ECLI:NL:RBNHO:2025:13253

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
15.009193.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verkeersongeluk door gebruik van mobiele telefoon

Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 oktober 2022 betrokken was bij een verkeersongeval op de A9 te Uitgeest. De verdachte, bestuurder van een bestelauto van het merk Iveco, heeft tijdens het rijden handelingen verricht met zijn mobiele telefoon, waaronder het versturen van berichten via WhatsApp. Hierdoor heeft hij een file op de uitvoegstrook niet opgemerkt en is hij met hoge snelheid achterop een stilstaande Toyota gebotst, gevolgd door een aanrijding met een Mercedes-Benz en een Volkswagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee slachtoffers en een hersenschudding voor een derde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos heeft gereden, wat een ernstige schending van de verkeersregels inhoudt. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De uitspraak volgde na een langdurig proces, waarbij de verdachte zijn rijbewijs al geruime tijd had terugontvangen en zijn rijgedrag niet eerder ter discussie was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.009193.24 (P)
Uitspraakdatum: 14 november 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 oktober 2025 en 4 november 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.V. Dam en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Uitgeest als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, merk Iveco), daarmede rijdende over de weg, de A9,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet de nodige voorzichtigheid te betrachten en/of onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- (tijdens het rijden) met een mobiele telefoon te whatsappen en/of te bellen en/of die mobiele telefoon op andere wijze te bedienen (terwijl hij deze in zijn hand had) en/of
- met een niet toegestane en/of gezien de wegsituatie/verkeerssituatie onverantwoord hoge snelheid te rijden en/of zijn (hoge) snelheid niet aan te passen aan de overige aanwezige verkeersdeelnemers, te weten een of meerdere voor hem, op de afrit van de A9, stilstaande auto’s en/of
- gezien de wegsituatie/verkeerssituatie niet of onvoldoende afstand op zijn voorganger(s) te houden en/of tegen een of meerdere voor hem stilstaande personenauto’s (merken Toyota en/of Mercedes-Benz) te botsen en/of een kettingbotsing met een of meerdere personenauto’s (merken Toyota, Mercedes-Benz en/of Volkswagen) te veroorzaken,
waardoor aan de bestuurder van die Toyota (te weten [slachtoffer 1]) en die Mercedes-Benz (te weten [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel (te weten aan [slachtoffer 1] fors hoofd- en hersenletsel en aan [slachtoffer 2] elleboog-, schouder- en/of
nekletsel), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2022 te Uitgeest als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Iveco), daarmee rijdende op de weg, de A9,
- niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- (tijdens het rijden) met een mobiele telefoon heeft gewhatsappt en/of gebeld en/of die mobiele telefoon op andere wijze heeft bediend (terwijl hij deze in zijn hand had) en/of
- met een niet toegestane en/of gezien de wegsituatie/verkeerssituatie onverantwoord hoge snelheid heeft gereden en/of zijn (hoge) snelheid niet aan heeft gepast aan de overige aanwezige verkeersdeelnemers, te weten een of meerdere voor hem, op de afrit van de A9, stilstaande auto’s en/of
- gezien de wegsituatie/verkeerssituatie niet of onvoldoende afstand op zijn voorganger(s) heeft gehouden en/of tegen een of meerdere voor hem stilstaande personenauto’s (merken Toyota (met bestuurder [slachtoffer 1]) en Mercedes-Benz (met bestuurder [slachtoffer 2]) is gebotst en/of een kettingbotsing met een of meerdere personenauto’s (merken Toyota, Mercedes-Benz en Volkswagen (met bestuurder [slachtoffer 3]) heeft veroorzaakt,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. De gedragingen van de verdachte kunnen volgens de officier van justitie worden aangemerkt als het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Dit verkeersgedrag kan worden aangemerkt als overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) en daarmee kan, gelet op artikel 175, tweede lid, WVW, worden bewezen dat de verdachte de zwaarste mate van schuld aan het verkeersongeval heeft gehad, te weten roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW.
Hiermee heeft de verdachte zich, gelet op het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 3], ook schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg als bedoeld in artikel 5 WVW.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte een black-out heeft gehad, waardoor er sprake is van verontschuldigbare onmacht ten aanzien van het veroorzaken van het ongeval. In ieder geval heeft de verdachte het ongeval niet opzettelijk veroorzaakt.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er een onverwachte verkeerssituatie is geweest en dat hooguit kan worden gesteld dat de verdachte onvoldoende oplettend is geweest. Een enkele verkeersovertreding is onvoldoende om aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 WVW aan te nemen.
