ECLI:NL:RBNHO:2025:170

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
10735199 \ CV EXPL 23-3374
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van advocatendeclaratie en oneerlijke bedingen in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 6 februari 2025 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. Maarten Justus Meijer van Meijer & Van der Vlis Advocaten, en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De zaak betreft een ambtshalve toetsing van de advocatendeclaratie en de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. De kantonrechter had eerder, bij tussenvonnis van 7 maart 2024, de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de relevante algemene voorwaarden te overleggen en zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen. De eisende partij heeft hierop gereageerd met een akte op 4 april 2024.

De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden en het kostenbeding getoetst en deze niet oneerlijk bevonden. De eisende partij had voldoende informatie verstrekt om de gedaagde partij, als consument, in staat te stellen de financiële consequenties van de overeenkomst in te schatten. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eisende partij niet onrechtmatig of ongegrond was, en heeft de gevorderde hoofdsom en rente toegewezen. Echter, de eisende partij heeft geen recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, omdat onvoldoende duidelijk was op welke datum de aanmaning was verzonden.

De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en proceskosten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de kant van de eisende partij vastgesteld en de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10735199 \ CV EXPL 23-3374
Uitspraakdatum: 6 februari 2025
Verstekvonnis in de zaak van:
mr. Maarten Justus Meijer,handelend onder de naam
Meijer & Van der Vlis Advocaten
te Haarlem
de eisende partij
gemachtigde: mr. M.J. Meijer
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 7 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter
de eisende partij in de gelegenheid gesteld de op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden te overleggen en zich uit te laten over de (on)eerlijkheid de daarin opgenomen bedingen. Dit heeft hij gedaan bij akte van 4 april 2024 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist.
Ambtshalve toetsing van oneerlijke bedingen
2.2.
Het kostenbeding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat de eisende partij voldoende informatie heeft verstrekt om de gedaagde partij als consument in staat te stellen om de financiële consequenties in te schatten. De eisende partij heeft namelijk concreet aangegeven ongeveer 15 uur met de zaak bezig te zullen zijn.
2.2.
Ook het in artikel 7 opgenomen rente- en incassokostenbeding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Verstektoets
2.3.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige ook niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de door de eisende partij gevorderde hoofdsom toewijsbaar is. De gevorderde rente vanaf de dag der dagvaarding is eveneens toewijsbaar.
2.4.
De eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de eisende partij niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de eisende partij de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW aan de gedaagde partij heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.5.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen.
2.6.
De gedaagde partij wordt ook veroordeeld tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.473,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 112,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 244,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de wettelijke rente over de proces- en nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffie