ECLI:NL:RBNHO:2025:1440

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
HAA 23/6215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Hoorn, waarbij de waarde van zijn woning voor het jaar 2023 op € 524.000 was vastgesteld. Eiser vond deze waarde te hoog en heeft bezwaar aangetekend, wat door de gemeente ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland. Tijdens de procedure heeft de gemeente een schikkingsaanbod gedaan, waarbij de waarde van de woning werd verlaagd naar € 453.000 en een proceskostenvergoeding van € 714,50 werd aangeboden. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.228,76, waarbij een wegingsfactor van 0,5 werd toegepast. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 februari 2025, en de rechtbank heeft de gemeente gelast om de vergoedingen te betalen op een bankrekening op naam van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6215

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D. van der Locht),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn , verweerder.

Inleiding

Verweerder heeft bij beschikking van 31 januari 2023 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld op € 524.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2023 bekendgemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de waarde van de woning gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Op 27 december 2023 heeft verweerder een schikkingsaanbod aan eiser gedaan. Verweerder heeft de waarde van de woning verminderd naar de door eiser voorgestane waarde van €453.000. Tevens heeft hij eiser een proceskostenvergoeding aangeboden van € 714,50.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens eiser [naam 2] , kantoorgenoot van de gemachtigde en mr. [naam 1] namens verweerder.

Overwegingen

1. Gegeven het door verweerder in de beroepsfase ingenomen standpunt ten aanzien van de waarde van de woning, kan het bestreden besluit niet in stand blijven en is het beroep in zoverre gegrond. Thans is nog in geschil de hoogte van de door verweerder aangeboden proceskostenvergoeding.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een wegingsfactor van 0,5 (licht) toegepast moet worden en komt tot het volgende voorstel: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift (€ 148), 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting (€ 148), 1 punt voor het indienen van het beroepschrift (€ 418,50) en vergoeding van het griffierecht (€ 50).
3. Eiser vindt dat een wegingsfactor van 1 (gemiddeld) toegepast moet worden en dat ook het door hem ingediende taxatierapport moet worden vergoed.
4. Anders dan eiser betoogt hanteert de rechtbank een wegingsfactor 0,5 (licht) omdat de waardering van woningen op grond van de Wet WOZ tot de categorie ‘licht’ behoort. De rechtbank vindt het belang van een reguliere WOZ-zaak namelijk beperkter en vindt dit soort zaken ook minder ingewikkeld dan een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak. Het belang en de ingewikkeldheid zijn de criteria die het gewicht van de zaak bepalen volgens de toelichting van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Nu het geschil zich enkel nog richt op de hoogte van de proceskostenvergoeding acht de rechtbank de zwaarte van de zaak voor de beroepsprocedure ‘zeer licht’ (0,25). De totale proceskosten bedragen alsdan €1.228,76 (2 punten voor de bezwaarfase met een waarde per punt van € 647 en een wegingsfactor 0,5. 2 punten voor de beroepsfase met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,25). Voorts dient verweerder het door eiser ingediende taxatierapport te vergoeden ten bedrage van € 128,26.
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard dient verweerder tevens het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden ten bedrage van € 50.
6. Op grond van artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ moeten de vergoedingen worden betaald op een bankrekening op naam van eiser.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot €453.000;
  • vermindert de aanslag onroerendezaakbelasting tot een berekend naar een waarde van €453.000;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.228,76 te betalen op een bankrekening op naam van eiser;
  • gelast verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden door dit bedrag te storten op een bankrekening op naam van eiser;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding
van de proceskosten en het griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking
van de uitspraak van de rechtbank, tot aan de dag van algehele voldoening. Hierbij wordt opgemerkt dat deze termijn niet eerder aanvangt dan vier weken nadat eiser zijn bankgegevens bekend heeft gemaakt bij verweerder.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.