Als er al sprake is geweest van het gebruik van een mobiele telefoon door de verdachte, dan kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat dit vlak voor of tijdens het ongeval was.
Tenslotte blijkt volgens de raadsman onvoldoende uit de letselverklaringen dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, dan wel dusdanig letsel dat zij daardoor zijn gehinderd in de uitoefening van de dagelijkse bezigheden.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen feit 1
Op 18 oktober 2022 omstreeks 17:24 uur vindt op de Rijksweg A9 in de richting Alkmaar, op de uitvoegstrook “Uitgeest” een ongeval plaats, waarbij vier auto’s betrokken zijn. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende toedracht van dit ongeval.
De verdachte rijdt in een witte bestelauto van het merk Iveco in noordelijke richting over de A9. Hij is op weg naar Castricum en wil de afrit Uitgeest nemen. Door de verkeersdrukte staat op de uitvoegstrook in de richting Uitgeest een file. De verdachte rijdt over de uitvoegstrook en botst met onverminderde snelheid op de achterste auto in de file, een stilstaande of nagenoeg stilstaande Toyota. De bestuurder en enige inzittende van de Toyota is het slachtoffer [slachtoffer 1].
Na de botsing met de Toyota rijdt de bestelauto van de verdachte door over de uitvoegstrook en botst met de voorzijde tegen de achterzijde van een stilstaande Mercedes-Benz. De bestuurder en enige inzittende van de Mercedes-Benz is het slachtoffer [slachtoffer 2].
Door de impact van de aanrijding wordt de Mercedes-Benz naar links geduwd, de rechter rijbaan van de A9 op. Hierbij botst de Mercedes-Benz tegen de linker achterzijde van een voor hem stilstaande Volkswagen Polo. De bestuurder en enige inzittende van deze auto is [slachtoffer 3].
Als gevolg van het ongeval raakt [slachtoffer 1], de bestuurder van de Toyota, gewond. Zij wordt per ambulance vervoerd naar het Medisch Centrum in Alkmaar. Zij heeft een hoofdwond en bij haar is een klein herseninfarct als gevolg van het ongeval vastgesteld. Zij heeft lang moeten revalideren.
[slachtoffer 2], de bestuurder van de Mercedes-Benz, heeft als gevolg van de botsing pijn in zijn nek, schouders en rug. Ook zijn in het ziekenhuis botsplinters in zijn elleboog aangetroffen. Na zeven operaties is hij nog steeds niet volledig hersteld.
[slachtoffer 3], de bestuurder van de Volkswagen, is na de botsing even buiten bewustzijn geweest. Bij hem is een hersenschudding vastgesteld. Ook hij heeft als gevolg van de botsing last van zijn nek, schouders en rug.
[slachtoffer 3] bestuurde de voorste van de vier betrokken auto’s. Hij heeft verklaard dat er file stond op de uitvoegstrook richting Uitgeest toen hij aan kwam rijden. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij net voorbij de afslag Heemskerk al merkte dat het druk was op de afrit Uitgeest. De matrix borden gingen net aan toen hij de afslag Uitgeest op reed. Hij is achteraan in de rij, achter de auto van [slachtoffer 3], aangesloten. Hierna volgde de auto van [slachtoffer 1].
Een medeweggebruiker, de getuige [getuige], reed op 18 oktober 2022 rond 17:24 uur over de A9 in noordelijke richting op de rechter rijstrook, de rijstrook langs de afrit. Hij reed met een snelheid van ongeveer 100 km per uur en zag dat de auto’s op de afrit Uitgeest stil stonden vanwege de drukte. Op dat moment zag hij dat hij rechts werd ingehaald door een witte bestelbus en dat die bestelauto met onverminderde snelheid op een kleine zwarte auto die stilstond de file reed.
Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van de mobiele telefoon door de verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat om 17:17 uur een inkomend gesprek via de applicatie Whatsapp is geaccepteerd, welk gesprek 4 minuten en 56 seconden heeft geduurd. Opvallend is dat dit bericht is verwijderd uit de belhistorie van het toestel.
Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat om 17:22:32 uur de applicatie Whatsapp is geopend, chats met meerdere Whatsapp contacten zijn geopend en twee berichten als gelezen of getoond op het scherm zijn geregistreerd. Na het sluiten en vrijwel meteen weer openen van Whatsapp zijn vervolgens meerdere momenten geregistreerd waarop de gebruiker een tekstbericht aan het typen is. Ook valt op dat de Whatsapp-applicatie vlak na elkaar om 17:23:28 uur twee “shake to undo” bewegingen registreert. Dergelijke momenten kunnen volgens de verbalisant worden geregistreerd wanneer de gebruiker het toestel opzettelijk heen en weer schudt om een eerdere actie ongedaan te maken, maar ook bij een plotselinge beweging, zoals het laten vallen van de telefoon of ten gevolge van een aanrijding. Vervolgens is Whatsapp om 17:24 uur afgesloten, waarna de telefoon is vergrendeld.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist wat een shake to undo-beweging inhoudt en dat hij dit nooit gebruikte om een actie ongedaan te maken.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval bezig was met het verrichten van handelingen op zijn mobiele telefoon en dat hij daardoor niet heeft opgemerkt dat het verkeer op de uitvoegstrook voor hem (nagenoeg) stil stond. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt, dat bij een gereden snelheid van ongeveer 100 km per uur het gebruik van de telefoon gedurende ongeveer een minuut betekent dat de verdachte over een afstand van ruim anderhalve kilometer geen aandacht heeft gehad voor de situatie op de weg. Dit past ook bij de verklaring van getuige/slachtoffer [slachtoffer 2], dat hij net voorbij de afslag Heemskerk al zag dat het druk was op de uitvoegstrook en dat de matrixborden aangingen. Ten gevolge van zijn onoplettendheid is de verdachte met onverminderde snelheid op de achterste auto van de file, de Toyota van slachtoffer [slachtoffer 1], gebotst en vervolgens tegen de volgende auto in de file, de Mercedes-Benz van slachtoffer [slachtoffer 2], die weer is doorgeschoten tegen de Volkswagen van slachtoffer [slachtoffer 3]. De rechtbank acht hierbij van belang dat de “shake to undo” bewegingen van de telefoon van de verdachte passen bij het gegeven dat hij met zijn auto kort na elkaar op twee andere auto’s is gebotst. Ook hecht de rechtbank belang aan het gegeven dat de verdachte op geen enkel moment vaart heeft geminderd en het ongeval kennelijk in het geheel niet heeft zien aankomen.
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak sprake. De verdachte heeft voorafgaand aan en tijdens het ongeval handelingen verricht op zijn mobiele telefoon. Daardoor heeft hij niet opgemerkt dat er op de uitvoegstrook voor hem een file was ontstaan. Hierdoor is hij met onverminderde snelheid tegen twee auto’s in die file gebotst en is één van die auto’s tegen de volgende auto in de file gebotst.
Mate van schuldIn de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat sprake is van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In geval van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte roekeloos heeft gereden en overweegt daartoe als volgt. De wetgever heeft met de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, de toepasselijke strafbepaling bij overtreding van artikel 6 WVW, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) een of meer van de verkeersregels genoemd in artikel 5a WVW in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar van anderen.
a.
Ernstige schending verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan en tijdens het ongeval, terwijl hij reed met een snelheid van ongeveer 100 km per uur, handelingen heeft verricht op zijn mobiele telefoon. Het openen van de applicatie Whatsapp en het openen en typen van tekstberichten betekent dat hij de telefoon op dat moment in zijn hand moet hebben gehad. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid onder k, WVW uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels.
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. In deze zaak heeft de verdachte niet een enkel moment zijn telefoon gepakt maar gedurende ongeveer een minuut handelingen verricht met zijn telefoon. Dit deed hij ook nog toen hij op de uitvoegstrook voor de afrit reed en de afrit naderde. Hierdoor heeft hij niet gemerkt dat het verkeer op de uitvoegstrook voor hem (nagenoeg) stil stond, waardoor hij zonder te remmen met onverminderde snelheid op de achterste auto in de file is gebotst. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet gericht zijn op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of hiervan sprake was, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet de rechtbank kunnen afleiden dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm een opzettelijke schending van de verkeersregels zijn geweest.
De verdachte heeft om 17:17:15 uur een Whatsapp gesprek geaccepteerd, dat vier minuten en 56 seconden heeft geduurd. Vervolgens heeft hij vanaf 17:22:32 gedurende ongeveer een minuut, dus kort voorafgaand aan en tijdens het ongeval, handelingen verricht op zijn mobiele telefoon, waaronder het openen en typen van berichten op Whatsapp. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte bij deze handelingen tijdens het rijden zijn telefoon heeft vastgehouden en dat hij dit opzettelijk heeft gedaan.
