ECLI:NL:RBNHO:2025:1538

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
C/15/361008 / KG ZA 25-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Retentierecht op vliegtuigmotor door expediteur in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Nona Trade Corporation GmbH (eiseres) en Air Cargo Consultants B.V. (gedaagde) over een retentierecht op een vliegtuigmotor. Nona Trade, een bedrijf dat handelt in tweedehands vliegtuigonderdelen, had een vliegtuigmotor gekocht met de intentie deze naar Iran te transporteren. Echter, de Nederlandse douane hield het transport tegen vanwege mogelijke overtredingen van de EU-sancties tegen Iran. Nona Trade heeft de overeenkomst met de Iraanse koper ontbonden en verzocht om vrijgave van de motor, maar ACC beroept zich op een retentierecht vanwege mogelijke aansprakelijkheid voor boetes die aan hen opgelegd kunnen worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van ACC bij handhaving van het retentierecht zwaarder weegt dan het belang van Nona Trade bij vrijgave van de motor. De vordering van Nona Trade wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer: C/15/361008 / KG ZA 25-22
Vonnis in kort geding van 19 februari 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
NONA TRADE CORPORATION GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland
eiseres,
advocaat mr. M.M. Dezfouli te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIR CARGO CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
gedaagde,
advocaten mr. R.J.G. van Brakel en mr. R.T. Hofman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Nona Trade en ACC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 23 januari 2025 met in totaal 11 producties
  • de akte houdende overlegging producties van ACC met in totaal 14 producties
  • de mondelinge behandeling op 5 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
  • de pleitnota van ACC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Nona Trade handelt in tweedehands vliegtuigonderdelen ten behoeve van particuliere (passagiers)luchtvaartuigen.
2.2.
Op 21 mei 2024 heeft Nona Trade een tweedehands vliegtuigmotor met nummer CFM56-3C1 (hierna: de vliegtuigmotor) gekocht van het in Ierland gevestigde bedrijf Falcon Wings Ltd., met het doel om deze door te verkopen aan een in Iran gevestigde partij.
2.3.
In de Engine Purchase Agreement van 21 mei 2024 is onder meer het volgende opgenomen:
2.4.
Nona Trade heeft vervolgens opdracht gegeven aan expediteur ACC om de vliegtuigmotor naar Iran te doen transporteren.
2.5.
Op 1 juli 2024 heeft de Nederlandse douane het transport van de vliegtuigmotor tegengehouden ter onderzoek naar een mogelijke overtreding van (artikel 2 lid 1 van) Verordening (EU) 2023/1529 (hierna: de Verordening) [1] , waarvan ACC Nona Trade bij brief van 3 juli 2024 op de hoogte heeft gebracht.
2.6.
Bij brief van 1 oktober 2024 heeft ACC Nona Trade aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij mocht lijden als gevolg van mogelijke overtreding van toepasselijke wet- en regelgeving met betrekking tot de vliegtuigmotor – waaronder de Verordening en de
US Export Administration Regulations(hierna: de EAR) – en heeft zij Nona Trade onder meer geschreven:
We kindly request Nona, ultimately on 8 October 2024 COB, to confirm in writing that:
(i)
Nona acknowledges liability vis-à-vis ACC for all damages including any fines imposed on ACC resulting from the violations set out in this letter; and
(ii)
Nona indemnifies ACC / holds ACC harmless against all third-party claims, including any fines imposed on ACC resulting from the violations set out in this letter.
2.7.
Bij brief van eveneens 1 oktober 2024 heeft ACC een
Notification of Voluntary Self-Disclosuregestuurd aan (1) de U.S. Department of Commerce, Bureau of Industry and Security’s (BIS) Office of Export Enforcement (OEE) en (2) de U.S. Department of the Treasury, Office of Foreign Assets Control (OFAC), inzake de mogelijke overtreding van de EAR.
2.8.
Nona Trade heeft op enig moment daarna de overeenkomst met haar Iraanse wederpartij ontbonden en heeft een geïnteresseerde koper voor de vliegtuigmotor gevonden in Litouwen.
2.9.
Op 28 november 2024 heeft de Nederlandse douane met betrekking tot de vliegtuigmotor onder meer het volgende aan ACC geschreven:
In overleg met het Openbaar Ministerie wordt Air Cargo Consultants B.V. gewaarschuwd voor bovengenoemde overtreding. Als wordt vastgesteld dat door Air Cargo Consultants B.V. wederom de voorschriften bepaald bij of krachtens de Sanctiewet 1977 niet worden nageleefd, kan er proces-verbaal worden opgemaakt.
2.10.
