ECLI:NL:RBNHO:2025:13723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2025
Publicatiedatum
26 november 2025
Zaaknummer
370182 en 371483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en inzage in administratie in kort geding tussen festivalorganisatoren

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben de eisers, TAF Valley B.V. en Allin Promotions B.V., een kort geding aangespannen tegen A-Venue Events B.V. en andere gedaagden. De eisers vorderen betaling van een bedrag van € 244.678,81, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van een samenwerkingsovereenkomst die partijen hebben gesloten voor de organisatie van vier festivaldagen. De eisers stellen dat A-Venue c.s. in gebreke zijn gebleven bij het voldoen aan hun betalingsverplichtingen, wat hen in een zorgwekkende financiële situatie heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er spoedeisend belang is bij de vordering, omdat de eisers ook aan hun eigen verplichtingen moeten voldoen en de financiële situatie van A-Venue zorgwekkend is.

In de procedure zijn verschillende producties ingediend, waaronder dagvaardingen en conclusies van antwoord. De rechtbank heeft de vorderingen van TAF c.s. in conventie gedeeltelijk toegewezen, waarbij A-Venue is veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 100.000,00. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid voor de gedaagden, omdat dit in dit stadium niet aan de orde is. In reconventie heeft A-Venue c.s. vorderingen ingesteld voor inzage in de administratie en andere verplichtingen, maar deze zijn afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de grotendeels in het ongelijk gestelde partij.

De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter op 21 november 2025, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat partijen constructief met elkaar in gesprek moeten gaan om tot een eindafrekening te komen over de gezamenlijke productie van de festivals.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in kort geding van 21 november 2025 in gevoegde zaken
met zaak- en rolnummer: C/15/370182 / KG ZA 25-626 (hierna: 370182) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
TAF VALLEY B.V.,
statutair gevestigd te Purmerend,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2.
ALLIN PROMOTIONS B.V.,
statutair gevestigd te Emmen,
eisende partijen in conventie,
verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: TAF c.s. en ieder afzonderlijk TAF Valley en Allin Promotions,
advocaat: mr. A.G. Moeijes,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
A-VENUE EVENTS B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2.
[gedaagde 2] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 1],
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: A-Venue c.s. en ieder afzonderlijk A-Venue, [gedaagde 2] en [gedaagde 3],
advocaat: mr. F. Blokhuis,
en
met zaak- en rolnummer: C/15/371483 / KG ZA 25-708 (hierna: 371483) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-VENUE EVENTS B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
eisende partij
hierna te noemen: A-Venue,
advocaat: mr. F. Blokhuis,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

1. [gedaagde 4] B.V.,

statutair gevestigd te [plaats 2],

2. [gedaagde 5],

wonende te [plaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 4] en [gedaagde 5],
advocaat: mr. A.G. Moeijes,

1.De procedure

In zaak 370182
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 oktober 2025 inclusief 13 producties van de zijde van TAF c.s.,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie inclusief 36 producties, ingediend op 5 november 2025, van de zijde van A-Venue c.s.,
- de nagekomen producties 14 tot en met 17, ingediend op 6 november 2025, van de zijde van TAF c.s.,
- de nagekomen producties 37 en 38, ingediend op 6 november 2025, van de zijde van A-Venue c.s.
- de akte wijziging eis van 6 november 2025, van de zijde van A-Venue c.s.
- de gecombineerde mondelinge behandeling van 7 november 2025, waarbij door beide partijen gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
In zaak 371483
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van 29 oktober 2025 waarin mr. Blokhuis, namens A-Venue, verzoekt onderhavige zaken te voegen, gelijktijdig te behandelen op de zitting van 7 november 2025, de spreektijd te verlengen en [gedaagden] op verkorte termijn te mogen dagvaarden,
- de toewijzing door de voorzieningenrechter van die verzoeken
- de dagvaarding van 30 oktober 2025 waarin verwezen wordt naar 13 producties van de zijde van A-Venue,
- de op 5 november 2025 ingediende producties 1 tot en met 13 van de zijde van A-Venue,
- de conclusie van antwoord zonder producties, ingediend op 6 november 2025, van de zijde van [gedaagden],
- de akte wijziging eis van 6 november 2025, van de zijde van A-Venue c.s.,
- de gecombineerde mondelinge van 7 november 2025, waarbij door beide partijen gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is in beide zaken vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen werken samen op het gebied van het organiseren van evenementen. Zij organiseren ieder jaar vier festivals in het recreatiegebied te Spaarnwoude. TAF Valley organiseert Dance Valley, Zin in de Zomer en R2 en A-Venue organiseert Latin Village. De bedoeling van de samenwerking is om gezamenlijk gebruik te maken van de basisfaciliteiten zoals podia, hekwerken, sanitair en overige voorzieningen. Allin Promotions heeft in 2024 en in 2025 deze inrichting van het terrein, hierna ook wel de productie genoemd, voor beide organisatoren verzorgd. [gedaagde 4] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Allin Promotions.
