ECLI:NL:RBNHO:2025:14848

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
15/126456-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak, straatroof en woningoverval met geweld

Op 18 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor het medeplegen van een woninginbraak, een straatroof en een woningoverval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 december 2022 samen met anderen een woninginbraak heeft gepleegd in Heiloo, waarbij goederen ter waarde van circa € 6300 zijn weggenomen. Twee dagen later, op 18 december 2022, heeft de verdachte samen met mededaders een woningoverval gepleegd in Alkmaar, waarbij geweld is gebruikt tegen de aanwezige slachtoffers, waaronder kinderen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft geen toepassing van het adolescentenstrafrecht overwogen, ondanks de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de steun van zijn familie. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor de geleden schade door de woninginbraak en de overval. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoedingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/126456-23 (P)
Uitspraakdatum: 18 december 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 december 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R Giuseppini en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2022 te Heiloo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit de woning aan de [adres 2], etenswaren en/of producten (onder andere ingevroren kip en/of oliën en/of frituurvet en/of noten en/of parfum en/of shampoo en/of candybars en/of handgereedschap) en/of een groot geldbedrag (circa
€ 6300) en/of een (gouden) armband en/of een laptop (van het merk HP) en/of een playstation (model 4) en/of een sleutel (behorend bij de woning), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een vals sleutel, door middel van de weggenomen sleutel (uit het sleutelkastje behorend bij de woning);
2.
hij op of omstreeks 18 december 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2, althans een of meerdere sleutels (behorend bij de woning aan de [adres 3]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met donkere kleding, gezichtsbedekking en handschoenen en/of gewapend met een mes en/of met (doorgeladen) vuurwapens de woning van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], is binnengedrongen, en/of
- ( in de Arabische taal) tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] heeft geschreeuwd/gezegd dat zij geld moesten geven en/of heeft geschreeuwd: “Geld, geld, we willen geld!” en/of “Geef het geld, anders vermoord ik je zoon!” en/of “Zeg maar tegen [benadeelde 3] dat ze geld moet geven anders zullen wij je zoon afslachten”, en/of
- [benadeelde 2] heeft vastgepakt en/of (in een nekklem) heeft vastgehouden en/of naar een andere kamer heeft geduwd en/of (met de vuist) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt en/of met een vuurwapen op zijn hoofd heeft geslagen, en/of
- [benadeelde 3] met de vuist in haar gezicht heeft geslagen en/of met een vuurwapen heeft geslagen en/of met een vuurwapen op haar hoofd heeft gericht, en/of
- [benadeelde 4] (geboren op [geboortedatum 2]) (met de vuist) in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, en/of
- een mes op de keel van [benadeelde 5] (geboren op [geboortedatum 3]) heeft gezet en/of een vuurwapen tegen (de zijkant van) zijn hoofd heeft gezet en/of met een vuurwapen op zijn hoofd heeft gericht, en/of
- [benadeelde 6] hard tegen de muur heeft geduwd en/of een vuurwapen op haar heeft gericht;
3.
hij op of omstreeks 28 december te Grootebroek, binnen de gemeente Stede Broec, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2, althans een of meerdere pizza’s, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 7], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- die [benadeelde 8] tegen het (boven)lichaam te duwen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen te pakken en/of dit vuurwapen door te laden en/of
- ( vervolgens) dit vuurwapen op die [benadeelde 8] te richten en/of (daarbij) de woorden: Fuck you uit te spreken.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak moet volgen voor het geldbedrag, de armband, de laptop en de playstation.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Ten aanzien van feit 1 heeft hij, evenals de officier van justitie, partiële vrijspraak verzocht voor de hiervoor genoemde goederen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 16 december 2022 te Heiloo tezamen en in vereniging met anderen uit de woning aan de [adres 2], etenswaren en producten (onder andere ingevroren kip en oliën en frituurvet en noten en parfum en shampoo en candybars en handgereedschap) en een groot geldbedrag (circa € 6300) en een gouden armband en een laptop (van het merk HP) en een playstation (model 4) en een sleutel (behorend bij de woning), die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 18 december 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen meerdere sleutels (behorend bij de woning aan de [adres 3]) die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking en handschoenen en gewapend met een mes en een vuurwapen de woning van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], binnen te dringen, en
- ( in de Arabische taal) tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] te schreeuwen/zeggen dat zij geld moesten geven en te schreeuwen: “Geld, geld, we willen geld!” en “Geef het geld, anders vermoord ik je zoon!” en “Zeg maar tegen [benadeelde 3] dat ze geld moet geven anders zullen wij je zoon afslachten”, en
- [benadeelde 2] vast te pakken en (in een nekklem) vast te houden en naar een andere kamer te duwen en met de vuist in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en/of schoppen, en
- [benadeelde 3] met de vuist in haar gezicht te slaan en met een vuurwapen op haar hoofd te richten, en
- [benadeelde 4] (geboren op [geboortedatum 2]) (met de vuist) in het gezicht en tegen het lichaam te slaan en/of schoppen, en
- een mes op de keel van [benadeelde 5] (geboren op [geboortedatum 3]) te zetten en een vuurwapen tegen zijn hoofd te zetten en/of met een vuurwapen op zijn hoofd te richten, en
- op [benadeelde 6] een vuurwapen te richten;
3.
