In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap H&H Financiële Planning Voorburg B.V. en een gedaagde partij. H&H vorderde een betaling van gedaagde voor kosten die zijn gemaakt in het kader van een samenwerking. Gedaagde stelde echter dat H&H hem nog geld verschuldigd was en deed tegenvorderingen, waaronder een verzoek om schadevergoeding voor klanten die hij had aangebracht maar die H&H zonder betaling had overgenomen. De rechtbank oordeelde dat gedaagde een bedrag aan H&H moest betalen voor de gemaakte kosten, maar ook dat H&H verplicht was om de waarde van de klanten aan gedaagde te vergoeden. Omdat deze waarde niet kon worden vastgesteld, werd de zaak verwezen naar een schadestaatprocedure.
De rechtbank behandelde ook de procedurele aspecten, waaronder het niet betalen van een voorschot door gedaagde voor deskundigenonderzoek. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een advocaat voor gedaagde niet betekende dat zijn vorderingen niet ontvankelijk waren, maar dat hij geen nieuwe proceshandelingen kon verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat H&H onrechtmatig heeft gehandeld door het klantenpakket van gedaagde na de samenwerking onder zich te houden zonder daarvoor te betalen. De rechtbank heeft de vorderingen van H&H en gedaagde beoordeeld en een aantal beslissingen genomen over de te vergoeden bedragen en de proceskosten.