ECLI:NL:RBNHO:2025:1635

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
15.054664.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens uitlokking van poging verkrachting en misbruik van identificerende persoonsgegevens

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op een chatsite voordeed als zijn buurvrouw. De verdachte deelde een verkrachtingsfantasie en lokte daarmee een medeverdachte uit om een poging tot verkrachting te plegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan uitlokking van een poging tot verkrachting en het misbruik van identificerende persoonsgegevens van meerdere vrouwen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van vijf jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de rol van de verdachte in het misdrijf. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de gedragingen van de verdachte. De uitspraak volgde na een uitgebreid bewijsonderzoek en meerdere openbare terechtzittingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.054664.24 (P)
Uitspraakdatum: 18 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juni 2024, 5 augustus 2024, 28 oktober 2024, 6 januari 2025 en 4 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, Smeet 1, 1551NG te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.De beschuldiging

De verdachte wordt beschuldigd van het doen plegen van een poging tot verkrachting door een ander (feit 1 primair). Als dat niet kan worden bewezen, wordt hem verweten de uitlokking van die ander tot het plegen van een poging tot verkrachting (feit 1 subsidiair).
Daarnaast wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij op een internetsite de persoonsgegevens van vier vrouwen heeft misbruikt (feit 2).
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
(doen plegen)
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Schagen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [benadeelde 1] te doen dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, [medeverdachte] de volgende handelingen heeft doen verrichten:
- de woning binnen te gaan en/of
- die [benadeelde 1], die probeerde naar buiten te gaan, een of meermalen naar binnen te trekken/duwen,(waardoor die [benadeelde 1] op de grond viel) en/of
- die [benadeelde 1] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- op die [benadeelde 1] te gaan liggen en/of
- het gezicht van die [benadeelde 1] tegen de grond te drukken en/of
- te worstelen met die [benadeelde 1] en/of
- aan het haar van die [benadeelde 1] te trekken en/of
- die [benadeelde 1] een of meermalen te slaan op haar hoofd en/of lichaam en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Ik wil je verkrachten" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de arm om de nek van die [benadeelde 1] te klemmen en/of
- het hoofd van die [benadeelde 1] onder de oksel te drukken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(uitlokking)
[medeverdachte] op of omstreeks 15 februari 2024 te Schagen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een andere feitelijkheid [benadeelde 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- de woning van die [benadeelde 1] is binnengegaan en/of
- die [benadeelde 1], die probeerde naar buiten te gaan, een of meermalen naar binnen heeft getrokken/geduwd, (waardoor die [benadeelde 1] op de grond viel) en/of
- die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- op die [benadeelde 1] is gaan liggen en/of
- het gezicht van die [benadeelde 1] tegen de grond heeft gedrukt en/of
- met die [benadeelde 1] heeft geworsteld en/of
- aan het haar van die [benadeelde 1] heeft getrokken en/of
- die [benadeelde 1] een of meermalen heeft geslagen op haar hoofd en/of lichaam en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd: "Ik wil je verkrachten" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- zijn arm om de nek van die [benadeelde 1] heeft geklemd en/of
- het hoofd van die [benadeelde 1] onder zijn oksel heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk misdrijf hij, verdachte in of omstreeks de periode van 14 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Schagen, althans in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt, door misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, door
- op Chatgirl en/of Kik contact te leggen met [medeverdachte] en/of
- zich voor te doen als [benadeelde 1] en/of
- te zeggen dat die [benadeelde 1] van ruwe en/of harde seks en/of dominantie houdt en/of
- het adres van die [benadeelde 1] te geven en/of
- te zeggen dat die [benadeelde 1] vroeger verkracht is en/of opgewonden wordt van de gedachte verkracht te worden en/of nog een keer verkracht wil worden en/of