2.2.
A-Venue en TAF Valley zijn beide bestuurder en houden ieder 50% van de aandelen in Valley Village B.V. (hierna: Valley Village). Valley Village huurt twee weekenden per jaar het festivalterrein van het Recreatieschap Spaarnwoude (hierna: Recreatieschap). Daartoe is een addendum meerjaren gebruiksovereenkomst voor de jaren 2020 tot en met 2025 (hierna: addendum) gesloten met het Recreatieschap, die vanwege de Covid-19 pandemie is verlengd tot en met 2026 en overigens een intentieovereenkomst voor de vijf jaren daarna kent.
2.3.
In 2019 hebben TAF Valley, A-Venue en Valley Village een aandeelhoudersovereenkomst en een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De vennootschappen werden toen vertegenwoordigd door hun toenmalige (middellijk) bestuurders [betrokkene 1] (A-Venue) en [betrokkene 2] (TAF Valley). Zij hebben onder meer afgesproken dat de productie in goed onderling overleg zal plaatsvinden, dat partijen uiterlijk in de maand oktober een budget opstellen dat gezamenlijk goedgekeurd moet worden, dat TAF Valley de productiekosten in rekening gebracht krijgt en naar rato van het aantal festivaldagen daarvan een kwart aan A-Venue doorbelast en dat A-Venue verplicht is deze doorbelaste kosten binnen zeven dagen te betalen, zonder korting of compensatie.
2.4.
In 2023 heeft [gedaagde 5] via zijn beheervennootschap [gedaagde 4] de aandelen in TAF Valley overgenomen. [gedaagde 4] is ook haar enig bestuurder geworden. Vervolgens hebben A-Venue en [gedaagde 4] een aantal kernafspraken vastgelegd in het zogenoemde Deal memo 2023. Daarin werd onder andere afgesproken dat TAF Valley een transparante boekhouding voor de vennootschap zou voeren met een audit recht voor A-Venue.
2.5.
In 2024 heeft Allin Promotions de productie van de vier festivals verzorgd. Het goedgekeurde bedrag uit de begroting is daarbij aanzienlijk overschreden. In het najaar van 2024 zijn tussen partijen problemen ontstaan omdat betaling door A-Venue uitbleef en TAF Valley daarop de samenwerking voor 2025 opschortte.
2.6.
[gedaagde 3] heeft, in het kader van zijn wens de aandelen in A-Venue over te nemen, in maart 2025 een bedrag van € 185.000,00 aan TAF Valley betaald nadat is onderhandeld over het door A-Venue nog verschuldigde bedrag. Sinds juni 2025 is [gedaagde 3] via [gedaagde 2] bestuurder en enig aandeelhouder van A-Venue.
2.7.
In aanloop naar de editie van de festivals van dit jaar hebben TAF c.s. A-Venue c.s. in augustus 2025 in kort geding gedagvaard, omdat A-Venue de doorbelaste kosten op basis van de begroting voor de editie van 2025 niet betaalde. Bij vonnis van 8 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank A-Venue veroordeeld tot een voorschotbetaling van € 250.000. A-Venue heeft dat bedrag met drie deelbetalingen van tweemaal € 100.000 en eenmaal € 50.000 betaald op 9, 12 en 22 augustus 2025.
2.8.
De festivals van dit jaar vonden plaats op 9, 10, 16 en 17 augustus 2025. De totale productiekosten voor de vier festivaldagen bedroegen volgens Allin Promotions € 2.329.093,26 exclusief btw. Allin Promotions heeft een bedrag van € 635.250 (incl. btw) in rekening gebracht bij A-Venue. Daarbovenop heeft Allin Promotions een bedrag van € 60.500 (incl. btw) aan meerkosten in rekening gebracht bij A-Venue.
2.9.
A-Venue heeft, inclusief de betalingen van 9, 12 en 22 augustus 2025, een bedrag van € 422.031,19 betaald.

3.Het geschil

In zaak 370182
3.1.
TAF c.s. vorderen – na vermindering van eis – veroordeling van A-Venue c.s. tot betaling van € 244.678,81, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Daarnaast vorderen TAF c.s. betaling door A-Venue c.s. van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 3.143,59 en veroordeling van A-Venue c.s. in de proceskosten.
3.2.
