In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Hoorn, waarbij de waarde van zijn woning voor het jaar 2023 op € 524.000 was vastgesteld. Eiser vond deze waarde te hoog en heeft bezwaar aangetekend, wat door de gemeente ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de Rechtbank Noord-Holland. Tijdens de procedure heeft de gemeente een schikkingsaanbod gedaan, waarbij de waarde van de woning werd verlaagd naar € 453.000 en een proceskostenvergoeding van € 714,50 werd aangeboden. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.228,76, waarbij een wegingsfactor van 0,5 werd toegepast. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 50. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 februari 2025, en de rechtbank heeft de gemeente gelast om de vergoedingen te betalen op een bankrekening op naam van eiser.