3.3.Oordeel van de rechtbank
Bewijsminimum in zedenzaken
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. In zedenzaken, zoals onderhavige zaak, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Dat is ook in deze zaak het geval. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging moet vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank zal in dat kader eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van de aangever betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt - vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring.
De verklaring van de aangever
Op 28 april 2022 heeft de aangever een informatief gesprek gevoerd, waarna hij op 20 mei 2022 aangifte heeft gedaan. De verklaring van de aangever vormt een uitgebreide en over het algemeen gedetailleerde beschrijving van wat er volgens hem is gebeurd tussen hem en de verdachte. Hij verklaart over meerdere momenten waarbij de verdachte seksuele handelingen bij hem heeft verricht. De aangever verklaart dat het misbruik heeft plaatsgevonden in het huis van de verdachte in [plaats] waar hij regelmatig bij de zus van de verdachte speelde. Zij speelden dan samen het computerspelletje ‘Habbo Hotel’. Als de zus van de verdachte even weg was dan kwam de verdachte op de bureaustoel naast de aangever zitten en ging hij met zijn hand in de broek van de aangever en betastte hij de penis van de aangever. De aangever omschrijft dit als ‘friemelen’. Daarnaast verklaart hij dat de verdachte hem soms mee vroeg naar zijn kamer. Daar moest hij zijn broek uit doen zodat de verdachte kusjes kon geven op zijn penis. De aangever verklaart dat dit vaker is gebeurd in een periode van een half jaar tot een jaar. Verder heeft de aangever over een specifieke gebeurtenis verklaard waarbij hij door de verdachte werd gevraagd om mee te gaan naar zijn kamer. Hij moest op zijn rug gaan liggen waarna de verdachte een handdoek over zijn gezicht legde. De verdachte stopte vervolgens zijn penis herhaaldelijk in en uit de mond van de aangever. Daarna zei de verdachte tegen hem dat hij zijn mond moest gaan spoelen. De aangever weet niet of de verdachte klaar is gekomen in zijn mond. In ruil hiervoor zou hij zogenoemde ‘credits’ krijgen voor ‘Habbo Hotel’. Tot slot verklaart de aangever dat hij de verdachte een keer na school op straat zag staan en dat hij mee moest met de verdachte naar diens huis. Daar aangekomen zijn de verdachte en de aangever naar de slaapkamer van de ouders van de verdachte gegaan. De aangever moest zich uitkleden en voorover gebukt gaan zitten. De verdachte pakte een condoom en zei dat het een condoom van zijn vader was. De verdachte heeft het slachtoffer toen anaal gepenetreerd waarbij de verdachte zijn penis herhaaldelijk naar binnen en naar buiten bracht. Het slachtoffer verklaart dat hij de penis van de verdachte niet heeft gezien en dat hij niet zeker weet of hij is gepenetreerd met de penis van de verdachte maar dat hij zich niet voor kan stellen dat het iets anders is geweest.
De betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van de aangever op essentiële punten authentiek, gedetailleerd en consistent. De rechtbank stelt vast dat de aangever tijdens het informatieve gesprek op 28 april 2022 en tijdens de aangifte op 20 mei 2022 consistent verklaart over de seksuele handelingen die zouden zijn verricht. Hij verklaart in detail over specifieke gebeurtenissen en beschrijft ook de gevoelens die hij had bij de seksuele handelingen die door de verdachte zouden zijn verricht. Zo verklaart hij dat hij het eerst toe liet en dat hij zich later meer is gaan verzetten. De rechtbank stelt ook vast dat de aangever zijn verklaring niet lijkt aan te dikken of de verdachte extra zwaar probeert te belasten. Illustratief hiervoor is de verklaring van de aangever dat hij niet zeker weet of de verdachte is klaar gekomen in zijn mond, dat de aangever specifiek benoemt dat de verdachte kusjes gaf op zijn penis maar de penis niet in zijn mond nam en ook dat hij niet zeker weet of de verdachte daadwerkelijk zijn penis in zijn anus heeft gebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kern van de verklaring van de aangever authentiek en betrouwbaar is. De door de verdediging opgeworpen twijfels en vraagtekens bij de verklaring van de aangever, zoals dat de aangever slechts hele korte momenten alleen met de verdachte zou zijn geweest of uit zichzelf uit school met de verdachte was meegegaan terwijl hij naar eigen zeggen wist wat er zou gebeuren, brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu deze niets afdoen aan de essentie van de verklaring. De conclusie is daarom dat de verklaring van de aangever betrouwbaar is en bruikbaar voor het bewijs met uitzondering van het gedeelte waarbij de aangever verklaart over de anale penetratie. De rechtbank is van oordeel dat de aangever over dat onderdeel onvoldoende specifiek heeft verklaard.
Steunbewijs
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van de aangever.