TAF c.s. gronden hun vordering op de tussen partijen gesloten samenwerkingsovereenkomst. Op basis daarvan is in oktober een begroting opgesteld en goedgekeurd voor de productie van vier festivaldagen. Een kwart van de totale productiekosten komen voor rekening van A-Venue, die op grond van artikel 4.2. van de samenwerkingsovereenkomst is gehouden om facturen binnen zeven dagen na ontvangst te betalen zonder toepassing van korting of compensatie. Volgens TAF c.s. hebben zij spoedeisend belang bij betaling door A-Venue, omdat Allin Promotions ook aan haar (betalings)verplichtingen moet voldoen, de financiële situatie van A-Venue zorgwekkend is in verband met een negatief eigen vermogen en aanzienlijke kortlopende schulden en de inkomsten van A-Venue nu grotendeels zijn weggevallen omdat het festivalseizoen ten einde is. Zij genereert pas weer inkomsten wanneer de kaartverkoop voor de editie 2026 start. Volgens TAF c.s. zijn tevens [gedaagde 2] als bestuurder en [gedaagde 3] in persoon aansprakelijk. Omdat A-Venue ook na herhaalde betalingsverzoeken niet tot betaling overgaat, moet worden aangenomen dat [gedaagde 3] als (middellijk) bestuurder van A-Venue zijn zorgplicht heeft geschonden en hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.3.
A-Venue c.s. voeren verweer en concluderen – na wijziging van eis – voor eis in reconventie dat de voorzieningenrechter:
I. Allin Promotions veroordeelt tot betaling aan [gedaagde 3] van € 150.000, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
II. TAF c.s. ieder voor zich gebiedt om inzage en kopieën te geven van de complete administratie van de gezamenlijke productie 2025 door bepaalde stukken af te geven en om steeds binnen 96 uur inhoudelijk antwoord te geven op vragen die verband houden met facturen van de gezamenlijke productie 2025,
III. Allin Promotions veroordeelt om volledige inzage te geven aan A-Venue in de ticketverkoop voor de festivals in 2024 en 2025,
IV. TAF Valley gebiedt om te onderhandelen over de samenwerkingsovereenkomst, wat inhoudt dat zij (a) wekelijks op een door [gedaagde 4] aan te geven werkdag minimaal drie uur tijdens kantooruren beschikbaar is voor de onderhandelingen en (b) steeds binnen vijf werkdagen reageert op een schriftelijk voorstel of reactie van A-Venue,
V. bepaalt dat Allin Promotions een dwangsom van € 5.000 verbeurt voor iedere dag dat zij nalaat te voldoen aan het onder II, III of IV genoemde,
VI. TAF c.s. hoofdelijk in de proceskosten veroordeelt.
3.4.
A-Venue c.s. voeren aan dat de administratie van Allin Promotions (althans [gedaagde 5] via zijn vennootschappen) gebrekkig is, dat sprake is van foutieve doorbelastingen aan A-Venue en sprake is van herhaalde budgetoverschrijdingen. Allin Promotions stuurt door haarzelf opgestelde facturen die niet zijn onderbouwd met achterliggende facturen van leveranciers. Ook worden kosten doorbelast aan A-Venue die niet voor haar rekening moeten komen. Deze facturen worden vervolgens zonder inhoudelijke toelichting of onderbouwende stukken als opeisbaar aan A-Venue gepresenteerd. Volgens A-Venue is een onafhankelijke controle en transparantie van de financiële afwikkeling vereist om tot een eerlijke verdeling van de kosten en risico’s te komen. A-Venue c.s. betwisten dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in persoon als bestuurder van A-Venue aansprakelijk zijn. Volgens A-Venue c.s. maakt het gegeven dat zij een deel van de facturen ter discussie stelt niet dat sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. Daarbij zijn alle niet betwiste facturen al aan de leveranciers betaald. Bovendien heeft [gedaagde 3] herhaaldelijk aangeboden om zich borg te stellen, maar dat aanbod hebben TAF c.s. steeds afgewezen.
In zaak 371483
3.5.
A-Venue vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter:
I. [gedaagde 4] en [gedaagde 5] gebiedt om inzage en kopieën te geven van de complete administratie van de gezamenlijke productie 2025 door bepaalde stukken te af te geven. En [gedaagde 5] en [gedaagde 4] gebiedt om steeds binnen 96 uur inhoudelijk antwoord te geven op vragen die verband houden met facturen van de gezamenlijke productie 2025,
II. bepaalt dat [gedaagden] een dwangsom van € 2.500 verbeuren voor iedere dag dat zij nalaat te voldoen aan het onder I genoemde,
III. [gedaagden] gebiedt om te onderhandelen over de samenwerkingsovereenkomst, wat inhoudt dat zij (a) wekelijks op een door [gedaagde 4] aan te geven werkdag minimaal drie uur tijdens kantooruren beschikbaar is voor de onderhandelingen en (b) steeds binnen vijf werkdagen reageert op een schriftelijk voorstel of reactie van A-Venue, op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor iedere keer dat [gedaagden] hieraan niet voldoen,
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om volledige inzage te geven aan A-Venue in de ticketverkoop voor de festivals in 2024 en 2025, op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat [gedaagden] hieraan niet voldoen,
V. [gedaagde 5] veroordeelt om zijn handtekening te zetten onder het addendum van het Recreatieschap d.d. 19 juni 2025, op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag dat [gedaagde 5] hieraan niet voldoet,
VI. [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten veroordeelt.
3.6.