- te zeggen dat die [benadeelde 1] op donderdagen tussen 09:00 en 14:00 uur alleen thuis is en/of dat die [benadeelde 1] niet wil weten wanneer ze overmeesterd wordt en/of
- te zeggen dat die [benadeelde 1] van mishandelingen opgewonden raakt en/of dat die [benadeelde 1] hard en/of ruw en/of bruut behandeld wil worden en/of er wel in te komen van een paar goeie klappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 8 maart 2024 te Schagen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, te weten:
-de naam en/of een of meerdere foto’s en/of het adres en/of de werklocatie van [benadeelde 1] en/of
-de naam en/of een of meerdere foto’s en/of het adres en/of het telefoonnummer en/of email adres van [benadeelde 2] en/of
-de naam en/of een of meerdere foto’s en/of de leeftijd en/of de werklocatie van [benadeelde 3] en/of
-de naam en/of een of meerdere foto’s en/of de werklocatie van [benadeelde 4],
heeft gebruikt met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen of de identiteit van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] te verhelen of misbruiken, uit welk gebruik enig nadeel kon ontstaan en welk gebruik erin bestond dat hij, verdachte, deze namen en/of foto's en/of adressen en/of werklocaties en/of telefoonnummer en/of emailadres, heeft geplaatst op www.chatgirl.nl.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. Omdat aan deze vier voorwaarden is voldaan, kan de rechtbank zich buigen over de verdere inhoud van deze strafzaak.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet het telefoonnummer en het e-mailadres van [benadeelde 2] heeft gebruikt, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Voor het overige onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan komen tot een bewezenverklaring.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en partiële vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. Voor een bewezenverklaring van het doen plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 47 lid 1 onder 1 Sr is vereist dat de “pleger” niet strafbaar is. Omdat de rechtbank de “pleger”, de medeverdachte [medeverdachte], strafbaar acht voor de poging tot verkrachting kan in de zaak tegen de verdachte geen bewezenverklaring voor doen plegen volgen en moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het telefoonnummer en het e-mailadres van het slachtoffer [benadeelde 2] heeft gebruikt, zoals ten laste gelegd onder 2, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. subsidiair.
[medeverdachte] op 15 februari 2024 te Schagen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld [benadeelde 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- de woning van die [benadeelde 1] binnen is gegaan en
- die [benadeelde 1], die probeerde naar buiten te gaan, naar binnen heeft getrokken en
- die [benadeelde 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- op die [benadeelde 1] is gaan liggen en
- het gezicht van die [benadeelde 1] tegen de grond heeft gedrukt en
- met die [benadeelde 1] heeft geworsteld en
- aan het haar van die [benadeelde 1] heeft getrokken en
- die [benadeelde 1] meermalen heeft geslagen op haar hoofd en/of lichaam en
- zijn arm om de nek van die [benadeelde 1] heeft geklemd en
- het hoofd van die [benadeelde 1] onder zijn oksel heeft gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 14 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te Schagen, opzettelijk heeft uitgelokt, door misleiding en het verschaffen van inlichtingen, door
- op Chatgirl en Kik contact te leggen met [medeverdachte] en
- zich voor te doen als [benadeelde 1] en
- te zeggen dat die [benadeelde 1] van ruwe en/of harde seks houdt en
- het adres van die [benadeelde 1] te geven en
- te zeggen dat die [benadeelde 1] vroeger verkracht is en opgewonden wordt van de gedachte verkracht te worden en nog een keer verkracht wil worden en
- te zeggen dat die [benadeelde 1] op donderdagen tussen 09:00 en 14:00 uur alleen thuis is en dat die [benadeelde 1] niet wil weten wanneer ze overmeesterd wordt en
- te zeggen dat die [benadeelde 1] van mishandelingen opgewonden raakt en dat die [benadeelde 1] hard en/of ruw en/of bruut behandeld wil worden en er wel in te komen van een paar goeie klappen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij in de periode van 1 januari 2024 tot en met 8 maart 2024 te Schagen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, te weten:
-de naam en foto’s en het adres en de werklocatie van [benadeelde 1] en
-de naam en een foto en het adres van [benadeelde 2] en
-de naam en een foto en de leeftijd en de werklocatie van [benadeelde 3] en
-de naam en een foto en de werklocatie van [benadeelde 4],
