ECLI:NL:RBNHO:2025:1324

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
10657756
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van vertraagde vlucht tegen Royal Air Maroc

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder Royal Air Maroc vanwege een vertraagde vlucht op 26 juni 2022 van Amsterdam-Schiphol naar Nador International Airport. De passagiers vorderen compensatie van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom en erkent dat de aanmaningen per e-mail zijn ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op schadevergoeding bij vertraging van meer dan drie uur. De kantonrechter wijst de vordering grotendeels toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt in overeenstemming met de geldende regelgeving. De proceskosten worden toegewezen aan de passagiers, aangezien de vervoerder grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de kantonrechter wijst het verzoek om een certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 af, omdat de vervoerder niet in een lidstaat is gevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10657756 \ CV EXPL 23-5310
Uitspraakdatum: 29 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1],

2. [eiser 2], wonende te [plaats 2],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: A. Arends (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de door de passagiers gevorderde hoofdsom. Daarnaast is geen sprake van rauwelijks dagvaarden, nu de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen hem per e-mail hebben bereikt. De vordering van de passagiers wordt daarom (grotendeels) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 26 juni 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador International Airport (Marokko), met vlucht AT1681 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier. [1]
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagiers Yource B.V. hebben gemachtigd om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. De vervoerder voert daartoe aan dat de handtekeningen op de overgelegde volmachten in behoorlijke mate afwijken van de in de paspoorten van de passagiers geplaatste handtekeningen.
4.3.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de handtekeningen van de passagiers op de volmachten voldoende overeenkomen met de handtekeningen in hun paspoorten. Bovendien hebben de passagiers met het overleggen van de boekingsdocumenten, kopieën van de paspoorten en vanwege het feit dat de vervoerder niet heeft betwist dat de passagiers op 26 juni 2022 zijn meegevlogen met de vlucht, voldoende onderbouwd dat zij Yource B.V. hebben gemachtigd om namens hen te procederen.
4.4.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de door de passagiers gevorderde hoofdsom, zodat deze zal worden toegewezen.
4.5.
Ten aanzien van de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. De passagiers hebben de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [2] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van de passagiers - waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 26 juni 2022, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.6.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. De vervoerder stelt dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat de passagiers een procedure hadden kunnen voorkomen door op de juiste wijze een volledig dossier aan te leveren (via het webformulier op zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft echter op 18 juli 2022 en 28 juli 2022 aanmaningen namens de passagiers verstuurd naar een e-mailadres van de vervoerder. De vervoerder betwist dat deze aanmaningen zijn verstuurd en hem hebben bereikt. De passagiers hebben hun vordering volgens de vervoerder ook niet via zijn website ingediend. Ten slotte heeft de vervoerder bij conclusie van dupliek aangevoerd dat de aanmaningen niet voorzien waren van de bijbehorende stukken, zodat hij niet in staat was om de claim te beoordelen.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen hem per e-mail hebben bereikt. De omstandigheid dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. Daarnaast heeft de vervoerder zijn stelling dat de aanmaningen niet voorzien waren van de relevante stukken onvoldoende onderbouwd, nu hij ook niet heeft gesteld dat hij om deze stukken heeft gevraagd. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.10.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6:83 sub b BW.