ECLI:NL:RBNHO:2025:14853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
15/126514-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, straatroven en woningoverval met geweld

Op 18 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder woninginbraak, straatroven en een woningoverval. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 16 december 2022 een woninginbraak heeft gepleegd in Heiloo, waarbij goederen ter waarde van circa € 6300 zijn weggenomen. Twee dagen later, op 18 december 2022, heeft de verdachte samen met medeverdachten een woningoverval gepleegd in Alkmaar, waarbij geweld is gebruikt tegen de bewoners, waaronder kinderen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte gewapend was met een mes en vuurwapen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft zich in de periode na de feiten positief ontwikkeld, wat heeft geleid tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor de geleden schade als gevolg van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/126514-23 (P)
Uitspraakdatum: 18 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 december 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R Giuseppini en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2022 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de woning aan de [adres 2], etenswaren en/of producten (onder andere ingevroren kip en/of oliën en/of frituurvet en/of noten en/of parfum en/of shampoo en/of candybars en/of handgereedschap) en/of een groot geldbedrag (circa
€ 6300) en/of een (gouden) armband en/of een laptop (van het merk HP) en/of een playstation (model 4) en/of een sleutel (behorend bij de woning), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een vals sleutel, door middel van de weggenomen sleutel (uit het sleutelkastje behorend bij de woning);
2.
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2, althans een of meerdere sleutels (behorend bij de woning aan de [adres 3]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met donkere kleding, gezichtsbedekking en handschoenen en/of gewapend met een mes en/of met (doorgeladen) vuurwapens de woning van die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], is binnengedrongen, en/of
- ( in de Arabische taal) tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] heeft geschreeuwd/gezegd dat zij geld moesten geven en/of heeft geschreeuwd: “Geld, geld, we willen geld!” en/of “Geef het geld, anders vermoord ik je zoon!” en/of “Zeg maar tegen [benadeelde 4] dat ze geld moet geven anders zullen wij je zoon afslachten”, en/of
- [benadeelde 3] heeft vastgepakt en/of (in een nekklem) heeft vastgehouden en/of naar een andere kamer heeft geduwd en/of (met de vuist) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of met een vuurwapen op zijn hoofd heeft geslagen, en/of
- [benadeelde 4] met de vuist in haar gezicht heeft geslagen en/of met een vuurwapen heeft geslagen en/of met een vuurwapen op haar hoofd heeft gericht, en/of
- [benadeelde 5] (geboren op [geboortedatum 2]) (met de vuist) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, en/of
- een mes op de keel van [benadeelde 6] (geboren op [geboortedatum 3]) heeft gezet en/of een vuurwapen tegen (de zijkant van) zijn hoofd heeft gezet en/of met een vuurwapen op zijn hoofd heeft gericht, en/of
- [benadeelde 7] hard tegen de muur heeft geduwd en/of een vuurwapen op haar heeft gericht;
3.
hij op of omstreeks 28 december te Grootebroek, binnen de gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2, althans een of meerdere pizza’s, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- die [benadeelde 9] tegen het (boven)lichaam te duwen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen te pakken en/of dit vuurwapen door te laden en/of
- ( vervolgens) dit vuurwapen op die [benadeelde 9] te richten en/of (daarbij) de woorden: Fuck you uit te spreken;
4.