A-Venue legt aan haar vorderingen ten grondslag dat deze gebaseerd zijn op de afspraken tussen partijen in het Deal memo uit november 2023. Daarin is bepaald dat [gedaagde 5], TAF Valley en A-Venue binnen twee maanden na ondertekening van het Deal memo een aanvulling op de aandeelhoudersovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst te goeder trouw zullen uitonderhandelen. Ook spraken partijen daarin af dat als kernafspraak zou worden uitgewerkt en vastgelegd dat [gedaagde 5] instaat voor nakoming van de afspraken door TAF Valley, tot het moment dat TAF Valley zichzelf door ondertekening van de aandeelhoudersovereenkomst aan die afspraken verbindt.
Daarnaast vordert A-Venue op grond van artikel 194, dan wel artikel 195a Wetboek van Rechtsvordering (Rv) inzage in de administratie van [gedaagde 5] (althans de vennootschap die de administratie voert) met betrekking tot de gezamenlijke productie 2025.
3.7.
[gedaagden] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van A-Venue, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van A-Venue in de (integrale) proceskosten, waarbij [gedaagden] hun advocaatkosten ramen op € 15.000 excl. btw.
3.8.
[gedaagden] voeren als meest verstrekkend verweer aan dat A-Venue niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij onder I en II afgifte vordert van stukken die niet in het bezit zijn van [gedaagden], maar in bezit zijn van Allin Promotions. De evenementen en de administratie daarvan vallen immers onder het beheer van Allin Promotions en dat blijkt uit het gegeven dat de facturen steeds Allin Promotions als debiteur vermelden. [gedaagden] is geen partij bij het Deal memo uit 2023 en dus kan zij niet worden veroordeeld tot het onderhandelen over een aanvulling op de samenwerkingsovereenkomst. Daarbij hebben [gedaagden] ook niets te maken met de ticketverkoop, zodat ook die vorderingen tegen de verkeerde partij zijn ingesteld.
Voor zover het niet-ontvankelijkheidsverweer niet slaagt, voeren [gedaagden] aan dat A-Venue [gedaagden] rauwelijks, zonder voorgaande ingebrekestelling, heeft gedagvaard, het spoedeisend belang ontbreekt omdat A-Venue nu pas (in 2025) nakoming vordert op basis van het Deal memo uit 2023 en tot slot A-Venue bewust de producties bij de dagvaarding niet tijdig heeft ingediend.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In zaak 370182
In conventie
4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de voorzieningenrechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat TAF c.s. voldoende spoedeisend belang bij beoordeling van hun vorderingen hebben. Gesteld is dat zij ook aan hun (betalings)verplichtingen moeten voldoen omdat de contractspartijen die ook voor de festivals in 2026 nodig zijn, anders hun medewerking niet meer gaan verlenen. A-Venue is er kennelijk zelf van overtuigd dat TAF c.s. liquiditeitsproblemen hebben, want zij wijst op het restitutierisico bij een eventuele veroordeling, gelet op de grote schulden van TAF, blijkend uit haar jaarrekening over 2023.
A-Venue moet een bedrag aan TAF Valley betalen
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat A-Venue nog een bedrag aan TAF Valley moet betalen en legt dat hieronder uit.
4.4.
TAF c.s. maken aanspraak op betaling door A-Venue c.s. van 25% van de totale productiekosten van de gezamenlijke productie van de evenementen editie 2025. Volgens TAF c.s. bedragen de kosten van de gezamenlijke productie € 2.329.093,26 (excl. btw). Daarvan bedraagt het aandeel van A-Venue c.s. een kwart, omdat zij één van de vier festivaldagen organiseert, zijnde een bedrag van € 582.273 (excl. btw). Allin Promotions heeft op 1 september 2025 een bedrag van € 635.250 (incl. btw) bij A-Venue in rekening gebracht, zodat ook na aftrek van de reeds betaalde bedragen een aanzienlijke vordering overblijft. Daarbovenop heeft Allin Promotions eveneens op 1 september 2025 een bedrag van € 60.500 (incl. btw) aan meerkosten bij A-Venue in rekening gebracht. In totaal hebben TAF c.s. dus een bedrag van € 695.750 (incl. btw) bij A-Venue in rekening gebracht. Daarvan staat onbetwist vast dat A-Venue al een bedrag van € 422.031,19 heeft betaald, zodat nog € 273.718,81 zou resteren. Ter zitting hebben TAF c.s. daarop nog € 29.040 in mindering gebracht, omdat A-Venue erop had gewezen dat de door haar betaalde facturen van Buko gezamenlijke kosten bedragen; een deel daarvan wordt erkend door TAF c.s. Na eisvermindering staat, volgens TAF c.s., dus nog een bedrag van € 244.678,81 open.
