In deze zaak heeft de stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: Achmea) een vordering ingesteld tegen de buitenlandse vennootschap Turkish Airlines (hierna: de vervoerder) wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vlucht, die op 3 december 2021 van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul zou vertrekken, werd geannuleerd door de vervoerder, die aanvoerde dat dit het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Istanbul. Achmea betwistte deze claim en stelde dat de vervoerder geen vluchtrapport had overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de annulering daadwerkelijk door de weersomstandigheden was veroorzaakt of dat er andere redenen waren voor de annulering.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de vervoerder niet had aangetoond dat alle redelijke maatregelen waren genomen om de vlucht uit te voeren, en dat de annulering niet gerechtvaardigd was. Daarom werd de vordering van Achmea grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, tot een totaalbedrag van € 945,20. De vervoerder werd ook veroordeeld in de proceskosten en nakosten, met rente vanaf de datum van betekening van het vonnis.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering door vervoerders in gevallen van vluchtannuleringen en de rechten van passagiers op compensatie onder de Europese regelgeving.