heeft gebruikt met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen en de identiteit van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] te misbruiken, uit welk gebruik enig nadeel kon ontstaan en welk gebruik erin bestond dat hij, verdachte, deze namen en foto's en adressen en werklocaties, heeft geplaatst op www.chatgirl.nl.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Uitlokking van poging tot verkrachting;
Feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen te worden verbonden:
  • de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en
  • een contactverbod ten aanzien van de slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 4] en een locatieverbod voor de straten zoals aangegeven op de plattegrond van Schagen die als bijlage is gevoegd bij de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 4] als benadeelde partijen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gevraagd een lagere straf op te leggen. Er zijn een aantal strafmatigende factoren van belang. Hoewel de feiten zeer ingrijpend zijn voor het slachtoffer, gaat het om een eenmalige gebeurtenis, waarbij de inbreuk op de lichamelijke maar vooral op de seksuele integriteit van het slachtoffer beperkt is gebleven. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat de verdachte, die
first offender is, tijdens het opsporingsonderzoek openheid van zaken heeft gegeven en inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van zijn handelen. Hij heeft meermalen spijt betuigd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met straffen die zijn opgelegd in andere zaken die, qua mate van inbreuk en overige omstandigheden, min of meer vergelijkbaar zijn.
De raadsvrouw heeft tenslotte verzocht om geen contact- en locatieverbod op te leggen. Het staat vast dat de verdachte niet meer naar zijn voormalige woning zal terugkeren. Hij heeft geen contact gezocht met de slachtoffers sinds zijn aanhouding en het is ook niet te verwachten dat hij in de toekomst wel contact zal zoeken. Het opleggen van een contact- en locatieverbod is dus niet noodzakelijk. Daar komt bij dat de zoon van de verdachte in Schagen woont. Het moet in de toekomst mogelijk zijn om met de moeder van zijn zoon, slachtoffer [benadeelde 4], contact te hebben over hun zoon en de verdachte moet de mogelijkheid hebben om hem bijvoorbeeld in de buurt van de woning af te zetten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van de feiten
De verdachte heeft zich voorgedaan als zijn buurvrouw, het slachtoffer [benadeelde 1], in een chatgesprek op een website voor het voeren chatgesprekken met een seksueel karakter genaamd Chatgirl.nl. In dat chatgesprek noemde hij zich ‘[gebruikersnaam 2]’. In een chatgesprek met “[gebruikersnaam 1]” – de verdachte [medeverdachte] – schreef hij als ‘[gebruikersnaam 2]’ dat zij in het verleden is verkracht, dat zij nog eens op gewelddadige wijze verkracht wilde worden en dat zij wilde dat ‘[gebruikersnaam 1]’ haar op een onverwacht moment in haar eigen woning zou verkrachten. [medeverdachte] is vervolgens op 15 februari 2024 naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft geprobeerd haar te verkrachten. Hij heeft daarbij fors geweld gebruikt en zij heeft daardoor letsel opgelopen. Ook heeft hij haar van haar vrijheid beroofd.
De verdachte heeft op de zitting van de rechtbank verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest dat [medeverdachte] ook daadwerkelijk de verkrachtingsfantasie zou uitvoeren. De rechtbank kan dit niet rijmen met de inhoud van het - langdurige – chatgesprek waarin de verdachte zich voordoend als ‘[gebruikersnaam 2]’, keer op keer blijft deze fantasie blijft herhalen. De verdachte heeft verder aan [medeverdachte] onder meer een foto van [benadeelde 1] gestuurd, die hij op het internet had gevonden. Ook heeft de verdachte het adres van zijn buurvrouw doorgegeven en gezegd op welke dag zij alleen thuis zou zijn. Zelfs toen de verdachte wist dat [medeverdachte] op 14 februari 2024 naar de woning van het slachtoffer was gereden om te controleren of hij niet werd misleid en op zeker moment vlakbij haar woning stond, is de verdachte niet tot inkeer gekomen. Integendeel, hij heeft op dat moment een controlevraag van [medeverdachte] beantwoord - namelijk de vraag naar het kenteken van een auto die voor de woning stond geparkeerd - waardoor hij twijfel bij [medeverdachte] over de identiteit van ‘[gebruikersnaam 2]’ heeft doen afnemen. Op andere controlevragen van [medeverdachte] heeft hij ontwijkend geantwoord. [medeverdachte] vraagt in het gesprek meermalen om een uitdrukkelijk akkoord van ‘[gebruikersnaam 2]’ en de verdachte geeft dat akkoord. Als ‘[gebruikersnaam 1]’ schrijft: “het is dus een go, het enige wat je weet is een donderdag tussen 0900 en 1400 uur”, schrijft de verdachte: “ja, geen blijvende schade, hard en bruut mag, ik ga goed op klappen, zak over hoofd = angst”.
[medeverdachte] heeft daarna nog contactgegevens voor een andere applicatie (Kik) gegeven zodat ‘[gebruikersnaam 2]’ het hem via die weg kon laten weten als zij wilde terugkomen op het plan, maar ook daar heeft de verdachte geen gebruik van gemaakt. De verdachte wist bovendien dat enkele weken hiervoor een ander chatcontact met de gebruikersnaam ‘[gebruikersnaam 3]’ na een soortgelijk chatgesprek tussen ‘[gebruikersnaam 3]’ en ‘[gebruikersnaam 2]’ bij het slachtoffer heeft aangebeld met het oog op een seksafspraak. Onder deze omstandigheden kan de verdachte niet volhouden dat hij nooit gedacht had en nooit de bedoeling gehad zou hebben dat het tot een (poging tot) verkrachting van [benadeelde 1] zou kunnen komen.
De rechtbank rekent het de verdachte zeer ernstig aan dat hij de poging tot verkrachting door [medeverdachte] op slinkse wijze zorgvuldig heeft geënsceneerd waardoor hij moedwillig zijn nietsvermoedende buurvrouw slachtoffer heeft gemaakt van een zeer ernstig zedenmisdrijf. De rechtbank neemt het de verdachte ook kwalijk dat hij zijn rol in het misdrijf tot 9 maart 2024 heeft verzwegen.
Daarnaast heeft de verdachte ook gegevens van andere vrouwen uit zijn omgeving misbruikt op Chatgirl.nl, teneinde in chatgesprekken met mannen zijn eigen identiteit te verhullen. Niet alleen zijn buurvrouw, maar ook zijn (inmiddels ex-)echtgenote en dochters van goede vrienden zijn hiervan het slachtoffer geworden. Zij liepen hierdoor het risico dat wildvreemde mannen hen ongewild zouden benaderen.
Gevolgen voor de slachtoffers
Door zijn handelen heeft de verdachte uitgelokt dat door de medeverdachte [medeverdachte] op ernstige wijze inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [benadeelde 1] en heeft hij haar in een zeer beangstigende en onveilige situatie gebracht. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd de nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. In dit geval is daar ook sprake van, zo blijkt uit de slachtoffer verklaring die het slachtoffer [benadeelde 1] op de terechtzitting heeft voorgelezen. Sinds deze ingrijpende gebeurtenis is de aangeefster schrikachtig en is haar vertrouwen in anderen ernstig beschadigd. Haar gevoel voor veiligheid is weggenomen. De aangeefster heeft verteld dat de impact op haar en haar gezin diepgaand en blijvend is.
Ook de andere vrouwelijke slachtoffers zijn door het handelen van de verdachte in hun eer en goede naam geschaad. Het vertrouwen dat deze slachtoffers in hem stelden is door de verdachte op grove wijze geschonden. De slachtoffers hebben nog dagelijks te kampen met gevoelens van angst en onveiligheid. Zij durven niet over straat en hebben het vertrouwen in mannen in het algemeen verloren.
Gevolgen voor de medeverdachte
Tot slot kan er niet aan voorbij worden gegaan dat als gevolg van het handelen van de verdachte ook het leven van de medeverdachte [medeverdachte] een nare wending heeft genomen. Op instigatie van de verdachte heeft [medeverdachte] zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting, waar ook [medeverdachte] de strafrechtelijke consequenties van moet dragen, met alle gevolgen die daaruit voortkomen voor zijn leven.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte (het Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 januari 2025). Op dit uittreksel staan geen eerdere veroordelingen maar uit informatie van de officier van justitie is gebleken dat de verdachte in 2004 is veroordeeld voor belaging (stalking), meermalen gepleegd. Uit de stukken over deze zaak die in het dossier zitten, blijkt dat het ook in die zaak ging om seksueel grensoverschrijdend gedrag naar vrouwen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het psychologisch rapport van 27 mei 2024 waarin de psycholoog heeft geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. De psycholoog concludeert dat het lijkt alsof de verdachte door interne spanningen bepaalde sekssites aanvankelijk als uitlaatklep heeft gebruikt. Hoe hij tot het specifieke ten laste gelegde gedrag is gekomen is uit het onderzoek van de psycholoog niet duidelijk geworden. De psycholoog kan dan ook geen verband leggen tussen zijn stoornis en het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen.
Ten slotte heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsrapporten van 7 juni 2024 en 27 september 2024. Daaruit volgt dat de verdachte zal worden aangemeld voor een behandeling bij De Waag, met name omdat hij aangeeft intrinsiek gemotiveerd te zijn om antwoorden te vinden op de vraag waar zijn gedrag vandaan komt.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod.
De straf
Bij het bepalen van de straf wegen de gevolgen die het handelen van de verdachte heeft gehad voor de slachtoffers zwaar. Die gevolgen zijn zo groot en de misdrijven zijn van een dusdanige aard en ernst, dat de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf de enige passende reactie vindt. Ook uit een oogpunt van speciale en generale preventie vindt de rechtbank een gevangenisstraf aangewezen.
De raadsvrouw heeft er terecht op gewezen dat de verdachte sinds zijn aanhouding door de politie heeft meegewerkt aan het onderzoek en spijt heeft betuigd. Dat heeft de rechtbank meegewogen. De verdachte heeft verteld hoe hij tot zijn daden is gekomen, maar zegt ook antwoord te willen op de vraag waar zijn gedrag vandaan komt. Het psychologisch onderzoek heeft op die vraag geen antwoord kunnen bieden: ‘hoe hij heeft kunnen komen tot het gedrag en wat de onderliggende dynamiek is, is uit het onderzoek niet duidelijk geworden.’ Daarom vindt de rechtbank het belangrijk dat de verdachte in gesprek blijft met de reclassering en een behandeling ondergaat bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener. Om die reden zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van vier jaren opleggen en bepalen dat daarvan één jaar vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. Behalve een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling, zal de rechtbank ook een contactverbod met slachtoffer [benadeelde 1] en een locatieverbod als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden.
Het locatieverbod zal niet zal worden opgelegd voor de hele gemeente Schagen maar voor het gebied begrensd door de straten die aan het eind van dit vonnis worden opgesomd (en die overeenkomen met de plattegrond die is verstrekt door de advocaat van [benadeelde 1]). De verdachte heeft verklaard dat hij niet meer in Schagen wil wonen.
De rechtbank legt geen contactverbod op met betrekking tot het slachtoffer [benadeelde 4]. Het contact tussen [benadeelde 4] en de verdachte verloopt momenteel met tussenkomst van een advocaat. Zoals de advocaat van [benadeelde 1] heeft erkend zal enig contact tussen [benadeelde 4] en de verdachte op termijn noodzakelijk kunnen zijn, gelet op de afwikkeling van de echtscheiding en hun gezamenlijke (meerderjarige) kind. Het is niet de verwachting dat hij daarbij de grenzen van het betamelijke te buiten zal gaan.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd aan verbinden van vijf jaren. Aan de voorwaarden die artikel 14b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het bepalen van een dergelijk lange proeftijd is voldaan.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven harddisk dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 12.603,-ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
1. behandeling door de fysiotherapeut € 274,-
2. verplaatste schade echtgenoot € 1.329,-
3. toekomstige materiële schade € 1.000,-.
