Met € 25.000 fee facturen wordt waarschijnlijk bedoeld dat dit bedrag nog openstaat, dat heeft Haser nog tegoed van Heer. We hebben dat bedrag terug kunnen vinden in de administratie en dat is correct. Het bedrag zal dan ook in termijnen worden betaald aan Haser.
Waarschijnlijk heeft Heer Accountants nog een dividenduitkering gedaan, althans hiervoor een besluit genomen. Of het bedrag van € 13.800 ook daadwerkelijk is uitbetaald door Heer aan Haser moet nog even worden gecontroleerd. Als het niet is overgemaakt aan Haser kan dat alsnog worden gedaan.
De aandelen van Heer Accountants vertegenwoordigen een waarde van € 62.000 volgens [wijlen bestuurder] . Dat kan ik nog niet nakijken omdat de autorisatie in AFAS nog niet helemaal lukt, maar ik ga er vanuit dat dit bedrag correct is.
Voorts geeft [wijlen bestuurder] aan dat hij € 18.000 meer wil ontvangen voor de aandelen Heer Accountants. In totaal wordt de overnamesom dan € 80.000 (€ 62.000 + €18.000).
De aandelen Heer Accountants worden dan overgenomen door Meester Fiscalisten voor een bedrag
€ 80.000. De overnamesom wordt schuldig gebleven en mag worden afgelost in 5 jaar (20% per jaar, in plaats van de aflossing in 12 jaar zoals door [wijlen bestuurder] wordt voorgesteld). De rente kan op 4% worden gesteld omdat het toch een kredietverstrekking betreft waarvoor meestal dergelijke percentages gelden.
Het dividend zal alsnog worden betaald, althans als dat nog niet is gebeurd en Heer Accountants zal de nog openstaande € 25.000 aan fee facturen gaan inlossen. Mijn voorstel is om dit binnen twee jaar in te lopen door per maand € 1.000 te voldoen.
De rest van het jaar kunnen [werknemer 1] , [werknemer 3] en [werknemer 2] meekijken in de administratie van Heer en Meester en kunnen ze aan het einde van het jaar besluiten of ze voldoende basis zien om alsnog in te stappen.
Wat mij betreft kunnen we dit direct in gang zetten. Zal ik de opdracht geven aan notariskantoor Appel? Daar heb ik een doorlopende volmacht getekend en die kunnen dus voor mij handelen.
[zoon 2] , wellicht ga jij je vader vertegenwoordigen middels een volmacht, maar graag jullie voorstel hierin.
En [zoon 2] voor jou en je familie heel veel sterkte de komende tijd met het ziekbed van je vader.”
2.10.
Na het overlijden van [wijlen bestuurder] heeft [zoon 2] op 27 juli 2020 per e-mail het volgende aan [eiser sub 2] en de drie medewerkers laten weten:
“We hebben begrip voor de dringende zaken die aanstaande zijn, verder willen we niks overhaast doen - zeker omdat we de komende tijd nog even op vakantie gaan.
Na contact met de notaris te hebben gehad, is het ons duidelijk geworden dat [weduwe] bestuurder van Heer Accountants is. Dus zij is gevolmachtigd om enkele zaken te regelen.
Daarom is ons voorstel:
Jullie stellen de contracten op, zodat [weduwe] deze kan ondertekenen.
(…)
De overdracht van de aandelen handelen we dan later af, nadat we onze rust hebben gehad. Dit gebeurd dan wel uiterlijk in september en naar tevredenheid van alle partijen. [wijlen bestuurder] heeft op zijn sterfbed nog gevraagd aan [naam] of hij ons wil ondersteunen in financiële zaken.
(…)”
2.11.
Op 9 september 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de [familie van wijlen bestuurder] , bijgestaan door hun financieel adviseur, en de drie medewerkers. De bespreking ging over de aandelenoverdracht en de voortzetting van de onderneming van de maatschap. Tijdens de bespreking ontstond er ruzie. De onderlinge verstandhouding tussen de [familie van wijlen bestuurder] en de drie medewerkers/ [eiser sub 2] is sindsdien bekoeld.
2.12.