hij op 28 december 2022 te Grootebroek tezamen en in vereniging met een ander meerdere pizza’s die aan Pizzeria Paradijs toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 8], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [benadeelde 8] tegen het lichaam te duwen en
- een vuurwapen te pakken en dit vuurwapen door te laden en
- dit vuurwapen op die [benadeelde 8] te richten en (daarbij) de woorden: Fuck you uit te spreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feiten 2 en 3
telkens: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Gelet daarop heeft zij gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen waarvan 253 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast dient aan de verdachte een taakstraf van 180 uren te worden opgelegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – gelet op het advies van de reclassering – verzocht bij een strafoplegging het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarnaast heeft hij verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte bij feit 2 niet meer heeft gedaan dan op de uitkijk staan, alsook met de proceshouding van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft verzocht te volstaan met een jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest van de verdachte in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf. De verdachte is bereid zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in een korte periode van ongeveer twee weken schuldig gemaakt aan een woninginbraak, een straatroof en een woningoverval. Op 16 december 2022 heeft hij samen met twee anderen een woninginbraak gepleegd. Twee dagen later, op 18 december 2022, heeft hij zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Daarbij zijn de verdachte en de mededaders met gezichtsbedekking en gewapend met een mes en een vuurwapen de woning binnengedrongen. In de woning bevond zich op dat moment een gezin, waaronder twee kinderen van destijds elf en veertien jaar oud, en een buurvrouw die toevallig op bezoek was. Tegen de slachtoffers is geweld gebruikt in de vorm van slaan, schoppen en/of duwen. Daarnaast is de moeder van het gezin bedreigd met een vuurwapen, evenals de elfjarige zoon, bij wie bovendien ook een mes tegen de keel is gezet. Op 28 december 2022 heeft de verdachte samen met een ander een pizzabezorger van zijn pizza’s beroofd, waarbij hij een vuurwapen heeft doorgeladen op het slachtoffer heeft gericht.
Door zo te handelen heeft de verdachte de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht. Met de woninginbraak heeft hij ook inbreuk gemaakt op de privacy en het gevoel van veiligheid in de eigen woning aangetast. Bij de overvallen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Met name de woningoverval waarbij wapens zijn meegenomen en daarmee zelfs tegen een kind is gedreigd, is een buitengewoon zwaar aan te rekenen strafbaar feit.
