3.3.2Bewijsoverwegingen feit 1
Op 18 oktober 2022 omstreeks 17:24 uur vindt op de Rijksweg A9 in de richting Alkmaar, op de uitvoegstrook “Uitgeest” een ongeval plaats, waarbij vier auto’s betrokken zijn. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende toedracht van dit ongeval.
De verdachte rijdt in een witte bestelauto van het merk Iveco in noordelijke richting over de A9. Hij is op weg naar Castricum en wil de afrit Uitgeest nemen. Door de verkeersdrukte staat op de uitvoegstrook in de richting Uitgeest een file. De verdachte rijdt over de uitvoegstrook en botst met onverminderde snelheid op de achterste auto in de file, een stilstaande of nagenoeg stilstaande Toyota. De bestuurder en enige inzittende van de Toyota is het slachtoffer [slachtoffer 1].
Na de botsing met de Toyota rijdt de bestelauto van de verdachte door over de uitvoegstrook en botst met de voorzijde tegen de achterzijde van een stilstaande Mercedes-Benz. De bestuurder en enige inzittende van de Mercedes-Benz is het slachtoffer [slachtoffer 2].
Door de impact van de aanrijding wordt de Mercedes-Benz naar links geduwd, de rechter rijbaan van de A9 op. Hierbij botst de Mercedes-Benz tegen de linker achterzijde van een voor hem stilstaande Volkswagen Polo. De bestuurder en enige inzittende van deze auto is [slachtoffer 3].
Als gevolg van het ongeval raakt [slachtoffer 1], de bestuurder van de Toyota, gewond. Zij wordt per ambulance vervoerd naar het Medisch Centrum in Alkmaar. Zij heeft een hoofdwond en bij haar is een klein herseninfarct als gevolg van het ongeval vastgesteld. Zij heeft lang moeten revalideren.
[slachtoffer 2], de bestuurder van de Mercedes-Benz, heeft als gevolg van de botsing pijn in zijn nek, schouders en rug. Ook zijn in het ziekenhuis botsplinters in zijn elleboog aangetroffen. Na zeven operaties is hij nog steeds niet volledig hersteld.
[slachtoffer 3], de bestuurder van de Volkswagen, is na de botsing even buiten bewustzijn geweest. Bij hem is een hersenschudding vastgesteld. Ook hij heeft als gevolg van de botsing last van zijn nek, schouders en rug.
[slachtoffer 3] bestuurde de voorste van de vier betrokken auto’s. Hij heeft verklaard dat er file stond op de uitvoegstrook richting Uitgeest toen hij aan kwam rijden. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij net voorbij de afslag Heemskerk al merkte dat het druk was op de afrit Uitgeest. De matrix borden gingen net aan toen hij de afslag Uitgeest op reed. Hij is achteraan in de rij, achter de auto van [slachtoffer 3], aangesloten. Hierna volgde de auto van [slachtoffer 1].
Een medeweggebruiker, de getuige [getuige], reed op 18 oktober 2022 rond 17:24 uur over de A9 in noordelijke richting op de rechter rijstrook, de rijstrook langs de afrit. Hij reed met een snelheid van ongeveer 100 km per uur en zag dat de auto’s op de afrit Uitgeest stil stonden vanwege de drukte. Op dat moment zag hij dat hij rechts werd ingehaald door een witte bestelbus en dat die bestelauto met onverminderde snelheid op een kleine zwarte auto die stilstond de file reed.
Er is onderzoek gedaan naar het gebruik van de mobiele telefoon door de verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat om 17:17 uur een inkomend gesprek via de applicatie Whatsapp is geaccepteerd, welk gesprek 4 minuten en 56 seconden heeft geduurd. Opvallend is dat dit bericht is verwijderd uit de belhistorie van het toestel.
Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat om 17:22:32 uur de applicatie Whatsapp is geopend, chats met meerdere Whatsapp contacten zijn geopend en twee berichten als gelezen of getoond op het scherm zijn geregistreerd. Na het sluiten en vrijwel meteen weer openen van Whatsapp zijn vervolgens meerdere momenten geregistreerd waarop de gebruiker een tekstbericht aan het typen is. Ook valt op dat de Whatsapp-applicatie vlak na elkaar om 17:23:28 uur twee “shake to undo” bewegingen registreert. Dergelijke momenten kunnen volgens de verbalisant worden geregistreerd wanneer de gebruiker het toestel opzettelijk heen en weer schudt om een eerdere actie ongedaan te maken, maar ook bij een plotselinge beweging, zoals het laten vallen van de telefoon of ten gevolge van een aanrijding. Vervolgens is Whatsapp om 17:24 uur afgesloten, waarna de telefoon is vergrendeld.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist wat een shake to undo-beweging inhoudt en dat hij dit nooit gebruikte om een actie ongedaan te maken.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval bezig was met het verrichten van handelingen op zijn mobiele telefoon en dat hij daardoor niet heeft opgemerkt dat het verkeer op de uitvoegstrook voor hem (nagenoeg) stil stond. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt, dat bij een gereden snelheid van ongeveer 100 km per uur het gebruik van de telefoon gedurende ongeveer een minuut betekent dat de verdachte over een afstand van ruim anderhalve kilometer geen aandacht heeft gehad voor de situatie op de weg. Dit past ook bij de verklaring van getuige/slachtoffer [slachtoffer 2], dat hij net voorbij de afslag Heemskerk al zag dat het druk was op de uitvoegstrook en dat de matrixborden aangingen. Ten gevolge van zijn onoplettendheid is de verdachte met onverminderde snelheid op de achterste auto van de file, de Toyota van slachtoffer [slachtoffer 1], gebotst en vervolgens tegen de volgende auto in de file, de Mercedes-Benz van slachtoffer [slachtoffer 2], die weer is doorgeschoten tegen de Volkswagen van slachtoffer [slachtoffer 3]. De rechtbank acht hierbij van belang dat de “shake to undo” bewegingen van de telefoon van de verdachte passen bij het gegeven dat hij met zijn auto kort na elkaar op twee andere auto’s is gebotst. Ook hecht de rechtbank belang aan het gegeven dat de verdachte op geen enkel moment vaart heeft geminderd en het ongeval kennelijk in het geheel niet heeft zien aankomen.
Causaliteit
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is allereerst vereist dat er een causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in deze zaak sprake. De verdachte heeft voorafgaand aan en tijdens het ongeval handelingen verricht op zijn mobiele telefoon. Daardoor heeft hij niet opgemerkt dat er op de uitvoegstrook voor hem een file was ontstaan. Hierdoor is hij met onverminderde snelheid tegen twee auto’s in die file gebotst en is één van die auto’s tegen de volgende auto in de file gebotst.
Mate van schuldIn de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat sprake is van verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In geval van gedragingen met een hogere graad van verwijtbaarheid kan dit worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte roekeloos heeft gereden en overweegt daartoe als volgt. De wetgever heeft met de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, de toepasselijke strafbepaling bij overtreding van artikel 6 WVW, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
In het kader van artikel 5a WVW moet de rechtbank beoordelen of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) een of meer van de verkeersregels genoemd in artikel 5a WVW in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar van anderen.
a.
Ernstige schending verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan en tijdens het ongeval, terwijl hij reed met een snelheid van ongeveer 100 km per uur, handelingen heeft verricht op zijn mobiele telefoon. Het openen van de applicatie Whatsapp en het openen en typen van tekstberichten betekent dat hij de telefoon op dat moment in zijn hand moet hebben gehad. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid onder k, WVW uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels.
Artikel 5a WVW ziet alleen op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. In deze zaak heeft de verdachte niet een enkel moment zijn telefoon gepakt maar gedurende ongeveer een minuut handelingen verricht met zijn telefoon. Dit deed hij ook nog toen hij op de uitvoegstrook voor de afrit reed en de afrit naderde. Hierdoor heeft hij niet gemerkt dat het verkeer op de uitvoegstrook voor hem (nagenoeg) stil stond, waardoor hij zonder te remmen met onverminderde snelheid op de achterste auto in de file is gebotst. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat sprake is van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet gericht zijn op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het beantwoorden van de vraag of hiervan sprake was, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet de rechtbank kunnen afleiden dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm een opzettelijke schending van de verkeersregels zijn geweest.