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, twee, althans een of meerdere (mobiele) telefoon(s) (te weten: een I-Phone en/of een Samsung) en/of een hoeveelheid geld (te weten een totaalbedrag van € 2000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 10], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 10], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door naar en/of in de richting van die [benadeelde 10] te lopen, waarna hij, verdachte en/of
zijn mededader:
- die [benadeelde 10] tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde 10] in zijn auto is gevallen) en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 10] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) een mes en/of boksbeugel, althans een (scherp en/of hard) wapen/voorwerp heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens) het voornoemde (scherpe en/of harde) wapen/voorwerp tussen zijn/hun vinger(s) en/of vuist heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) met zijn/hun vuist een dreigende houding heeft/hebben aangenomen en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt tegenover die [benadeelde 10] en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geslagen en/of gestompt tegen de borst en/of tegen de nek en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [benadeelde 10];
en/of
hij op of omstreeks 5 januari 2023 te Bovenkarspel, gemeente Stede Broec, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 10] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een of meerdere (mobiele) telefoon(s) (te weten: een I-Phone en/of een Samsung) en/of een hoeveelheid geld (te weten een totaalbedrag van
€ 2000), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 10] en/of een derde toebehoorde(n) door naar en/of in de richting van die [benadeelde 10] te lopen, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader:
- die [benadeelde 10] tegen de borst, althans tegen het lichaam heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde 10] in zijn auto is gevallen) en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 10] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en/of “Geef het geld”, althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) een mes en/of boksbeugel, althans een (scherp en/of hard) wapen/voorwerp heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens) het voornoemde (scherpe en/of harde) wapen/voorwerp tussen zijn/hun vinger(s) en/of vuist heeft/hebben gehouden en/of (vervolgens) met zijn/hun vuist een dreigende houding heeft/hebben aangenomen en/of (een) slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt tegenover die [benadeelde 10] en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geslagen en/of gestompt tegen de borst en/of tegen de nek en/of in/tegen het gezicht, althans tegen het lichaam van die [benadeelde 10].

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat partiële vrijspraak moet volgen voor het geldbedrag, de armband, de laptop en de playstation. Ten aanzien van feit 4 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging betrekking heeft op de twee telefoons en de als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde afpersing in vereniging betrekking heeft op het geldbedrag.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, omdat ten aanzien van beide feiten niet bewezen kan worden dat sprake is van medeplegen. Dit omdat bij feit 2 de verdachte niet meer heeft gedaan dan buiten bij de voordeur blijven staan. Bij feit 3 was de verdachte onwetend over wat [medeverdachte 1] van plan was en heeft de verdachte niet meer gedaan dan de pizza’s meepakken.
Ten aanzien van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze bewezen kunnen worden, waarbij voor feit 1 partiële vrijspraak moet volgen voor de goederen die de officier heeft genoemd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen en van wat hierna wordt overwogen.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 2 (woningoverval)
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval het volgende vast. De verdachte is samen met de medeverdachten naar de flatwoning van de aangevers gegaan met het gezamenlijke plan om daar geld weg te nemen. Hij is samen met de medeverdachten de flat binnengegaan. Op de trap naar een hogere verdieping van de flat heeft hij bij zijn mededaders een pistool en een mes gezien. Daarna is hij samen met zijn mededaders de woning van de aangevers binnengegaan. De verdachte is met één van hen in de woning in de gang bij de deur gaan staan, zodat de aangevers de woning niet konden verlaten. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij uit de gang een sleutel heeft meegenomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde medeplegen bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 december 2022 te Heiloo tezamen en in vereniging met anderen uit de woning aan de [adres 2], etenswaren en producten (onder andere ingevroren kip en oliën en frituurvet en noten en parfum en shampoo en candybars en handgereedschap) en een groot geldbedrag (circa € 6300) en een gouden armband en een laptop (van het merk HP) en een playstation (model 4) en een sleutel (behorend bij de woning), die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 18 december 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen meerdere sleutels (behorend bij de woning aan de [adres 3]) die aan [benadeelde 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking en handschoenen en gewapend met een mes en een vuurwapen de woning van die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], binnen te dringen, en
- ( in de Arabische taal) tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] te schreeuwen/zeggen dat zij geld moesten geven en te schreeuwen: “Geld, geld, we willen geld!” en “Geef het geld, anders vermoord ik je zoon!” en “Zeg maar tegen [benadeelde 4] dat ze geld moet geven anders zullen wij je zoon afslachten”, en
- [benadeelde 3] vast te pakken en (in een nekklem) vast te houden en naar een andere kamer te duwen en met de vuist in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en/of schoppen, en
- [benadeelde 4] met de vuist in haar gezicht te slaan en met een vuurwapen op haar hoofd te richten, en
- [benadeelde 5] (geboren op [geboortedatum 2]) (met de vuist) in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en/of schoppen, en
- een mes op de keel van [benadeelde 6] (geboren op [geboortedatum 3]) te zetten en een vuurwapen tegen zijn hoofd te zetten en/of met een vuurwapen op zijn hoofd te richten, en
- op [benadeelde 7] een vuurwapen te richten;
3.
hij op 28 december 2022 te Grootebroek tezamen en in vereniging met een ander meerdere pizza’s die aan Pizzeria Paradijs toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [benadeelde 9] tegen het lichaam te duwen en
- een vuurwapen te pakken en dit vuurwapen door te laden en
- dit vuurwapen op die [benadeelde 9] te richten en (daarbij) de woorden: Fuck you uit te spreken.
