In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure betreffende een verzoek om een zorgregeling voor een minderjarige. De vader heeft verzocht om een (gewijzigde) zorgregeling tussen hem en zijn minderjarige kind, terwijl de moeder zich verzet tegen dit verzoek. De ouders zijn in 2012 gescheiden en het gezag over de minderjarige is na de scheiding in stand gebleven. De minderjarige verblijft bij de moeder en heeft herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met de vader.
Tijdens de zitting is gebleken dat er eerder een doorverwijzing naar het Uniforme Hulpaanbod heeft plaatsgevonden, maar dat de minderjarige niet wilde meewerken aan contactherstel. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven geen onderzoek te willen doen, omdat de wens van de minderjarige om geen contact te hebben met de vader gerespecteerd moet worden. De rechtbank heeft overwogen dat er op dit moment geen mogelijkheden zijn om een zorgregeling vast te stellen, gezien de consistente wens van de minderjarige.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en hem geadviseerd om op een andere manier contact te zoeken met de minderjarige, bijvoorbeeld door het schrijven van een brief of het maken van een filmpje. De uitspraak is mondeling gedaan en een afschrift zal zo snel mogelijk volgen.