De verdachte heeft om 17:17:15 uur een Whatsapp gesprek geaccepteerd, dat vier minuten en 56 seconden heeft geduurd. Vervolgens heeft hij vanaf 17:22:32 gedurende ongeveer een minuut, dus kort voorafgaand aan en tijdens het ongeval, handelingen verricht op zijn mobiele telefoon, waaronder het openen en typen van berichten op Whatsapp. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte bij deze handelingen tijdens het rijden zijn telefoon heeft vastgehouden en dat hij dit opzettelijk heeft gedaan.
Gevaar te duchten
De rechtbank acht het voorzienbaar dat door het hiervoor beschreven vasthouden en gebruiken van een mobiele telefoon tijdens het rijden een zeer gevaarlijke situatie ontstaat. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte gedurende de avondspits met een snelheid van ongeveer 100 km per uur op de invoegstrook van een afrit van een snelweg reed, waar de kans op filevorming toeneemt en extra oplettendheid geboden is. Dat die gevaarlijke situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij drie personen gewond zijn geraakt.
Zwaar lichamelijk letsel
In artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bepaald wat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen. Het artikel vermeldt onder meer ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Naar het oordeel van de Hoge Raad staat het de rechter vrij om ook buiten de in de artikel 82 Sr opgesomde gevallen lichamelijk letsel als
zwaaraan te merken wanneer dat letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. De invulling hiervan hangt nauw samen met de waardering van de feiten.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is per ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis waar zij twee dagen heeft verbleven. Zij had een zware hersenschudding en een grote wond boven op haar schedel. Ook heeft zij als gevolg van het ongeval een klein herseninfarct gehad en is geconstateerd dat er gruis in haar evenwichtsorgaan zit waardoor zij snel duizelig is. Zij is voor dit laatste onder behandeling van een KNO-arts. Ten tijde van haar verhoor op 30 januari 2023 had zij één keer per week een behandeling door een fysiotherapeut en begon zij net weer met (twee keer twee uur per week) werken. Ook heeft zij bij die gelegenheid verklaard dat zij op 20 februari 2023 een neurologisch onderzoek zou ondergaan om te zien of zij schade aan haar hersenen heeft opgelopen. De uitkomst hiervan is niet bekend. Wel blijkt uit de geneeskundige verklaring opgemaakt op 22 maart 2023 dat zij een langdurig revalidatietraject heeft gehad.
Het slachtoffer [slachtoffer 2] had na het ongeval een wondje op zijn elleboog en rug- en schouderklachten. Hij was onder behandeling van een fysiotherapeut, die hem heeft doorgestuurd naar het ziekenhuis. Daar is gebleken dat hij botsplinters in zijn elleboog heeft, waaraan hij geopereerd moet worden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die deel uitmaakt van het dossier blijkt dat hij voor het ongeval nooit klachten had. Hij heeft inmiddels zeven operaties, waaronder één aan beide schouders tegelijk, moeten ondergaan, heeft lange tijd fysiotherapie gevolgd en meerdere pijnbehandelingen gehad. Uiteindelijk heeft hij als gevolg van zijn klachten zijn bedrijf moeten stoppen.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken.
Black-out verweer
De verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeval. Hij heeft al meer dan veertig jaar zijn rijbewijs en rijdt jaarlijks vele kilometers. Dit is hem niet eerder overkomen. Hij gebruikt weliswaar medicijnen maar die zijn nooit van invloed geweest op zijn rijgedrag.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte een black-out heeft gehad en dat aldus sprake is geweest van verontschuldigbare onmacht, zodat niet kan worden bewezen dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval en dat hij om die reden moet worden vrijgesproken van feit 1.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Het dossier bevat geen medische informatie of andere aanwijzingen die verontschuldigbare onmacht vanwege een black-out aannemelijk maken. Het verweer is ook niet onderbouwd en bovendien niet te rijmen met het feit dat de verdachte vlak voor en tijdens het ongeval diverse handelingen op zijn telefoon heeft verricht.
Conclusie
De rechtbank merkt de gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid aan als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, te weten roekeloosheid. De rechtbank acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.