4.
hij op 5 januari 2023 te Bovenkarspel tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, een mobiele telefoon die aan [benadeelde 10] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en
hij op 5 januari 2023 te Bovenkarspel tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, te weten op de Keizerskroonweg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 10] heeft gedwongen tot de afgifte een hoeveelheid geld, dat aan die [benadeelde 10] toebehoorde door naar die [benadeelde 10] te lopen, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader:
- die [benadeelde 10] tegen de borst heeft/hebben geduwd (waarna die [benadeelde 10] in zijn auto is gevallen) en
- die [benadeelde 10] (meermalen) de woorden heeft/hebben toegevoegd (al dan niet in het Arabisch, althans in een andere taal): “motherfucker” en “Geef het geld” en
- een voorwerp heeft gepakt en het voornoemde voorwerp tussen zijn vingers of vuist heeft gehouden en een slaande beweging heeft gemaakt tegenover die [benadeelde 10] en
- heeft/hebben geslagen en gestompt tegen de borst en tegen het gezicht van die [benadeelde 10].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feiten 2 en 3
telkens: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
eerste cumulatief/alternatief:
diefstal door twee of meer verenigde personen
en tweede cumulatief/alternatief:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) moet worden toegepast. De verdachte is een vluchteling uit Syrië, die ten tijde van de ten laste gelegde feiten pas 19 jaar oud was. Het betreft een jonge beïnvloedbare jongen, die nog volop in ontwikkeling is en bij zijn ouders woont. Hij is ontvankelijk voor pedagogische begeleiding.
Subsidiair, indien volwassenenstrafrecht wordt toegepast, is een kortere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend gezien de rol van de verdachte en de ouderdom van de feiten.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een betrekkelijk korte periode van drie weken schuldig gemaakt aan een woninginbraak, twee straatroven en een woningoverval. Op 16 december 2022 heeft hij samen met twee anderen een woninginbraak gepleegd. Twee dagen later, op 18 december 2022, heeft hij zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Daarbij zijn de verdachte en de mededaders met gezichtsbedekking en gewapend met een mes en een vuurwapen de woning binnengedrongen. In de woning bevond zich op dat moment een gezin, waaronder twee kinderen van destijds elf en veertien jaar oud, en een buurvrouw die toevallig op bezoek was. Tegen de slachtoffers is geweld gebruikt in de vorm van slaan, schoppen en/of duwen. Daarnaast is de moeder van het gezin bedreigd met een vuurwapen, evenals de elfjarige zoon, bij wie bovendien ook een mes tegen de keel is gezet. Op 28 december 2022 heeft de verdachte samen met een ander een pizzabezorger van zijn pizza’s beroofd, waarbij een vuurwapen is doorgeladen en op het slachtoffer is gericht. Een paar dagen later, op 5 januari 2023, heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij hij en zijn mededader het slachtoffer hebben gedwongen een groot geldbedrag af te staan en zijn mobiele telefoon hebben weggenomen.
Door zo te handelen heeft de verdachte de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht. Met de woninginbraak heeft hij ook inbreuk gemaakt op de privacy en het gevoel van veiligheid in de eigen woning aangetast. Bij de overvallen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Met name de woningoverval waarbij wapens zijn meegenomen en daarmee zelfs tegen een kind is gedreigd, is een buitengewoon zwaar aan te rekenen strafbaar feit.