In april 2021 is Heer bij deze rechtbank tegen Meester een procedure begonnen met als inzet de afwikkeling van de maatschap. In die (nog steeds lopende) procedure heeft de rechtbank geoordeeld dat Meester de onderneming van de maatschap per 14 juli 2020 voor eigen rekening en risico heeft voortgezet. Dit oordeel is in (tussentijds) hoger beroep bekrachtigd. De rechtbank heeft met het oog op de financiële afwikkeling van de maatschap een deskundige benoemd.
2.13.
De advocaat van Meester en [eisers] heeft Haser op 3 juni 2024 gesommeerd om de aandelen in Heer binnen veertien dagen aan “cliënte” over te dragen. De advocaat van Haser heeft daar in zijn e-mail van 5 juni 2024 afwijzend op gereageerd.
3.Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat de rechtbank Haser op straffe van een dwangsom veroordeelt (primair) om de aandelen in Heer over te dragen aan eiseres op basis van de overeengekomen condities, en (subsidiair) om met eiseres op basis van de reeds overeengekomen condities door te onderhandelen over de verkoop en overdracht van de aandelen in Heer aan eiseres. Verder vorderen [eisers] dat de rechtbank Haser in de proceskosten veroordeelt.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
Op 6 juli 2020 hebben [eisers] en Haser een overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst rust op Haser de verplichting om haar aandelen in Heer Accountants aan [eisers] over te dragen tegen een koopprijs van € 80.000,00.
Voor zover tussen partijen nog geen volledige overeenstemming is bereikt, dan is Haser verplicht om met [eisers] op basis van de afgesproken uitgangspunten door te onderhandelen over de verkoop en levering van de aandelen.
3.3.
Haser betwist dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat zij is gehouden om met [eisers] door te onderhandelen over de koop en levering van de aandelen. Haser concludeert dan ook tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
3.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Omdat [eiser sub 2] in Frankrijk woont, zal de rechtbank eerst (ambtshalve) moeten beoordelen of de Nederlandse rechter over het geschil mag oordelen en, als dat het geval is, welk recht van toepassing is.
4.2.
De Nederlandse rechter is in deze zaak op grond van artikel 4 lid 1 van de herschikte EEX-Verordening bevoegd [1] omdat Haser in Nederland is gevestigd.
4.3.
In deze zaak is Nederlands recht van toepassing. De primaire vordering van [eisers] dient naar Nederlands recht te worden beoordeeld omdat Haser degene is die volgens [eisers] de kenmerkende prestatie moet verrichten (het overdragen van de aandelen) en Haser in Nederland is gevestigd. [2] De toepasselijkheid van het Nederlandse recht op de subsidiaire vordering tot dooronderhandelen volgt uit artikel 12 lid 1 Rome II. [3]
Is een overeenkomst tot stand gekomen?
4.4.
Op grond van de wet [4] komt een overeenkomst tot stand door een aanbod van de ene partij en een daarop aansluitende aanvaarding van de andere partij. De totstandkoming van een overeenkomst vereist wilsovereenstemming tussen partijen over de essentiële
onderdelen van de overeenkomst. Tot de essentialia van een koopovereenkomst behoren in principe het object (in dit geval de aandelen van Haser in Heer) en de koopprijs (van in dit geval de aandelen). Bij de beoordeling van de vraag of onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten komt het er verder op aan wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Hierna legt de rechtbank uit waarom.
4.6.