Bij brief van 10 december 2024 heeft (de advocaat van) Nona Trade aan ACC geschreven – kort gezegd – dat in dit geval wet- en regelgeving uit de Verenigde Staten binnen de EU niet rechtens afdwingbaar zijn en Nona Trade dus niet kan voldoen aan het gevraagde onder (i) en (ii) als bedoeld in de brief van ACC van 1 oktober 2024 (zie hierboven in 2.6), maar dat Nona Trade wel bereid is “
to make a declaration that it will not ship the Engine to Iran or sell it to an Iranian person as long as the relevant EU and UN sanctions are in place, and that it will only sell the Engine if the buyer makes a similar declaration”.
2.11.
In diezelfde brief heeft Nona Trade aan ACC verzocht om de vliegtuigmotor uiterlijk op 17 december 2024 vrij te geven, aan welk verzoek ACC tot op heden niet heeft voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Nona Trade vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1.
gedaagde te gebieden om de motor 'CFM56-3C1 Engine', die in bezit is van gedaagde, vrij te geven op nadere instructies van eiseres;
2.
te verklaren voor het recht dat gedaagde jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld door niet vrij te geven van de motor in kwestie;
3.
gedaagde te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure inbegrepen salariskosten van de advocaat en de na-kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Nona Trade – samengevat – ten grondslag dat een overtreding juist is voorkómen door de vliegtuigmotor niet meer te leveren aan het Iraanse bedrijf, als gevolg waarvan ook geen sprake kan zijn van sancties waarvoor Nona Trade jegens ACC aansprakelijk is. Voor handhaving door ACC van haar retentierecht is dan ook geen grondslag (meer), aldus Nona Trade.
3.3.
ACC voert tot haar verweer – kort gezegd – dat ACC op grond van de van toepassing zijnde Fenex-voorwaarden een retentierecht op de vliegtuigmotor heeft voor álle vorderingen die zij nu heeft en in de toekomst nog zal verkrijgen op Nona Trade als gevolg van overtredingen van de toepasselijke sanctie- en exportcontrolewetgeving. De door Nona Trade aan ACC opgedragen transporten betroffen (onderdelen van) de vliegtuigmotoren die onder meer vallen onder de EAR. Deze regelgeving is van toepassing omdat de toepasselijkheid van het Amerikaanse recht de oorsprong van de goederen volgt. Zowel de BIS als de OFAC (zie 2.7) kunnen afzonderlijk civielrechtelijke sancties opleggen aan ACC voor overtredingen van de EAR, welke boetes potentieel miljoenen euro’s kunnen bedragen. Omdat Nona Trade haar aansprakelijkheid voor deze boetes jegens ACC ten onrechte van de hand heeft gewezen, heeft ACC dus recht op en belang bij haar beroep op het retentierecht, aldus ACC.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

4.1.
Nu Nona Trade een rechtspersoon naar buitenlands recht is en in Duitsland is gevestigd, draagt de vordering een internationaal karakter. Allereerst dient de voorzieningenrechter dan ook de vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen en zo ja, welk recht op de vordering van toepassing is.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat hij zijn internationale bevoegdheid moet vaststellen aan de hand van de herschikte EEX-Verordening. [2] Op grond van artikel 4 lid 1 hiervan worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat. In artikel 21 lid 2 van de Fenex-voorwaarden, die tussen partijen van toepassing zijn verklaard, is voorts opgenomen dat als plaats van vereffening en schaderegeling geldt de plaats van vestiging van de Expediteur. Nu ACC in Hoofddorp is gevestigd, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank dus bevoegd om van dit geschil kennis te nemen onder toepassing van Nederlands recht (artikel 21 lid 1 van de Fenex-voorwaarden).
Spoedeisend belang
4.3.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of Nona Trade ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.4.
Zolang de vliegtuigmotor nog onder het retentierecht van ACC valt, kan Nona Trade daarover niet beschikken en kan zij deze niet vrijelijk (door)verkopen aan derde partijen. ACC heeft niet (voldoende gemotiveerd) weersproken de stelling van Nona Trade dat de vliegtuigmotor een voor haar bedrijfsvoering relatief hoge waarde vertegenwoordigt die overeenkomt met een aanzienlijk deel van haar jaarlijkse omzet. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Inhoudelijk
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de door Nona Trade aan ACC gegeven opdracht tot verzending van de vliegtuigmotor de Nederlandse Expeditievoorwaarden (hierna: de Fenex-voorwaarden) [3] van toepassing zijn. In (de Nederlandse versie van) de Fenex-voorwaarden is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 11. Aansprakelijkheid
(…)
7. De Opdrachtgever is tegenover de Expediteur aansprakelijk voor alle schade– waaronder maar niet beperkt tot materiële schade, immateriële schade, gevolgschade, boeten, interesten, alsmede straffen en verbeurdverklaringen, daaronder begrepen gevolgen wegens niet of niet tijdige aanzuivering van douanedocumenten en aanspraken wegens productaansprakelijkheid en/of intellectuele eigendomsrechten – die de Expediteur direct dan wel indirect lijdt ten gevolge van onder meer de niet nakoming door Opdrachtgever van enige verplichting op grond van de Overeenkomst of op grond van toepasselijke nationale en/of internationale wet- en regelgeving, ten gevolge van enig voorval dat in de risicosfeer van Opdrachtgever is gelegen, alsmede ten gevolge van de schuld of nalatigheid in het algemeen van de Opdrachtgever en/of diens ondergeschikten en/of door hem ingeschakelde en/of werkzame derden.