Ten aanzien van de toekomstige materiële schade (post 3) heeft de advocaat van de benadeelde partij in de vordering toegelicht dat hiermee wordt gedoeld op aanvullende materiële kosten die de benadeelde partij mogelijk zal maken indien hoger beroep wordt ingesteld. De advocaat heeft aangegeven dat deze schade vooralsnog niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 10.000,- gevorderd voor de geleden immateriële schade wegens lichamelijk en psychisch letsel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 11.603,- , zijnde de immateriële schade, de kosten voor de fysiotherapeut en de verplaatste schade en dat moet worden uitgegaan van hoofdelijke aansprakelijkheid.
De gevorderde toekomstige schade moet volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de gevorderde kosten voor de fysiotherapeut niet betwist.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de post verplaatste schade niet voor vergoeding in aanmerking komt nu het inkomensverlies van haar echtgenoot geen kosten zijn die de benadeelde partij zelf zou kunnen vorderen indien zij die kosten zelf zou hebben gemaakt. In zoverre moet de vordering worden afgewezen.
De raadsvrouw stelt zich daarnaast op het standpunt dat toekomstige schade niet voor vergoeding in aanmerking komt zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dat onderdeel van de vordering.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, gelet op vergelijkbare zaken en de relevante factoren, een bedrag van € 8.000,- in deze zaak toewijsbaar is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend in de zaken tegen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte].
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit kosten voor fysiotherapie tot een bedrag van € 274,- (post 1) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. Deze schade komt op grond van artikel 6:95 en 6:96 van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking. Dit onderdeel van de vordering is door de verdediging niet betwist en komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor, en zal daarom worden toegewezen.
De ‘verplaatste schade’ (post 2) ziet op verlies van inkomen van de echtgenoot van het slachtoffer doordat hij na de gebeurtenissen van 15 februari 2024 drie dagen heeft vrij genomen om het slachtoffer bij te staan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De kosten die derden hebben gemaakt, komen op grond van artikel 6:107 lid 1 onder a BW slechts als verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking indien de benadeelde die kosten, als zij die zelf zou hebben gemaakt, zou kunnen vorderen. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat dit voor het inkomensverlies van de echtgenoot het geval is, waarbij mede van belang is dat niet is gebleken van zorgtaken voor het slachtoffer waarvoor de benadeelde ook een professional had kunnen inschakelen.
Ook met betrekking tot de ‘toekomstige schade’ (post 3) zal de benadeelde partij overeenkomstig haar eigen verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Het is namelijk onzeker of deze schade in de toekomst ook daadwerkelijk zal worden geleden.
De rechtbank stelt verder vast dat het slachtoffer als gevolg van het tenlastegelegde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat zij op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW aanspraak maakt op vergoeding van immateriële schade. Vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 8.000,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de aard en de ernst van de gevolgen voor de benadeelde partij, zoals blijkt uit het de toelichting op de vordering. De rechtbank houdt hierbij ook rekening met immateriële schadevergoedingen die in (min of meer) vergelijkbare zaken worden toegekend. De rechtbank zal het overige deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 8.274,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd komt de rechtbank tot hoofdelijke veroordeling van de vergoeding van de toegekende schade. De benadeelde partij heeft schade geleden als gevolg van de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank onderkent dat de door de medeverdachte [medeverdachte] gepleegde misdrijven (poging tot verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving) door de verdachte zijn uitgelokt en heeft het verschil in de mate van verwijtbaarheid in de strafmaat tot uitdrukking gebracht. Toch kiest de rechtbank ervoor om beide verdachten hoofdelijk aansprakelijk te houden voor de gehele schade. De benadeelde partij heeft namelijk recht op volledige betaling van de toegekende schadevergoeding, zonder dat zij zich hoeft te mengen in de verhouding tussen of de mate van schuld van de twee daders. De hoofdelijke veroordeling strekt vooral tot bescherming van de benadeelde en dat belang dient het zwaarst te wegen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat indien de medeverdachte het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 936,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat het gevorderde bedrag voor toewijzing in aanmerking komt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De verdachte heeft de naam, het adres en een foto van de benadeelde gedeeld met anderen in een chatsessie op een sekssite op het internet. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer door schending in de eer of de goede naam. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.3.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet alle door de benadeelde partij gevorderde schade het rechtstreekse gevolg is van het onder 2 ten laste gelegde maar dat een deel van het omschreven leed voortkomt uit de gevolgen die het onder 1 tenlastegelegde handelen van haar echtgenoot voor haar heeft gehad. Dit is geen schade die in direct verband staat met het ten aanzien van de benadeelde gepleegde feit. Ook de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraken zijn niet vergelijkbaar met de situatie van de benadeelde. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, net als ten aanzien van de benadeelde [benadeelde 2], een bedrag van € 936,- toewijsbaar is. De benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade voor een deel rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De verdachte heeft de naam, de werklocatie en een foto van de benadeelde gedeeld met anderen in een chatsessie op een sekssite op het internet. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer door schending in de eer of de goede naam. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake. Vergoeding van een deel van de schade tot een bedrag van € 1.000,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.4.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 11.967,28 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
€ 317,28 aan materiële schade (vrije tijd werk);
€ 1.170,- aan materiële schade (zorgkosten);
€ 480,- aan materiële schade (consulten psycholoog);
€ 7.000,- aan immateriële schade;
€ 3.000,- voor schending van het portretrecht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.317,28 zijnde post 1 (‘vrije tijd werk’) en een deel van de immateriële schade (post 4) tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ook ten aanzien van deze benadeelde wegens de schending van de eer en goede naam toewijzing tot een bedrag van € 936,- billijk is.
Ten aanzien van de schade die ziet op de schending van portretrecht heeft de raadsvrouw bepleit dat deze schade moet worden afgewezen omdat in deze zaak geen sprake is van schending van portretrecht, nu de foto van de benadeelde niet openbaar is gemaakt.
Subsidiair merkt de raadsvrouw op dat toekenning van een schadebedrag van € 936,- voor de immateriële schade voldoende compensatie biedt voor een eventuele schending van het portretrecht.
Concluderend heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 936,- kan worden toegekend en dat de vordering voor het overige moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is ten aanzien van de materiële schade (posten 1 t/m 3) van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in dit deel van de haar vordering.
De schending van het portretrecht (post 5) is door de verdediging bestreden. Als de benadeelde partij in de gelegenheid zou worden gesteld om nadere stukken of een nadere onderbouwing te overleggen, zou dat een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Ook in dit deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat een deel van de immateriële schade (post 4) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De verdachte heeft onder andere de naam, de werklocatie en een foto van de benadeelde gedeeld met anderen in een chatsessie op een sekssite op het internet. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer door schending in de eer of de goede naam. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval sprake. Vergoeding van een deel van de schade tot een bedrag van € 1.000,- komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen, zoals die golden ten tijde van het bewezenverklaarde, zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 231b en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
1 (één) jaar nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 5 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden of een andere locatie van de Reclassering Nederland, afhankelijk van zijn toekomstige adres. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door de Waag (Groningen) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duur de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2];
  • gedurende de proeftijd zich niet in het gebied begrensd door de straten [adres 1] (kruising [adres 1]/[adres 2]), [adres 3], [adres 1], [adres 4], [adres 5], en [adres 2] (kruising [adres 2]/[adres 1]) in de gemeente Schagen zal begeven, deze straten daaronder begrepen, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 8.274,- (achtduizend tweehonderd vierenzeventig euro), bestaande uit € 274,- als vergoeding voor de materiële en € 8.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade, de verplaatste schade en de overige immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 8.274,- (achtduizend tweehonderd vierenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 936,- (negenhonderd zesendertig euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 936,- (negenhonderd zesendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst deels toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen harddisk.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. J.O. Rutten en mr. M.E. Olthof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2025.
Mr. Olthof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(---------------------)