De rechtbank rekent het de verdachte en zijn mededaders zwaar aan dat zij kennelijk enkel hebben gedacht aan hun eigen financiële gewin en niet aan de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving als geheel.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 26 november 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 17 september 2025. De reclassering schrijft daarin dat de verdachte de onderhavige feiten zou hebben gepleegd om in zijn drugsgebruik en levensonderhoud te kunnen voorzien, wat de verdachte ter zitting bevestigd heeft. Ook zou hij destijds omgaan met personen die een negatieve invloed op hem hadden. Uit het verloop van het schorsingstoezicht is gebleken dat de verdachte zich gemotiveerd heeft getoond voor gedragsverandering; hij werkt mee aan de begeleiding vanuit Mutatio Zorg, is gebaat bij dit traject en is gestopt met het gebruik van alcohol en drugs. De stabiele huisvesting van de verdachte en zijn betaalde werk worden als beschermende en recidiverisico verlagende factoren gezien. In zijn familie ziet de reclassering zowel steunende factoren als risicofactoren. Ontoereikende coping vaardigheden, een neiging tot impulsief handelen en moeite om de consequenties van zijn gedrag te overzien zijn nog risicofactoren voor recidive. De reclassering komt tot een gemiddeld risico op recidive en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, waaraan de volgende voorwaarden verbonden dienen te worden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling door Mutatio Zorg;
  • ambulante begeleiding door De Hoofdtrainer.
Geen adolescentenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat bij meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij zich omstandigheden voordoen die toepassing van het jeugdstrafrecht rechtvaardigen. De rechtbank ziet geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het reclasseringsadvies van 17 september 2025 blijkt namelijk dat de verdachte in staat is zijn eigen handelen te organiseren en plannen. Hij vertoont geen kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou kunnen verwachten en interventies vanuit de jeugdreclassering zijn niet geïndiceerd. De rechtbank houdt in strafmatigende zin wel rekening met de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De verdachte is op 5 juni 2023 in verzekering gesteld. Hij kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis op 18 december 2025 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer zes en een halve maand. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Conclusie
De aard, ernst en hoeveelheid van de gepleegde strafbare feiten maken dat de rechtbank oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden vindt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden voor een woninginbraak, straatroof en woningoverval. Verder komt de rechtbank op grond van het advies van de reclassering tot het oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel nodig is om door middel van bijzondere voorwaarden het recidiverisico verder terug te brengen. Daarbij is de rechtbank gebonden aan het wettelijke maximum van vier jaren gevangenisstraf waarbij nog een deel voorwaardelijk opgelegd kan worden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen dan zonder die overschrijding aangewezen zou zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
vier jarenmoet worden opgelegd,
waarvan twee jaren voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Beoordeling van de vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, een woningoverval en twee straatroven. Zes benadeelden hebben tegen de verdachte vorderingen tot betaling van schadevergoeding ingediend, wegens schade die zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten zouden hebben geleden. Het gaat om de benadeelde partijen [benadeelde 1] (feit 1), [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] (feit 2) en [benadeelde 10] (feit 4).
De rechtbank overweegt over deze zes vorderingen het volgende.
7.1.1
Vordering van [benadeelde 1] (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.491,81 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit een geldbedrag van € 6.300,-, een gouden armband
(€ 1.647,81), een laptop (€ 219,-), een Playstation (€ 216,-), een gereedschapskist met inhoud (€ 159,-), etenswaren en voorraad (€ 300,-).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen voor de goederen waarvan zij bewezenverklaring heeft gevorderd en voor de overige goederen niet. Ten aanzien van de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de materiële schade moet worden afgewezen dat ziet op de goederen waarvoor de officier van justitie vrijspraak heeft gevorderd. Daarnaast wijst de raadsman er op dat tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat uit hoofde van de toegewezen vordering bij een medeverdachte een deel van de gevorderde schade (€ 5.000,-) reeds vergoed is aan de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat de vordering voldoende is onderbouwd. Op de zitting heeft [benadeelde 1] echter verklaard dat een deel van de gevorderde materiële schade, te weten € 5.000,-, reeds aan hem is uitgekeerd. De rechtbank concludeert dat de schade tot dat bedrag dus reeds is gedelgd. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 3.841,81 en voor het overige worden afgewezen.
De gestelde immateriële schade van € 650,- komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over de vereisten om voor immateriële schadevergoeding in aanmerking te komen het geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet ontvankelijk in de vordering.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.841,81. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.2
Vordering van [benadeelde 3] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 3] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden wegens lichamelijk letsel en aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de motivering en de hoogte van de schadevergoeding van de rechtbank uit het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2] over te nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon op andere wijze met voldoende concrete gegevens onderbouwen, zodat het bestaan van geestelijk letsel objectief kan worden vastgesteld. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen (Hoge Raad 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465).