8. De Opdrachtgever zal de Expediteur te allen tijde vrijwaren tegen aanspraken van derden, waaronder begrepen ondergeschikten van zowel de Expediteur als de Opdrachtgever, die verband houden met of voortvloeien uit de in het vorige lid bedoelde schade.
(…)
Artikel 17. Zekerheden
(…)
2. De Expediteur heeft een retentierecht op alle Zaken, documenten en gelden die hij uit welke hoofde en met welke bestemming ook onder zich heeft of zal krijgen, voor alle vorderingen die de Expediteur ten laste van de Opdrachtgever en / of de eigenaar van de Zaken heeft of zal krijgen, ook ten aanzien van vorderingen welke geen betrekking hebben op die Zaken.
(…)
6. De Expediteur kan de in dit artikel genoemde rechten (pandrecht, retentie recht en recht om afgifte te weigeren) eveneens uitoefenen voor hetgeen hem door de Opdrachtgever nog verschuldigd is in verband met voorgaande opdrachten en voor hetgeen bij wijze van rembours op de zaak drukt.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat het in (art. 17 lid 2 van) het bovenstaande citaat bedoelde retentierecht van ACC op grond van de Fenex-voorwaarden zeer ruim is omschreven en daarmee veelomvattend is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een door de BIS of de OFAC aan ACC op te leggen boete dan ook te begrijpen als ‘
vorderingen die de Expediteur ten laste van de Opdrachtgever heeft of zal krijgen’ uit hoofde van ‘
boeten’. Ter zitting heeft (de advocaat van) Nona Trade ook erkend dat áls er een dergelijke boete mocht worden opgelegd aan ACC wegens overtreding van de EAR, Nona Trade op grond van de Fenex-voorwaarden daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld door ACC. Ook met betrekking tot toekomstige of ‘
voorgaande opdrachten’ geldt dat ACC daarvoor haar retentierecht kan inroepen. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat ACC al eerder vliegtuigmotoren in opdracht van Nona Trade naar Iran heeft verscheept.
4.7.
Het verweer van Nona Trade dat zij in het kader van die eerdere verschepingen van vliegtuigmotoren naar Iran door ACC nooit een (voorbeeld)boete heeft gezien, zodat het niet waarschijnlijk is dat die in het onderhavige geval wel zal worden opgelegd, treft geen doel. Ter zitting heeft de advocaat van ACC in dat kader immers onweersproken aangevoerd dat in Duitsland wél al boetes zijn opgelegd voor overtreding van dezelfde sanctiebepalingen. De kans dat dergelijke boetes ook in Nederland (kunnen) worden opgelegd, is dus geenszins denkbeeldig. Daar komt bij dat (de advocaat van) ACC ter zitting eveneens onweersproken heeft gesteld dat er inmiddels een zienswijze is ingediend bij de BIS c.q. de OFAC, waarvoor nu een antwoordtermijn van 180 dagen loopt. Bij die stand van zaken is voorshands onvoldoende aannemelijk dat géén boete kan of zal worden opgelegd. Niet in geschil tussen partijen is zoals gezegd dat bij oplegging van een boete aan ACC Nona Trade daar op grond van de overeengekomen bepalingen in de Fenex-voorwaarden voor aansprakelijk is jegens ACC. Ter zekerheidstelling van díe (eventuele) boete(s) heeft ACC het retentierecht ingeroepen. Voorts is ter zitting gebleken dat Nona Trade niet in staat is om vervangende zekerheid te bieden ter dekking van (het risico op) de eventuele oplegging van boete(s).
4.8.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van ACC bij handhaving van het retentierecht zwaarder weegt dan het belang van Nona Trade bij opheffing daarvan en vrijgave van de vliegtuigmotor. Dat leidt ertoe dat de vordering van Nona Trade zal worden afgewezen.
4.9.
Nona Trade is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ACC worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Nona in de proceskosten, aan de zijde van ACC tot op heden begroot op € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Nona Trade niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 19 februari 2025. [4]

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2023/1529 van de Raad van 20 juli 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de militaire steun van Iran aan de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (‘Brussel I-bis’).
3.Nederlandse Expeditievoorwaarden van 1 mei 2018 zoals gedeponeerd bij de rechtbank te Amsterdam onder nummer 23/2018 en bij de rechtbank te Rotterdam onder nummer 16/2018.
4.Conc.: 936