Verklaring van [de vriendin] (hierna: de vriendin (van de aangever))
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de door de vriendin van de aangever waargenomen gemoedstoestand niet als steunbewijs kan gelden omdat deze gemoedstoestand geen direct gevolg is van de ‘disclosure’ maar tot stand is gekomen door de ruzie die de aangever en de vriendin hadden voorafgaand aan de ‘disclosure’. De waargenomen emoties houden als zodanig onvoldoende verband met de tenlastegelegde handelingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van zijn vriendin. De verklaring van de vriendin berust niet alleen op informatie die zij van de aangever heeft verkregen (de-auditu), maar de vriendin verklaart ook uit eigen waarneming over de ‘disclosure’ van de aangever en schetst in haar verklaring uitvoerig hoe die tot stand kwam. De vriendin verklaart dat zij met de aangever op wintersport was. De vriendin kwam een oude vriend tegen en wilde hem voorstellen aan haar vriend. De aangever klapte daarop dicht. Onderweg naar huis vroeg de vriendin aan de aangever wat er gebeurde, aangezien een dergelijke situatie zich al vaker had voorgedaan. De aangever en de vriendin kregen hierdoor een beetje ruzie. De aangever wilde eerst geen antwoord geven maar de vriendin bleef doorvragen. Zij had namelijk het idee dat hij iets wilde vertellen maar dat het hem niet lukte. De aangever begon vervolgens hevig te huilen en vertelde uiteindelijk dat hij vroeger seksueel was misbruikt door een oude buurjongen. De vriendin verklaart dat de aangever ‘gewoon brak, alsof er een enorme ontlading was’.
De rechtbank is van oordeel dat er wel degelijk voldoende verband bestaat tussen de hevige gemoedstoestand van de aangever en het ten laste gelegde. De rechtbank kent hierin minder gewicht toe aan de ruzie die is ontstaan voorafgaand aan de ‘disclosure’. Doordat de vriendin blijft doorvragen bij de aangever wat er nou precies aan de hand is, ‘breekt’ hij uiteindelijk. De aangever kon op dat moment kennelijk niet meer voor zich houden waar hij al zo lang over had gezwegen; het misbruik wat hem jaren geleden is aangedaan.
Verklaring van [de zus ] (hierna: de zus (van de verdachte))
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van de zus onvoldoende steun biedt. De verklaring van de zus is eerder een bevestiging van de verklaring van de verdachte, namelijk dat er niets is gebeurd tussen hem en de aangever.
De zus van de verdachte heeft op 16 mei 2023 een verklaring afgelegd bij de politie. Uit haar verklaring volgt dat de zus vermoedde dat het rond 2007 is gebeurd en dat zij zich nog één specifieke gebeurtenis goed kon herinneren. De zus was samen met de aangever bij haar thuis toen de verdachte de aangever naar zijn zolderkamer riep. De zus mocht niet mee naar de zolderkamer want ‘het was iets tussen jongens’. De zus verklaart dat de aangever enige tijd op de kamer van de verdachte is geweest. Toen de aangever weer terug kwam zei hij dat de verdachte aan hem had gevraagd of hij zijn piemel mocht zien en of hij aan zijn piemel mocht zitten. De zus verklaart dat de aangever heeft gezegd dat hij tegen de verdachte heeft gezegd dat dat niet mocht. Tevens verklaart de zus dat de aangever opvallend stiller was nadat hij terug was gekomen van de kamer van de verdachte en dat zij zich niet kon voorstellen dat haar broer een simpele ‘nee’ van de aangever zou accepteren. Tot slot verklaart de zus dat zij zelf vroeger ook misbruikt is door de verdachte maar dat zij hier geen aangifte van wenst te doen.
De rechtbank acht de door de zus afgelegde verklaring betrouwbaar, geloofwaardig en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de zus de verklaring van de aangever ondersteunt in die zin dat de verdachte en de aangever samen op de kamer van de verdachte zijn geweest en dat er seksuele aandacht was vanuit de verdachte voor de aangever.
Gelet op de uiteenzetting van bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het ‘bewijsminimum’ als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv.
Periode
De rechtbank kan met wat zich in het dossier bevindt, niet met zekerheid vaststellen wanneer de bewezenverklaarde handelingen hebben plaatsgevonden. De aangever verklaart dat het misbruik is begonnen toen hij ongeveer tien jaar oud was en dat het misbruik ongeveer een half jaar tot een jaar heeft geduurd. De aangever verklaart uitdrukkelijk dat hij nog niet in groep acht zat en dat hij elf jaar oud was in groep acht. De aangever verklaart dat het nummer ‘Nine Million Bicycles’ van Katie Maloua op dat moment in de top 40 stond. Dat nummer koppelt hij sterk aan de periode van misbruik. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat het nummer ‘Nine Million Bicycles’ van september 2005 tot maart 2006 in de top 40 heeft gestaan. Gelet op de verklaring van de aangever kan de rechtbank in ieder geval vaststellen dat het misbruik in 2005 en 2006 heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat daarom uit van de periode van
5 augustus 2005 tot en met 4 augustus 2006.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 5 augustus 2005 tot en met 4 augustus 2006 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aangever, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn penis in de anus van de aangever heeft gestopt. De verdachte moet dus naar het oordeel van de rechtbank partieel worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.