De rechtbank is het niet met [eisers] eens dat de notitie een aanbod van [wijlen bestuurder]
(Haser) bevat om de aandelen in Heer te kopen voor € 80.000,00. Uit de notitie volgt niet, zoals [eisers] hebben aangevoerd, dat [wijlen bestuurder] de aandelen in Heer € 62.000,00 waard vond en € 18.000,00 meer voor de aandelen wilde hebben. Als er al van uit kan worden gegaan dat de op de notitie vermelde bedragen “62.000 aandelen” en “18.000 aandelen” te maken hebben met de aandelen van Haser in Heer, dan staat op de notitie
nadeze bedragen geschreven “(wil meer)”. Dit duidt er op dat [wijlen bestuurder] meer dan deze bedragen wilde ontvangen en dat dus nog geen sprake is geweest van een concreet voorgestelde koopprijs. Verder vindt de rechtbank van belang dat [wijlen bestuurder] op 6 juli 2020 leed aan afasie en dat het ook [eiser sub 2] moeite kostte, zo volgt uit zijn e-mail van 6 juli 2020 (zie 2.9), om de bedoeling van [wijlen bestuurder] te duiden. Bovendien gaat het hier om de koop van aandelen in een vennootschap. De koopprijs van aandelen is in de regel gebaseerd op een waardering van de onderneming en is dus niet zomaar (eenvoudig) vast te stellen. In dit geval is echter gesteld noch gebleken dat over de koopprijs vóór 6 juli 2020 is gesproken of is onderhandeld. Dat daarover nog in september 2020 onderhandeld moest worden, konden [eisers] ook redelijkerwijs afleiden uit de e-mail van 27 juli 2020 van [zoon 2] (zie 2.10). Vervolgens is feitelijk ook op 9 september 2020 gesproken over de aandelenoverdracht. Daarna is het echter wat de aandelen in Heer betreft vier jaar stil gebleven. Pas op 3 juni 2024 is van de kant van [eiser sub 2] aangestuurd op de aandelenoverdracht, wat opmerkelijk laat is gelet op de stelling van [eisers] dat daartoe op 6 juli 2020 al een overeenkomst was gesloten.
nadeze bedragen geschreven “(wil meer)”. Dit duidt er op dat [wijlen bestuurder] meer dan deze bedragen wilde ontvangen en dat dus nog geen sprake is geweest van een concreet voorgestelde koopprijs. Verder vindt de rechtbank van belang dat [wijlen bestuurder] op 6 juli 2020 leed aan afasie en dat het ook [eiser sub 2] moeite kostte, zo volgt uit zijn e-mail van 6 juli 2020 (zie 2.9), om de bedoeling van [wijlen bestuurder] te duiden. Bovendien gaat het hier om de koop van aandelen in een vennootschap. De koopprijs van aandelen is in de regel gebaseerd op een waardering van de onderneming en is dus niet zomaar (eenvoudig) vast te stellen. In dit geval is echter gesteld noch gebleken dat over de koopprijs vóór 6 juli 2020 is gesproken of is onderhandeld. Dat daarover nog in september 2020 onderhandeld moest worden, konden [eisers] ook redelijkerwijs afleiden uit de e-mail van 27 juli 2020 van [zoon 2] (zie 2.10). Vervolgens is feitelijk ook op 9 september 2020 gesproken over de aandelenoverdracht. Daarna is het echter wat de aandelen in Heer betreft vier jaar stil gebleven. Pas op 3 juni 2024 is van de kant van [eiser sub 2] aangestuurd op de aandelenoverdracht, wat opmerkelijk laat is gelet op de stelling van [eisers] dat daartoe op 6 juli 2020 al een overeenkomst was gesloten.
4.7.
Dit betekent dat Haser niet verplicht is om haar aandelen in Heer over te dragen. De rechtbank zal de primaire vordering van [eisers] daarom afwijzen. Overigens zou deze vordering, waaraan een dwangsom zou moeten worden verbonden, moeilijk uitvoerbaar zijn. Wat moet worden verstaan onder de “overeengekomen condities” en aan wie de aandelen geleverd zouden moeten worden, is namelijk in het petitum niet concreet benoemd en dus onduidelijk gebleven.
Haser hoeft niet verder te onderhandelen
4.8.
Over de subsidiaire vordering van [eisers] kan de rechtbank kort zijn. De rechtbank zal deze vordering afwijzen omdat [eisers] niet aan hun stelplicht hebben voldaan. Het enige dat zij met betrekking tot deze vordering zonder enige concrete toelichting hebben gesteld, is dat Haser de verplichting heeft om door te onderhandelen over de koop en levering van de aandelen in Heer. Waarop deze verplichting is gebaseerd, laten [eisers] echter onvermeld. [eisers] hadden deze betwiste vordering tot dooronderhandelen handen en voeten moeten geven, zeker omdat een dergelijke verplichting een uitzondering vormt op het uitgangspunt van de contractsvrijheid.
Proceskosten
4.9.
[eisers] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van Haser op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × € 614,00)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals
vermeld in de beslissing)
totaal € 2.094,00
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate, bijgestaan door de griffier mr. N.M. Bindhammer, en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 19 februari 2025.