De rechtbank rekent het de verdachte en zijn mededaders zwaar aan dat zij kennelijk enkel hebben gedacht aan hun eigen financiële gewin en niet aan de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving als geheel.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 1 december 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 21 november 2025 en 1 december 2025. De reclassering schrijft daarin dat er op verschillende leefgebieden criminogene factoren aanwezig zijn. Daarbij wordt gewezen op het financiële motief dat zou hebben gespeeld, de invloed van alcohol en het sociale netwerk. De reclassering ziet de steun vanuit de familie van de verdachte als een beschermende factor. Dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis een betaalde baan heeft werkt recidive verlagend. Hij heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden, waarbij hij gedurende tien maanden elektronische monitoring heeft gehad. Ook heeft hij de gestelde doelen behaald, heeft hij zijn cognitieve vaardigheden verbeterd en is hij erin geslaagd zijn drugsgebruik onder controle te krijgen. Gelet op het voorgaande worden de risico’s op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden ingeschat als laag. In eerste instantie achtte de reclassering voortzetting van het reclasseringstoezicht en verdere gedragsinterventies niet geïndiceerd. Echter, vanwege recent gebleken risicogedrag heeft de reclassering een gewijzigd advies uitgebracht. Daarin veronderstelt de reclassering dat de verdachte nog steeds af en toe ondoordachte keuzes maakt, waarvan hij de gevolgen niet overziet, en adviseert zij onder meer verdiepingsonderzoek te laten uitvoeren, vanwege het vermoeden van een licht verstandelijke beperking. De reclassering acht het noodzakelijk om het justitiële traject te verlengen en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de volgende dadelijk uitvoerbaar te verklaren voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een gedragsinterventie gericht op middelengebruik;
  • ambulante behandeling;
  • ambulante begeleiding;
  • het volgen van onderwijs;
  • zich inspannen voor een dagbesteding;
  • meewerken aan middelencontrole.
Geen adolescentenstrafrecht
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat bij meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij zich omstandigheden voordoen die toepassing van het jeugdstrafrecht rechtvaardigen. De reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet – gelet op de persoon van de verdachte – echter onvoldoende aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat een pedagogische aanpak op dit moment nog steeds aan de orde en noodzakelijk is. De verdachte is niet schoolgaand, beschikt over betaald werk en hoewel hij thuiswonend is en actief deel uitmaakt van de ouderlijke huishouding, is niet gebleken dat dit samenleven binnen een pedagogische setting vorm krijgt. De rechtbank houdt in strafmatigende zin wel rekening met de relatief jeugdige leeftijd van de verdachte.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met het tijdsverloop in deze zaak. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
De verdachte is op 30 mei 2023 in verzekering gesteld. Hij kon er vanaf dat moment van uitgaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd. Die verwachting was gelet op de aard van de verdenking ook naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd. Omdat het eindvonnis op 18 december 2025 wordt gewezen en van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met zes en een halve maand. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Conclusie
De aard en ernst van de gepleegde strafbare feiten maken dat de rechtbank oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden vindt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden voor een woninginbraak, straatroof en woningoverval. Verder komt de rechtbank op grond van het advies van de reclassering tot het oordeel dat een voorwaardelijk strafdeel nodig is om door middel van bijzondere voorwaarden het recidiverisico verder terug te brengen. De rechtbank zal in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat de verdachte bijna tien maanden elektronische monitoring heeft gehad. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een groter deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen dan zonder die overschrijding aangewezen zou zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
40 maandenmoet worden opgelegd,
waarvan 24 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het volgen van onderwijs, te verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Beoordeling van de vorderingen
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, een woningoverval en een straatroof. Vijf benadeelden hebben tegen de verdachte vorderingen tot betaling van schadevergoeding ingediend, wegens schade die zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten zouden hebben geleden. Het gaat om de benadeelde partijen [benadeelde 1] (feit 1), [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (feit 2).
De rechtbank overweegt over deze vijf vorderingen het volgende.
7.1.1
Vordering van [benadeelde 1] (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 9.491,81 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit een geldbedrag van € 6.300,-, een gouden armband
(€ 1.647,81), een laptop (€ 219,-), een Playstation (€ 216,-), een gereedschapskist met inhoud (€ 159,-), etenswaren en voorraad (€ 300,-).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen voor de goederen waarvan zij bewezenverklaring heeft gevorderd en voor de overige goederen niet. Ten aanzien van de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de materiële schade moet worden afgewezen dat ziet op de goederen waarvoor de officier van justitie vrijspraak heeft gevorderd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze schade niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank overweegt hiertoe dat de vordering voldoende is onderbouwd. Op de zitting heeft [benadeelde 1] echter verklaard dat een deel van de gevorderde materiële schade, te weten € 5.000,-, reeds aan hem is uitgekeerd. De rechtbank concludeert dat de schade tot dat bedrag dus reeds is gedelgd. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 3.841,81 en voor het overige worden afgewezen.