4.5.
Over het bedrag dat aanvankelijk is gevorderd heeft A-Venue op onderdelen terechte kritiek geuit, wat ook heeft geleid tot een eisvermindering ter zitting. Daar staat tegenover dat er op 15 augustus 2025 overleg tussen partijen is geweest over meerkosten aan de hand van een Excel-sheet, waarin per post de meerkosten zijn gemeld (in totaal ruim € 250.000), en dat [gedaagde 3] vervolgens meerkosten heeft erkend. [gedaagde 3] schrijft in zijn e-mail van 16 augustus 2025 dat de meerkosten in een constructief gesprek aandachtig zijn doorgenomen en dat hij ervan uitgaat dat de
budgetoverschrijvinginclusief de meevallers neerkomt op een bedrag van € 130.000. Ook schrijft hij dat zoals is afgesproken de meerkosten, met aftrek van de meevallers, evenredig verdeeld zullen worden.
Dat betekent dat [gedaagde 3] op dat moment in ieder geval rekende op een bedrag € 32.500 aan meerkosten (25% van € 130.000) voor A-Venue, bovenop haar vierde deel in de goedgekeurde begroting van € 2.100.000 exclusief btw. Ter zitting heeft [gedaagde 3] benadrukt dat hij op dat moment met zijn rug tegen de muur stond, omdat Latin Village een dag later door moest gaan. Daar is in de tekst van zijn bericht echter niets over te lezen: hij dankt voor de toelichting en noemt het overleg “constructief” en “zeer zeker nuttig”, en schrijft dat de besproken punten “aandachtig” zijn doorgenomen; dat wijst niet op een situatie waarin [gedaagde 3] de meerkosten door de strot zijn geduwd. Wel vraagt hij ook om een overzicht van de meevallers, zodra dat kan. Vaststaat dat het overzicht van de meevallers ten tijde van de zitting nog niet was verstrekt.
4.6.
Wel zijn op 18 september 2025 alle facturen gedeeld met A-Venue. Het totaal daarvan, inclusief de meerkosten, is € 2.329.093,26 exclusief btw. A-Venue heeft een overzicht in het geding gebracht van facturen die volgens haar nog besproken moeten worden, dat optelt tot € 2.218.960,53. Tegen de achtergrond van de bespreking op 15 augustus 2025 en de inhoud van de e-mail van [gedaagde 3] van een dag later, is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ondenkbaar dat naderhand over ongeveer alles toch nog een substantieel dispuut zou bestaan. A-Venue heeft er daarnaast op gewezen dat zij voor diverse diensten die in de begroting vallen, zelf facturen heeft ontvangen en betaald, waarvan een gedeelte slechts voor een kwart door haar gedragen zou moeten worden; naar aanleiding daarvan heeft TAF c.s. haar vordering deels verminderd, maar overigens heeft zij gemotiveerd weersproken dat het daarbij ging om gezamenlijk te dragen kosten. Het voert in kort geding te ver om daar uitgebreid op in te gaan; voor bewijslevering is hier nu eenmaal geen plaats. Duidelijk is wel dat partijen daar een normaal overleg met elkaar over moeten hebben. Voor TAF c.s. moet duidelijk zijn dat A-Venue kritisch naar de facturen mag kijken in het kader van de eindafrekening: er is haar zelfs een auditrecht toegekend ter zake van de “
transparante boekhouding (…) waarbij naar waarheid alle kortingen, kick backs en vergelijkbare voordelen zijn verwerkt”. A-Venue kan worden toegegeven dat een goedgekeurde begroting niet automatisch leidt tot een betalingsverplichting: de kosten moeten wel daadwerkelijk zijn gemaakt en als gezamenlijke kosten aangemerkt kunnen worden. De voorzieningenrechter roept partijen op opnieuw constructief met elkaar in gesprek te gaan om te komen tot een eindafrekening over 2025, ook met het oog op de benodigde goede samenwerking in 2026 en eventueel de jaren daarna. TAF c.s. houden dat overleg ten onrechte vooralsnog af, omdat A-Venue “
eerst maar eens een tonnetje moet betalen voor er verder wordt gesproken”. Het ligt niet alleen voor de hand om op een normale manier met elkaar in overleg te gaan om te bezien waarover in elk geval geen onduidelijkheid bestaat, waarna de resterende geschilpunten kunnen worden uitgediept; partijen zijn dat tegenover elkaar verplicht in het kader van artikel 2:8 BW en hun beider aandeelhouderschap in Valley Village. Gelet echter op de enorme discrepantie tussen hetgeen A-Venue heeft betaald en het totaalbedrag van de ook door haar goedgekeurde begroting, de ingediende facturen en de door A-Venue geaccepteerde uitleg over de meerkosten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ook in aanmerking genomen dat er op punten meevallers/kick backs zullen zijn, voorshands voldoende aannemelijk is dat A-Venue onderaan de streep in ieder geval nog minimaal € 100.000 moet betalen aan TAF c.s., zodat dat bedrag zonder twijfel als voorschotbetaling kan worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente wijst de voorzieningenrechter in dit stadium af, omdat het hier nog gaat om een voorschotbetaling.
