ECLI:NL:RBNHO:2025:14993

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
15-106444-25, 15-295238-23 (tul) en 96-065597-24 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld tijdens winkeloverval in Zaandam

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige diefstal in een winkel te Zaandam. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, namelijk medeplegen van diefstal met geweld. Echter, het subsidiair ten laste gelegde feit, medeplichtigheid aan diefstal met geweld, is wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 258 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een gedragsinterventie, en een locatiegebod met elektronische monitoring. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het faciliteren van de overval door het beschikbaar stellen van een voertuig en het deelnemen aan een chatgroep waarin instructies voor de overval werden gegeven. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving is om deze lijn voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.106444.25, 15.295238.23 (tul) en 96.065597.24 (tul)
Uitspraakdatum: 9 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.A. Zwinkels, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 januari 2025 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in een winkelpand aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een groot aantal telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen:
-
het in dat pand aanwezig winkelpersoneel, waaronder [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] [politieman in burgerdienst] en/of
- de zich in de directe omgeving van dat pand bevindende omstanders
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voorzien van gezichtsbedekking met een of meer hamers/slagvoorwerpen [onverhoeds] dat winkelpand binnen te gaan en vervolgens een of meer vitrines/ramen [met kracht] kapot te slaan/in te slaan en/of die [slachtoffer 6] een of meermalen [met kracht] met een hamer op het hoofd te slaan;
Subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 28 januari 2025 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in een winkelpand aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een groot aantal telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen:
-
het in dat pand aanwezig winkelpersoneel, waaronder [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] [politieman in burgerdienst] en/of
- de zich in de directe omgeving van dat pand bevindende omstanders
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voorzien van gezichtsbedekking met een of meer hamers/slagvoorwerpen [onverhoeds] dat winkelpand binnen te gaan en vervolgens een of meer vitrines/ramen [met kracht] kapot te slaan/in te slaan en/of die [slachtoffer 6] een of meermalen [met kracht] met een hamer op het hoofd te slaan;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 27 en/of 28 januari 2025 te Amsterdam en/of Zaandam, althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan een chatgroep deel te nemen (onder de accountnaam: [naam] ) waarin instructies werden gegeven met betrekking tot het plegen van bovengenoemd strafbaar feit en/of
- een voertuig beschikbaar te stellen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar de plaats des misdrijfs te vervoeren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit en dat het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wat de verdachte primair ten laste is gelegd, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat omtrent de rol van de verdachte enkel kan worden vastgesteld dat hij wist dat er telefoons zouden worden gestolen uit een winkel, dat daarbij een hamer zou worden gebruikt, en dat hij tegen betaling de auto heeft geleverd waarmee de overvallers naar de plaats delict zijn vervoerd. Ten tijde van de overval is hij in de auto gebleven. Deze bijdrage is van onvoldoende gewicht om hem als medepleger te kunnen aanmerken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] d.d. 28 januari 2025 (dossierpagina 279 tot en met 281);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] namens het bedrijf [slachtoffer 1] te Zaandam d.d. 28 januari 2025 (dossierpagina 287 tot en met 288);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 29 januari 2025 (dossierpagina 50 tot en met 56);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 29 januari 2025 (dossierpagina 78 tot en met 88);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2025 (dossierpagina 345 tot en met 348).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 28 januari 2025 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in een winkelpand aan de Gedempte Gracht, nummer 94, tezamen en in vereniging met anderen een groot aantal telefoons, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen:
-
[slachtoffer 6] , politieman in burgerdienst,
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voorzien van gezichtsbedekking met een hamer onverhoeds dat winkelpand binnen te gaan en vervolgens vitrines met kracht kapot te slaan en die [slachtoffer 6] meermalen met kracht met een hamer op het hoofd te slaan;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 27 en 28 januari 2025 in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door
- aan een chatgroep deel te nemen onder de accountnaam: [naam] waarin instructies werden gegeven met betrekking tot het plegen van bovengenoemd strafbaar feit en
- een voertuig beschikbaar te stellen en
- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de plaats des misdrijfs te vervoeren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 259 dagen voorwaardelijk, onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren gevorderd, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een vergelijkbaar feit is veroordeeld en dat hij tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, zich aan de voorwaarden heeft gehouden. Hij is intrinsiek gemotiveerd om zijn leven een positieve wending te geven, is responsief in het contact met de reclassering en heeft afstand gedaan van zijn negatieve sociale netwerk.
Het verzoek is dan ook om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest zodat de positieve ontwikkelingen die de verdachte momenteel doormaakt niet zullen worden doorbroken.
Indien de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende acht, dan kan daarnaast nog een taakstraf aan de verdachte worden opgelegd. De raadsman heeft zich ten aanzien van de omvang van de taakstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een winkeloverval op de [slachtoffer 1] in Zaandam. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn met een hamer de winkel binnengegaan en [medeverdachte 1] heeft de vitrines met daarin mobiele telefoons stukgeslagen en telefoons weggepakt. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment veel mensen in en rondom de winkel aanwezig. Daarna zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gevlucht, waarbij [medeverdachte 1] een politieagent in burger met een hamer tegen zijn hoofd heeft geslagen. Een overval is voor de slachtoffers een traumatische ervaring waarvan zij nog lang last kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De verdachte heeft ten behoeve van de overval de auto van zijn moeder ter beschikking gesteld en is in de auto met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meegereden naar de [slachtoffer 1] . Hij is vooraf via Snapchat en onderweg in de auto op de hoogte gebracht van het feit dat ze een overval zouden gaan plegen en dat daarbij een hamer zou worden gebruikt. Daarbij heeft de verdachte geen rekening gehouden met gevolgen daarvan. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 23 juli 2025 blijkt dat hij op 9 april 2024 onder meer voor een vermogensdelict (opzetheling) is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte liep ten tijde van het plegen van het onderhavige strafbare feit dus nog in een proeftijd. Dit geldt ook ten aanzien van een overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994, waarvoor hij op 18 oktober 2024 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 20 november 2025. De reclassering heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Daarnaast wordt het risico op herhaling van soortgelijke feiten als laag ingeschat. Volgens de reclassering toont de verdachte probleembesef en zelfinzicht en lijkt hij maatschappelijk geaccepteerde doelen na te willen streven, zoals het genereren van een legaal inkomen via werk om stabiliteit in zijn leven te bereiken. Hij zet zich daar tot op heden tijdens het schorsingstoezicht goed voor in. Er wordt meerwaarde gezien in de voortzetting van de bijzondere voorwaarden die aan de schorsing ten grondslag liggen om te werken aan (blijvende) gedragsverandering en risicobeheersing.
Daarom adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, een contactverbod met de medeverdachten, een locatiegebod met elektronische monitoring, het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening.
De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. Ook heeft hij aangegeven spijt te hebben van zijn handelen en de gevolgen die dat heeft gehad voor de slachtoffers van de overval.
De op te leggen straf
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Bij een winkeloverval met geweld is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar. In dit geval is sprake van medeplichtigheid aan een overval, wat over het algemeen tot een verlaging van de straf met een derde leidt. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de overval op klaarlichte dag plaatsvond, terwijl binnen en buiten de winkel veel mensen aanwezig waren. Er is bovendien meerdere keren geslagen met een hamer op het hoofd van één van de slachtoffers. Verder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte in 2024 is veroordeeld voor een vermogensdelict en dat hij het onderhavige feit heeft begaan gedurende de proeftijd van twee veroordelingen. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij tijdens zijn schorsing zijn leven een positieve wending heeft gegeven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 365 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet op het hiervoor genoemde advies van de reclassering zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 258 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De door de reclassering geadviseerde en hiervoor genoemde voorwaarden, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Ten aanzien van het locatiegebod met elektronische monitoring zal de rechtbank bepalen dat deze voor de duur van maximaal zes maanden zal worden opgelegd.

