ECLI:NL:RBNHO:2025:169
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ambtshalve toetsing van advocatendeclaratie in consumentenovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, en een gedaagde die niet is verschenen. De eiser vorderde betaling van € 321,00, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, waarbij de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek in acht moesten worden genomen. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of aan deze informatieplichten was voldaan, ook al was er geen verweer van de gedaagde partij.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser voldoende heeft aangetoond dat aan de (pre)contractuele informatieplichten is voldaan. Tevens heeft de kantonrechter ambtshalve onderzocht of er sprake was van oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden, zoals vereist door de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter oordeelde dat het kostenbeding niet oneerlijk was, omdat de eiser voldoende informatie had verstrekt om de gedaagde in staat te stellen de financiële consequenties van de overeenkomst in te schatten. Er zijn geen andere oneerlijke bedingen aangetroffen in de algemene voorwaarden.
De conclusie van de kantonrechter was dat de vordering van de eiser werd toegewezen, aangezien deze niet onrechtmatig of ongegrond werd bevonden. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 387,65, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Woerdman in aanwezigheid van de griffier.