Geen bestuurdersaansprakelijkheid
4.7.
Dat [gedaagde 3] via zijn beheervennootschap als bestuurder van A-Venue aansprakelijk zou zijn en hem een persoonlijk ernstig verwijt zou kunnen worden gemaakt, zoals TAF c.s. stellen, volgt de voorzieningenrechter niet. De voorzieningenrechter ziet geen reden om de bestuurders van A-Venue hoofdelijk tot betaling te veroordelen, omdat bestuurdersaansprakelijkheid in dit stadium niet aan de orde is. Pas als A-Venue een vastgestelde vordering niet zou betalen, dan wordt die discussie eventueel relevant.
4.8.
Dat betekent dat de voorzieningenrechter alleen A-Venue tot een (voorschot)betaling van € 100.000 zal veroordelen.
4.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 3.143,59 wijst de voorzieningenrechter af, omdat [gedaagde 5] ter zitting heeft verklaard dat hij het met de voorzieningenrechter zelf ook de normale gang van zaken vindt als partijen eerst met elkaar om de tafel gaan om de eindafrekening op factuurniveau met elkaar te bespreken als daarover discussie bestaat. Dat dat (nog) niet is gebeurd, is te wijten aan TAF c.s., omdat ten onrechte de eis werd gesteld “
eerst maar eens een tonnetje te betalen”.
Proceskosten (in conventie)
4.10.
A-Venue is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TAF c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
126,11
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.272,11
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
Terugbetaling van € 150.000
4.12.
A-Venue c.s. vorderen in reconventie (terug)betaling van € 150.000. A-Venue c.s. stellen dat zij bij brief van 29 oktober 2025 de overeenkomst tussen partijen van 18 maart 2025 gedeeltelijk hebben ontbonden. Volgens A-Venue c.s. was onderdeel van die overeenkomst, waarbij [gedaagde 3] € 185.000 betaalde aan TAF Valley ten behoeve van Allin Promotions, [gedaagde 5] (i) zijn handtekening zou zetten onder het addendum van het Recreatieschap, (ii) de planvorming zou aanleveren, (iii) het budget en alles wat daarmee samenhangt besproken zou worden, (iv) [gedaagde 3] zou informeren over alle voor A-Venue relevante zaken met betrekking tot de productie, (v) de bestaande afspraken uit de aandeelhoudersovereenkomst, het Deal memo en samenwerkingsovereenkomst in stand blijven, waarbij [gedaagde 3] wees op kernbepalingen die nagekomen moeten worden, (vi) de overeenkomst met [betrokkene 1] als ontbonden geldt, en (vii) de discussie over de facturen van 2024 hiermee is afgewikkeld. Volgens A-Venue c.s. heeft [gedaagde 5] niet aan zijn verplichtingen voldaan. Zo heeft [gedaagde 5] onder meer, na de aandelenoverdracht, consequent geweigerd het addendum van het Recreatieschap voor de huur van het festivalterrein te ondertekenen, heeft hij geweigerd inzage in de administratie te geven en heeft hij geweigerd vragen van A-Venue bij doorbelaste facturen te beantwoorden. Omdat A-Venue c.s. van het betaalde bedrag aan de hand van de facturen van 2024 slechts € 35.000 erkende verschuldigd te zijn aan Allin Promotions en de rest als investering in de samenwerking zag, vordert A-Venue c.s. nu terugbetaling van € 150.000 van Allin op grond van (gedeeltelijke) ontbinding.
4.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst van 18 maart 2025 in kort geding niet slaagt. A-Venue c.s. hebben naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gesteld dat [gedaagde 5] tot ondertekening van het addendum met het Recreatieschap gehouden was na betaling door [gedaagde 3] van € 185.000, laat staan dat A-Venue c.s. voldoende hebben gesteld dat door niet-nakoming van die verplichting door [gedaagde 5] een grond voor ontbinding bestaat, gelet op het gemotiveerde verweer dat het totaalbedrag een nabetaling was van het door A-Venue verschuldigde deel van de productiekosten van de festivals in 2024 (en nog afgezien van de vraag welke partij dan zou moeten worden veroordeeld, Allin Promotions of TAF Valley).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt het wel voor de hand dat [gedaagde 5] het addendum met het Recreatieschap ondertekent, maar de weigering van [gedaagde 5] het addendum te tekenen biedt gelet op het voorgaande geen grond voor ontbinding van de overeenkomst van 18 maart 2025. Dat betekent dat de voorzieningenrechter de vordering onder I van A-Venue afwijst.