Gevaar te duchten
De rechtbank acht het voorzienbaar dat door het hiervoor beschreven vasthouden en gebruiken van een mobiele telefoon tijdens het rijden een zeer gevaarlijke situatie ontstaat. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte gedurende de avondspits met een snelheid van ongeveer 100 km per uur op de invoegstrook van een afrit van een snelweg reed, waar de kans op filevorming toeneemt en extra oplettendheid geboden is. Dat die gevaarlijke situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij drie personen gewond zijn geraakt.
Zwaar lichamelijk letsel
In artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald wat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen. Het artikel vermeldt onder meer ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Naar het oordeel van de Hoge Raad staat het de rechter vrij om ook buiten de in de artikel 82 Sr opgesomde gevallen lichamelijk letsel als
zwaaraan te merken wanneer dat letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. De invulling hiervan hangt nauw samen met de waardering van de feiten.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis waar zij twee dagen heeft verbleven. Zij had een zware hersenschudding en een grote wond boven op haar schedel. Ook heeft zij als gevolg van het ongeval een klein herseninfarct gehad en is geconstateerd dat er gruis in haar evenwichtsorgaan zit waardoor zij snel duizelig is. Zij is voor dit laatste onder behandeling van een KNO-arts. Ten tijde van haar verhoor op 30 januari 2023 had zij één keer per week een behandeling door een fysiotherapeut en begon zij net weer met (twee keer twee uur per week) werken. Ook heeft zij bij die gelegenheid verklaard dat zij op 20 februari 2023 een neurologisch onderzoek zou ondergaan om te zien of zij schade aan haar hersenen heeft opgelopen. De uitkomst hiervan is niet bekend. Wel blijkt uit de geneeskundige verklaring opgemaakt op 22 maart 2023 dat zij een langdurig revalidatietraject heeft gehad.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] had na het ongeval een wondje op zijn elleboog en rug- en schouderklachten. Hij was onder behandeling van een fysiotherapeut, die hem heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis. Daar is gebleken dat hij botsplinters in zijn elleboog heeft, waaraan hij geopereerd moet worden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die deel uitmaakt van het dossier blijkt dat hij voor het ongeval nooit klachten had. Hij heeft inmiddels zeven operaties, waaronder één aan beide schouders tegelijk, moeten ondergaan, heeft lange tijd fysiotherapie gevolgd en meerdere pijnbehandelingen gehad. Uiteindelijk heeft hij als gevolg van zijn klachten zijn bedrijf moeten stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Black-out verweer
De verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeval. Hij heeft al meer dan veertig jaar zijn rijbewijs en rijdt jaarlijks vele kilometers. Dit is hem niet eerder overkomen. Hij gebruikt weliswaar medicijnen maar die zijn nooit van invloed geweest op zijn rijgedrag.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte een black-out heeft gehad en dat aldus sprake is geweest van verontschuldigbare onmacht, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval en dat hij om die reden moet worden vrijgesproken van feit 1.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Het dossier bevat geen medische informatie of andere aanwijzingen die verontschuldigbare onmacht vanwege een black-out aannemelijk maken. Het verweer is ook niet onderbouwd en bovendien niet te rijmen met het feit dat de verdachte vlak voor en tijdens het ongeval diverse handelingen op zijn telefoon heeft verricht.
Conclusie
De rechtbank merkt de gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid aan als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, te weten roekeloosheid. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 18 oktober 2022 te Uitgeest als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto, merk Iveco), daarmede rijdende over de weg, de A9,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
- niet de nodige voorzichtigheid te betrachten en onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- tijdens het rijden met een mobiele telefoon te whatsappen en te bellen en die mobiele telefoon op andere wijze te bedienen, terwijl hij deze in zijn hand had en
- met een gezien de verkeerssituatie onverantwoord hoge snelheid te rijden en zijn snelheid niet aan te passen aan de overige aanwezige verkeersdeelnemers, te weten meerdere voor hem, op de afrit van de A9, stilstaande auto’s en
- tegen meerdere voor hem stilstaande personenauto’s (merken Toyota en Mercedes-Benz) te botsen en een kettingbotsing met meerdere personenauto’s (merken Toyota, Mercedes-Benz en Volkswagen) te veroorzaken,
waardoor aan de bestuurder van die Toyota (te weten [slachtoffer 1]) en die Mercedes-Benz (te weten [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel (te weten aan [slachtoffer 1] fors hoofd- en hersenletsel en aan [slachtoffer 2] elleboog en schouderletsel) is ontstaan;
2.
