Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[bedrijf 1](onderdeel van
[bedrijf 2])
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 januari 2025 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de eisende partij, vertegenwoordigd door gemachtigde P. de Ruijter, en de gedaagde partijen, die niet zijn verschenen. De eisende partij heeft in een akte van 27 maart 2024 haar vordering nader toegelicht, waarbij zij stelde dat er geen sprake was van een oneerlijk kostenbeding. De kantonrechter heeft het kostenbeding beoordeeld in het licht van een eerder arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 november 2024. Hoewel het kostenbeding niet transparant was, oordeelde de kantonrechter dat het niet onredelijk bezwarend was. Het overeengekomen uurtarief van € 160,- exclusief btw werd als marktconform beschouwd.
De kantonrechter heeft echter een sanctie van 25% opgelegd, omdat het gebrek aan transparantie in het kostenbeding in strijd was met de goede trouw en de wettelijke bepalingen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de buitengerechtelijke incassokosten niet konden worden toegewezen, omdat de eisende partij geen beroep kon doen op de wettelijke regeling. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen, omdat deze over een te hoog bedrag was berekend. De gedaagde partijen werden in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, proceskosten en nakosten. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige vorderingen afgewezen.