Inzage in en kopieën van stukken
4.14.
A-Venue c.s. vorderen dat TAF c.s. inzage geven en kopieën verstrekken van de administratie van de gezamenlijke productie 2025. Weliswaar hebben A-Venue c.s. niet buiten rechte uitdrukkelijk een beroep gedaan op het auditrecht over de boekhouding dat is vastgelegd in artikel 3 van het Deal memo 2023, zij hebben wel veelvuldig vragen gesteld aan de hand van aan A-Venue doorbelaste kosten en gevraagd om inzage in de administratie van TAF c.s. Daarbij hebben A-Venue c.s. in dit geding ook gewezen op het ontbreken van een overzichtelijke administratie, die op grond van de afspraken transparant zou moeten zijn. Mede gelet op de door TAF c.s. geuite bereidheid om mee te werken aan een audit, wijst de voorzieningenrechter de vordering onder II in zoverre toe dat de onder c en f genoemde stukken door hen verstrekt zullen moeten worden. De overige onderdelen zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ofwel niet voldoende bepaald, ofwel hebben A-Venue c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt wat hun belang bij die stukken is.
4.15.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als hieronder bepaald.
Inzage ticketverkoop
4.16.
A-Venue c.s. vorderen vervolgens volledige inzage in de ticketverkoop door Allin Promotions van het aantal verkochte kaarten voor de festivals: Dance Valley, Zin in de Zomer en R2 in 2024 en 2025. Volgens A-Venue c.s. heeft zij belang bij inzage, zodat bepaald kan worden of de festivals geëvalueerd moeten worden met het Recreatieschap.
4.17.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat A-Venue c.s. hun (spoedeisend) belang bij inzage in de ticketverkoop onvoldoende hebben onderbouwd, temeer omdat door Allin Promotions is aangeboden inzage in de ticketverkoop te verstrekken na ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door A-Venue. Dat aanbod is ter zitting herhaald door de advocaat van Allin Promotions, waarbij ook is gezegd dat de gestelde boete op overtreding van de geheimhoudingsverklaring naar beneden bijgesteld kan worden. De voorzieningenrechter wijst de vordering onder III. daarom af.
Dooronderhandelen over de samenwerkingsovereenkomst
4.18.
A-Venue c.s. stellen dat [gedaagde 5] zich niet houdt aan de afspraken in de aandeelhoudersovereenkomst, de samenwerkingsovereenkomst en het Deal memo 2023. Volgens A-Venue c.s. was [gedaagde 4] tijdens de onderhandelingen van het Deal memo nog geen aandeelhouder of partij bij de overeenkomsten. Daarom werd overeengekomen dat [gedaagde 4] in zou staan voor nakoming van de afspraken door TAF Valley, tot het moment dat TAF Valley zichzelf verbindt aan de afspraken. In het Deal memo werd afgesproken om afspraken uit te werken, maar de onderhandelingen over de aanvulling op de aandeelhoudersovereenkomst en de samenwerkingsovereenkomst zijn nooit gevoerd.
4.19.
De gemaakte afspraak om door te onderhandelen en de aandeelhouders- en samenwerkingsovereenkomst aan te vullen, volgt uit het Deal memo uit 2023. Zonder toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien waarom A-Venue c.s. nu twee jaar later spoedeisend belang hebben bij beoordeling van voornoemde vordering, nog daargelaten dat niet gesteld en (voorshands) niet gebleken is dat A-Venue c.s. TAF Valley in gebreke heeft gesteld voor niet-nakoming van deze afspraak uit het Deal memo 2023. De voorzieningenrechter wijst deze vordering onder IV daarom af.
Proceskosten (in reconventie)
4.20.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In zaak 371483
Inzage en kopieën van stukken
4.21.
A-Venue heeft eenzelfde vordering tot het verstrekken van inzage in de administratie van de gezamenlijke productie 2025 ingesteld tegen [gedaagde 5] en [gedaagde 4], als zij heeft gedaan tegen TAF c.s. in de hierboven beoordeelde (gevoegde) zaak. De voorzieningenrechter heeft die vordering tot het verstrekken van kopieën toegewezen met betrekking tot de stukken genoemd onder c en f van de vordering. Dat betekent dat A-Venue geen belang meer heeft bij toewijzing van de vordering tegenover [gedaagde 5] dan wel [gedaagde 4], nog daargelaten dat voorshands niet gebleken is dat zij over de gevraagde administratie beschikken. De voorzieningenrechter wijst deze vordering, alsmede de gevorderde dwangsom daarop daarom af.