Een dergelijk geval is naar het oordeel van de rechtbank hier aan de orde. Dit gezien het gewelddadig karakter van de woningoverval, waarbij de ouders met hun beide kinderen aanwezig waren en waarbij onder meer is gedreigd de zoon te vermoorden als de ouders geen geld geven en de elfjarige zoon daadwerkelijk met een mes en een vuurwapen is bedreigd. De benadeelde partij heeft niet alleen gevreesd voor zijn eigen leven, maar ook voor dat van zijn vrouw en kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de aantasting in de persoon zonder meer worden aangenomen. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.3
Vordering van [benadeelde 4] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 4] is door haar advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens lichamelijk letsel en immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de motivering en de hoogte van de schadevergoeding van de rechtbank uit het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2] over te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van wat zij hierboven onder 7.1.2 heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.4
Vordering van [benadeelde 5] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 5] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de motivering en de hoogte van de schadevergoeding van de rechtbank uit het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2] over te nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Blijkens de bijlagen bij de vordering is bij de benadeelde partij die nog erg jong was, toen hij met zijn ouders en broertje slachtoffer werd van de gewelddadige woningoverval, door een psycholoog een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Daarmee is de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwd. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.5
Vordering van [benadeelde 6] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 6] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b, BW die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de motivering en de hoogte van de schadevergoeding van de rechtbank uit het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2] over te nemen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Blijkens de bijlagen bij de vordering is bij de benadeelde partij die nog jong was, toen hij bij de woningoverval werd bedreigd met een mes en een vuurwapen, door een psycholoog een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Daarmee is de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwd. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.6
Vordering van [benadeelde 10] (feit 4)
De benadeelde partij [benadeelde 10] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.299,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit een geldbedrag van € 2.000,- dat door hem is afgegeven, kosten voor een telefoon (€ 269,-) en reparatiekosten van een bril (€ 30,-).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering weliswaar niet is onderbouwd, maar dat de gevorderde schade voortvloeit uit het onder 4 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien het onduidelijk is of de schade al vergoed is nu in de zaken van de mededaders de vordering al is toegewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de officier van justitie de opdracht te geven om een betalingsoverzicht in die zaak van de mededader(s) te verstrekken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij reeds tijdens zijn aangifte heeft verklaard over de omvang van het afgeperste geldbedrag (€ 2.000,-), dat zijn telefoon is weggenomen en dat zijn bril kapot is gegaan toen hij van een van de daders een vuistslag tegen zijn gezicht kreeg. De gevorderde schade is daarmee voldoende gemotiveerd gesteld, terwijl die daarentegen onvoldoende gemotiveerd is betwist. Evenmin is de toewijzing van de vordering in de zaak van een mededader grond om aan te nemen dat de schade reeds zou zijn vergoed. De rechtbank zal tevens uitgaan van hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank stelt schattenderwijs de schade ter zake van de telefoon vast op € 269,- en ter zake van de bril op € 30,-.
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.299,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.2
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen zijn gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet verder als gevolg van verdachtes handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de feiten samen met anderen heeft begaan. De rechtbank zal daarom voor zowel de vorderingen als de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen bepalen dat als de schadebedragen of een deel van de schadebedragen al door of namens een mededader aan de benadeelde partijen en/of de Staat zijn betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 63, 311, 312 en 317 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 (twee) jaren,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102, 1824 DX te Alkmaar. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan een ambulant begeleidingstraject bij Mutatio Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de regels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft gedurende het begeleidingstraject;
  • meewerkt aan een ambulant begeleidingstraject bij De Hoofdtrainer of een soortgelijke zorgverlener, gericht op het verbeteren van copingvaardigheden, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de regels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft gedurende het begeleidingstraject;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.841,81(zegge: drieduizend achthonderdeenenveertig euro en eenentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1], van een bedrag van
€ 3.841,81(zegge: drieduizend achthonderdeenenveertig euro en eenentachtig eurocent), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 48 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 5]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 5], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 6]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 6], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 10]
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.299,-(zegge: tweeduizend tweehonderd negenennegentig euro), bestaande uit materiële schade:
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 10], van een bedrag van € 2.299,- (zegge: tweeduizend tweehonderd negenennegentig euro), en bepaalt dat het te betalen geldbedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 32 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit geldbedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. E.L. Hoogstraate en mr. P.E. van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H. de Koning en mr. L. Verheul
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2025.