7.Verbeurdverklaring

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte inbeslaggenomen telefoon van het merk Apple verbeurd verklaard moet worden.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen telefoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon van het merk Apple verbeurd verklaard moet worden, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het subsidiair bewezen verklaarde feit met betrekking tot deze telefoon, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 9 april 2024 in de zaak met parketnummer 15.295238.23 heeft de politierechter de verdachte ter zake van opzetheling en overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straffen is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 29 april 2024 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 24 april 2024 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Bij vonnis van 18 oktober 2024 in de zaak met parketnummer 96.065597.24 heeft de politierechter de verdachte ter zake van een overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 12 november 2024 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 2 november 2024 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat gelet op de hoogte van de eis de vorderingen tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde straffen afgewezen dienen te worden.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat als de rechtbank beslist om de verdachte een werkstraf op te leggen met een maximale duur van 240 uur, de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat als de verdachte een lagere werkstraf wordt opgelegd dan is geëist, de ten uitvoer te leggen gevangenisstraffen dienen te worden omgezet in een werkstraf.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt dat uit het reclasseringsadvies van 20 november 2025 volgt dat de verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven. De rechtbank acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken. Hernieuwde vrijheidsbeneming zal deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. Daarnaast acht de rechtbank omzetting van de gevangenisstraffen in een taakstraf niet aangewezen omdat de verdachte zal worden veroordeeld tot de maximaal op te leggen taakstraf van 240 uur.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging dienen te worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 48, 49, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DRIEHONDERDVIJFENZESTIG (365) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot
tweehonderdachtenvijftig (258) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt op afspraken met Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 2 Noord-West, op het [adres] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
  • actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (COVA) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
  • zich zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Diagnostiek zal onderdeel zijn van de behandeling. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten, te weten [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] , [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] , en [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres gedurende een periode van maximaal zes maanden. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
TWEEHONDERDVEERTIG (240) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
honderdtwintig (120) dagenhechtenis.
Verklaart verbeurd:
- STK GSM (Omschrijving: PL1100-2025019884-G1717847, Zwart, merk: Apple)
Wijst af de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 15.295238.23 en de bij vonnis van de politierechter in de zaak met parketnummer 96.065597.24 opgelegde voorwaardelijke straffen.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het onherroepelijk worden van het vonnis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. E. van Kampen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2025.