Door onderhandelen over de samenwerkingsovereenkomst
4.22.
A-Venue heeft ook eenzelfde vordering tot het door onderhandelen over de samenwerkingsovereenkomst ingesteld tegen [gedaagde 5] en [gedaagde 4]. In de hierboven beoordeelde zaak overwoog de voorzieningenrechter ten aanzien van die vordering dat de gemaakte afspraak om door te onderhandelen en de aandeelhouders- en samenwerkingsovereenkomst aan te vullen, volgt uit het Deal memo uit 2023 en dat zonder toelichting niet valt in te zien wat het spoedeisend belang is van A-Venue bij die vordering. Daarbij is ook niet gesteld en voorshands niet gebleken dat A-Venue [gedaagde 5] en/of [gedaagde 4] in gebreke heeft gesteld voor niet-nakoming van deze afspraak. De voorzieningenrechter wijst dan ook deze vordering gericht tegen [gedaagde 5] dan wel [gedaagde 4] af.
Inzage ticketverkoop
4.23.
Ten aanzien van de vordering tot inzage in de ticketverkoop is de voorzieningenrechter van oordeel, in lijn met de hierboven beoordeelde zaak tegen TAF c.s., dat A-Venue haar (spoedeisend) belang bij inzage in de ticketverkoop onvoldoende heeft onderbouwd. Dat geldt ook voor haar vordering gericht tegen [gedaagde 5] en [gedaagde 4], temeer omdat door Allin Promotions, een andere vennootschap van [gedaagde 5], is aangeboden inzage in de ticketverkoop te verstrekken na ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door A-Venue. Dat aanbod is ter zitting herhaald door de advocaat van Allin Promotions, waarbij ook is gezegd dat de gestelde boete op overtreding van de geheimhoudingsverklaring naar beneden bijgesteld kan worden. De voorzieningenrechter wijst daarom ook deze vordering gericht tegen [gedaagde 5] en [gedaagde 4] af.
Ondertekenen addendum
4.24.
A-Venue vordert tot slot dat [gedaagde 5] wordt veroordeeld tot het ondertekenen van het addendum van het Recreatieschap met betrekking tot de verhuur van het festivalterrein. Het Recreatieschap vereist ondertekening door [gedaagde 5] als bestuurder van [gedaagde 4], omdat [gedaagde 4] sinds 2023 de aandelen in TAF Valley houdt en die vennootschap op haar beurt samen met A-Venue een gelijkelijk belang in Valley Village houden.
4.25.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze vordering niet kan worden toegewezen. A-Venue vraagt immers veroordeling van [gedaagde 5] tot het tekenen van het addendum; niet is gevorderd dat [gedaagde 5] tekent
in zijn hoedanigheid van (middellijk) bestuurdervan TAF Valley. Vast staat dat zowel A-Venue als TAF Valley een belang hebben van 50% in Valley Village en dat Valley Village de partij is bij de overeenkomst met het Recreatieschap, waarvan de bestuurders het addendum dienen te tekenen. De redelijkheid en billijkheid vergt wel dat [gedaagde 5] in hoedanigheid van (middellijk) bestuurder van TAF Valley de overeenkomst met het Recreatieschap tekent.
4.26.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter ook deze vordering, onder V, afwijst.
Proceskosten
4.27.
A-Venue is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In zaak 370182
In conventie
5.1.
veroordeelt A-Venue tot betaling aan TAF c.s. van een bedrag van € 100.000,00,
5.2.
veroordeelt A-Venue in de proceskosten van € 8.272,11, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als A-Venue niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt A-Venue tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
In reconventie
5.4.
gebiedt TAF c.s. om binnen een termijn van een week na betekening van dit vonnis inzage in en kopieën te verstrekken, via een permanent beschikbare cloudomgeving, in de complete administratie van de gezamenlijke productie 2025, door overlegging van:
- alle facturen die zien op de gezamenlijke productie 2025, inclusief voorschotfacturen en creditfacturen,
- een overzicht van de ontvangen sponsorgelden, inclusief sponsoring in natura, al dan niet aangeduid als activaties,
5.5.
gebiedt TAF c.s. om steeds binnen zeven dagen inhoudelijk antwoord te (laten) geven op vragen die verband houden met facturen die zien op de gezamenlijke productie,
5.6.
veroordeelt TAF c.s. tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00 voor ieder dag dat TAF c.s. niet voldoen aan de onder 5.4 en 5.5 genoemde veroordelingen,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
In conventie en in reconventie
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In zaak 371483
5.10.
wijst de vorderingen af,
5.11.
veroordeelt A-Venue in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als A-Venue niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.12.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2025.