De gestelde immateriële schade van € 650,- komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad over de vereisten om voor immateriële schadevergoeding in aanmerking te komen het geestelijk letsel onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade niet ontvankelijk in de vordering.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.841,81. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.2
Vordering van [benadeelde 2] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 2] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden wegens lichamelijk letsel en aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering enigszins gematigd moet worden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om, in plaats van de hoofdelijkheid, een percentage vast te stellen voor het aandeel van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon op andere wijze met voldoende concrete gegevens onderbouwen, zodat het bestaan van geestelijk letsel objectief kan worden vastgesteld. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen (Hoge Raad 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465).
Een dergelijk geval is naar het oordeel van de rechtbank hier aan de orde. Dit gezien het gewelddadig karakter van de woningoverval, waarbij de ouders met hun beide kinderen aanwezig waren en waarbij onder meer is gedreigd de zoon te vermoorden als de ouders geen geld geven en de elfjarige zoon daadwerkelijk met een mes en een vuurwapen is bedreigd. De benadeelde partij heeft niet alleen gevreesd voor zijn eigen leven, maar ook voor dat van zijn vrouw en kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de aantasting in de persoon zonder meer worden aangenomen. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.3
Vordering van [benadeelde 3] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 3] is door haar advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens lichamelijk letsel en immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering enigszins gematigd moet worden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om, in plaats van de hoofdelijkheid, een percentage vast te stellen voor het aandeel van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van wat zij hierboven onder 7.1.2 heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.4
Vordering van [benadeelde 4] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 4] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering enigszins gematigd moet worden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om, in plaats van de hoofdelijkheid, een percentage vast te stellen voor het aandeel van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Blijkens de bijlagen bij de vordering is bij de benadeelde partij die nog erg jong was, toen hij met zijn ouders en broertje slachtoffer werd van de gewelddadige woningoverval, door een psycholoog een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Daarmee is de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwd. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.1.5
Vordering van [benadeelde 5] (feit 2)
Namens de benadeelde partij [benadeelde 5] is door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b, BW die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en dat deze kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering enigszins gematigd moet worden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om, in plaats van de hoofdelijkheid, een percentage vast te stellen voor het aandeel van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij vergoeding van de immateriële schade toekomt op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Blijkens de bijlagen bij de vordering is bij de benadeelde partij die nog jong was, toen hij bij de woningoverval werd bedreigd met een mes en een vuurwapen, door een psycholoog een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Daarmee is de aantasting in de persoon met voldoende concrete gegevens onderbouwd. De rechtbank komt vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- billijk voor. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van het feit en de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Rotterdamse schaal. De benadeelde partij zal ten aanzien van het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering zal aldus worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022 over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
7.2
Veroordeling in de kosten van de benadeelde partijen
De verdachte wordt veroordeeld in de kosten die door of namens de benadeelde partijen zijn gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en die ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog zijn te maken.
7.3
Schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank ziet verder als gevolg van verdachtes handelen aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte de feiten samen met anderen heeft begaan. De rechtbank zal daarom voor zowel de vorderingen als de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen bepalen dat als de schadebedragen of een deel van de schadebedragen al door of namens de mededader aan de benadeelde partijen en/of de Staat zijn betaald, de verdachte in zoverre van die betalingsverplichtingen zal zijn bevrijd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 60a, 63, 311 en 312 van het Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
40 (veertig) maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 24 (vierentwintig) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich volgens afspraken meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op (terugvalpreventie van) verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • meewerkt aan diagnostiek en indien nodig behandeling bij een nader door de toezichthouder en in samenspraak met de gemeente aan te wijzen zorginstelling. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de behandelaar;
  • zich laat begeleiden door Bocadonya of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering in overleg met de gemeente. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, een opleiding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 1]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.841,81(zegge: drieduizend achthonderdeenenveertig euro en eenentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1], van een bedrag van
€ 3.841,81(zegge: drieduizend achthonderdeenenveertig euro en eenentachtig eurocent), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 48 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 3]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 5]
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2022;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 5], van een bedrag van
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro), en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast met een maximum duur van 60 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens (een van) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. E.L. Hoogstraate en mr. P.E. van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E.H. de Koning en mr. L. Verheul
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2025.