hij op 18 oktober 2022 te Uitgeest als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Iveco), daarmee rijdende op de weg, de A9,
- niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- tijdens het rijden met een mobiele telefoon heeft gewhatsappt en gebeld en die mobiele telefoon op andere wijze heeft bediend, terwijl hij deze in zijn hand had en
- met een gezien de verkeerssituatie onverantwoord hoge snelheid heeft gereden en zijn snelheid niet aan heeft gepast aan de overige aanwezige verkeersdeelnemers, te weten meerdere voor hem, op de afrit van de A9, stilstaande auto’s en
- tegen meerdere voor hem stilstaande personenauto’s (merken Toyota (met bestuurder [slachtoffer 1]) en Mercedes-Benz (met bestuurder [slachtoffer 2]) is gebotst en een kettingbotsing met meerdere personenauto’s (merken Toyota, Mercedes-Benz en Volkswagen (met bestuurder [slachtoffer 3]) heeft veroorzaakt,
door welke gedragingen van de verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd
en
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar op te leggen, met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs ingevorderd is geweest.
Bij het formuleren van haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat de verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ook heeft zij rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en met een overschrijding van de redelijke termijn met een jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop. Er zijn ruim drie jaar verstreken na het ongeval. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Hij heeft zijn rijbewijs na een foutieve invordering na drie maanden teruggekregen en sindsdien al weer meer dan 100.000 kilometer gereden.
Tenslotte heeft de raadsman erop gewezen dat de reclassering geen interventies nodig acht. De raadsman heeft verzocht aan de verdachte op te leggen een taakstraf van hoogstens 200 uur en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor hoogstens twee jaar.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig ongeval. De verdachte heeft al rijdende met een snelheid van ongeveer 100 km per uur handelingen op zijn mobiele telefoon verricht terwijl hij die telefoon in zijn handen had. Hierdoor heeft hij een file op de afrit niet gezien en is hij zonder snelheid te minderen op enkele auto’s in deze file gebotst met een kettingbotsing als gevolg. Als gevolg van het roekeloze rijgedrag van de verdachte hebben twee mensen zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Een derde is even buiten bewustzijn geraakt en heeft een hersenschudding opgelopen.
Uit de slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] blijkt dat hij drie jaar na dato nog steeds heeft te kampen met de lichamelijke en psychische gevolgen van het ongeval. Ook het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft lang moeten revalideren.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van enig feit is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de reclassering van 11 februari 2025 waarin een straf zonder bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank verder dat de verdachte zijn rijbewijs na drie maanden heeft teruggekregen, hij al bijna drie jaar weer deelneemt aan het verkeer en in die tijd niet is gebleken van verkeersovertredingen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werkzaamheden uit te voeren.
Het tijdsverloop
De berechting heeft pas plaatsgevonden drie jaren na het ongeval. De datum van het ongeval vormt echter niet de aanvangsdatum van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat voor de verdachte niet reeds op dat moment te verwachten viel dat hij voor zijn gedragingen zou worden vervolgd. Uit de stukken volgt niet dat de redelijke termijn zoals hiervoor bedoeld is overschreden. Maar de rechtbank zal bij het bepalen van de straf wel in het voordeel van de verdachte rekening houden met het feit dat het onderzoek lang heeft geduurd en dat de verdachte zich pas drie jaar na het ongeval heeft moeten verantwoorden voor de rechtbank.
De op te leggen straffen
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte voor feit 1 een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren moet worden opgelegd, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door hechtenis voor de duur van 120 dagen.
Daarnaast zal de rechtbank de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat de verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
De rechtbank overweegt daarbij dat, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in beginsel passend was geweest. Gelet op het tijdsverloop, het feit dat de verdachte al weer bijna drie jaar aan het verkeer deelneemt en zijn persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank het echter niet opportuun om de ontzegging (deels) onvoorwaardelijk op te leggen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank het evenmin opportuun om voor feit 2 – een overtreding – een aparte straf of maatregel op te leggen. De rechtbank zal ten aanzien van dit feit toepassing geven aan artikel 9a Sr en volstaan met het uitspreken van een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 55 van het Wetboek van Strafrecht.
5, 6, 175, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderd veertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
twee jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat ten aanzien van de feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. M. Goedhart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2025.
Mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. M. Goedhart zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(--------------------------)